Dit immer bestaat uit 2 bladen VARINKA Und van althna Uitgave FIRMA L. J. VEERMAN - HEUSDEN. No. 5365 Woensdag 13 September 1933. Huldiging van H. M. de Koningin. EEUILLETON. Int. Telefoon no. 19. Postrekening no. 61525. Zij, die zich op dit Blad irenschen te abonneer en, ontvangen de tot 1 Oct verschijnende nummers GRATIS door Dr. W. JORDAN. „Gij hebt gelijk/' antwoordde Varin- ka en herkreeg schielijk haar gewone vastberadenheid^ die bij haar steeds met het gevaar gelijken tred hield. „Ga, zoek uw broeder op." i,Dezen morgen kan niets meer ge schieden," antwoordde Annuschka en haalde een rolgordijn op, „want gij ziet, de dag breekt reeds aan." „Maar wat doen wij met het lijk Van den ongelukkige?" „Vandaag blijft hij hier liggen, en wanneer gij van avond in den hof- schouwburg zijt, dan ruimt mijn broe der hem uit den weg." „Het is immers waar," prevelde Va- rinka binnensmonds, „ik ga hedenavond naar het theater; hoe zou ik daar kun nen ontbreken; men zou aan een won der gelooven, O groote God!" „Help mij freule!" zeide Annusch ka. „ik heb alleen geen kracht genoeg!" Varinka werd vreeselijk bleek. Maar het gevaar drong tot spoed aan en vastberaden trad zij naar het lijk van den geliefde, beurde hem aan de schou ders in de hoogte, terwijl het meisje hem bij de voeten hield en zij bei den legden hem weer in de kist. An nuschka sloot deze zorgvuldig toe, stak den sleutel in haar boezem en wierp er weer het linnengoed op. Hoewel Varinka begrijpelijkerwijs geen oog gesloten had, ging zij toch tegen het ontbijtuur naar haar vader, om dezen ook niet de minste aanleiding tot argwaan te geven. Toch zag zij er bleek uit, als ware zij zooeven uit het graf verrezen. De generaal schreef dit echter aan de nachtelijke storing toe. Het was een gelukkige gedachte van haa|r geweest, te zeggen, dat Feodor zich op reis had begeven; want zoo was de generaal niet alleen niet ver wonderd over zijn uitblijven, daar het immers zijn dochter rechtvaardigde, maar verklaarde ook onverholen, dat hij zijn adjudant zelve met een last geving had heengezonden. Varinka keerde niet vroeger in haar kamer te rug, dan toen zij zich voor den avond moest aankleeden. Voor acht dagen was zij met Feodor samen in den schouw burg geweest. Zij had een lichte ongesteldheid kun nen voorwenden en te huis blijven, maar een tweevoudige bezorgdheid ried haar dit af. De generaal had zich wellicht harentwege verontrust, ware ook te huis gebleven en had daardoor de uit de wegruiming van het lijk be moeilijkt. Voorts wenschte zij een ont moeting met Iwan te vermijden, om zich niet voor een lijfeigene te moe ten schamen. Zij besloot dus, een bo vennatuurlijke krachtsinspanning tetoo- nen, en ving aan, door haar trouwe Annuschka bijgestaan, met dezelfde zorgvuldigheid het toilet te maken, als begaf zij zich naar een schitterend feest. Toen die thans zoo pijnlijke toilet bezigheid afgeloopen was, beval zij An nuschka de deur te sluiten, want zij wil de Feodor nog eenmaal zien en het ontzielde lichaam haars geliefden een laatst vaarwel toeroepen. Het hoofd met bloemen omkransd, met paareln en ju- weelen beharigen, maaF het hart met een ijskorst omfloersd, trad zij met angstvalligen tred in de zijkamer en boog, zonder een traan te storten, zon der een zucht te laten hooren, met de diepe en bijna levenlooze kalmte der vertwijfeling over Feodor heen, nam hem een eenvoudigen ring van den vinger, drukte hem een kus op het voorhoofd en zeide op een toon, die, ondanks zijn schijnbare vastheid, het meest verstokte, het meest koude hart van aandoening had doen trillen: „Vaarwel, mijn bruidegom!" Daar weerklonken voetstappen in de nabijheid. De generaal zond een ka merdienaar, om te vragen, of zijn doch ter gereed was. Annuschka liet het deksel vallen, en Varinka volgde den dienaar, haar zoogzuster de vervulling van den treurigen plicht overlatend. Weinig tijds later rolde de koets des generaals door de groote burschtpoort. Annuschka bracht een half uur zoek en zocht daarna Iwan op. Hij zat met Gregor, aan wien de generaal woord gehouden en die nog dienzelfden dag duizend roebels en zijn vrijheid beko men had, vroolijk onder het glas. Ge lukkigerwijze had het gelag eerst zoo even een aanvang genomen, en Iwans hoofd scheen nog helder genoeg, 'zoo dat zijn zuster meende, hem het geheim te kunnen vertrouwen. Hij volgde Annuschka in de kamer van Varinka. Zij herinnerde hem er aan, hoe vaak Varinka, in, spijt van al haar trots, zeer edelmoedig was, en hem reeds vele weldaden bewezën had. Daar de Rus in beschonken toe stand steeds tot tevredenheid geneigd is, hadden de weinige glazen, die hij van hun inhoud beroofd had, hem tot erkentelijkheid gestemd. Hij sprak van zijn gehechtheid in zulke aanmoedi gende bewoordingen, dat Annuschka niet langer bezwaar maakte, den kist- deksel te openen en hem Feodors lijk te toonen. Bij dit vreeselijk schouwspel bleef Iwan een oogenblik verstijfd staan; maar weldra erkende hij, wat hem de bekendheid met zulk een geheim aan welvaart kon aanbrengen, zwoer met de heiligste eeden, zijn gebiedster nooit te verraden, en bood zich aan, het lijk uit den weg te ruimen. Dit was geen moeilijke taak. In plaats tot Gregor en zijn kameraden naar de brandewijntafel terug te keeren, bracht hij een slede in gereedheid, belaadde haar met stroo en verschool er een ijshijl in. Dan verzekerde hij zich eerst, of hem niemand beluisterde en droeg daarna het lijk naar beneden, verborg het in het stroo, plaatste zich daarop en reed de Newski-Perspektive langs, en verder op de Newa. Nadat hij zich ver genoeg verwijderd had, sloeg hij een gat in het twee voet dikke ijs, liet het lijk naar beneden glijden en keerde terug, terwijl Feodors stoffelijk overschot aan het bed der golven werd toevertrouwd. Tegen middernacht keerde Varinka met haar vader terug. Een inwendige gloed had 'haar den ganschen avond verteerd, zoodat zij er nu schooner dan, ooit uitzag. De eerste en voornaam ste heeren van het hof hadden haar met huldebetuigingen overladen. Annuschka wachtte reeds in de ves tibule. Varinka wierp haar een vragen- den blik toe. „Alles is gelukkig afgeloopen/' fluis terde het kamermeisje. Varinkja haalde ruim adem, als voel de zij zich van een oentenaarslast ont heven. Hoeveel macht zij ook over rich zelve bezat, langer had zij de tegen woordigheid haars vaders niet kunnen verdragen; zij verontschuldigde zich we gens vermoeienis het avondeten niet met hem fce kunnen nuttigen. Nauwelijks was de deur harer kamer gesloten, of zij rukte de bloemen uit heur haar, de sieraden van de borst, liet zich haar keurslijf met de schaar opensnijden, wierp zich op haar bed en kon nu eindelijk weenen en de han den wringen. Annuschka kreeg den volgenden dag bevel, haar broeder daaromtrent in te lichten, dat een te aanzienlijke som bij een lijfeigene argwaan zou kunnen wekken; daarom zeide zij hem, zoo vaak hij geld noodig had, moest hij slechts eischen. (Wordt vervolgdJ. voor het Land van Hensden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard Dit blad verschijnt WOENSDAGMORGEN en VRIJDAGMIDDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.10, franco per post beschikt f 1.25. Bij onze Agenten lOcent per week. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiên van 16 regels 90 cent. Elke regel meer 15 cent. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiên worden tot Dinsdagmiddag 1 uur en Vrijdagmorgen 9 uur ingewacht. van hen, die hem hebben meegemaakt. Het aaogrijpende en ongekende schouw spel begon reeds, toen de Koninklijke Familie het paleis verliet, het carillon van het paleis het Kroningslied en daarna het Wilhelmus speelde, door de duizend voudige menigte uit volle borst meege zongen. Het vormde een machtige manifes tatie van de verknochtheid aan het huis van Oranje. Onder het gejuich van tien* duizenden werd de tocht naar het stadion gemaakt. Alle klokken der stad galmden hunne vreugde uit, terwijl de sirenes der fabrieken zich in het huldebetoon meng den. De huldiging van H. M. de Koningin in het Stadion te Amsterdam op Zaterdag 9 September ter herdenking van haar 35-jarig Tegeeringsjnbileum, is geworden een grootsshe uiting van aanhankelijkheid aan het Vorstelijk huis en van nationaal gevoel. Duizenden en duizenden waren uit alle oorden van ons land, uitOosten West, uit Noord en Zuid, naar Amster dam getogen, getooid met Oranje, ter eere van de Koningin. Het was een dag, die niet vergeten zal worden en in het geheugen zal blijven In het stadion hadden zich inmiddels ruim 30.000 menschen verzameld. Op een aparte tribune, gebouwd op de eeretribune, glinsterden de ambtsketenen op het zwart der jassen van de burge meesters van zeshonderd gemeenten. Op de trihune aan den voet van de konink lijke loge schitterde het goud en zilver en woeien de pluimen van ontelbare gala uniformen van hooggeplaatste autoriteiten. Daar zag men vele ministers, de Com missarissen der Koningin van tien pro vincies de gezanten en zaakgelastigden van Argentinië, de Ver. Staten, België, Chili, Duitschland, Egypte, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Japan, Polen, Portugal, Turkije, de Unie van Zuid-Afrika en Zweden, de Nederland sche gezanten in Italië en Roemenië, benevens de Nederlandsche zaakgelastigde in Duitschland, de Bisschop van Haarlem enz. De koninklijke loge op de eere-tribune prijkte in een weelderigen tooi van bloe men, meest dahlia'sin 't midden een enorm bloemstuk, dat het wapen van Nederland liet zien. Slechts door weinigen bemerkt was H. M. de Koningin-Moeder, komende van Soestdijk, het Stadion binnengekomen en nam in de Koningsloge plaats. Buiten het stadion en in de straten in de naaste omgeving hadden zich meer dan 45.000 menschen uit alle oorden des lands opgesteld, om voor H. M de Ko ningin te defileeren, wat een grootsche manifestatie is geworden, die zeer zeker in de eerste plaats op de Kon. Familie, maar ook op tienduizende bezoekers een diepen indruk zal hebben gemaakt. Het begon al aanstonds by het begin, toen de Koninklijke jubilaresse, haar moe der, dochter en echtgenoot, in doorluch tige calèches en landauers het stadion binnenreden en toen geen enkel gejuich gehoord werd (op verzoek, teneinde de paarden geen schrik aan te jagen), maar de dertigduizend bezoekers eerbiedig op rezen en de myriaden kleine oranje-vlag getjes r lischend heen en weer zwaaiden. Des te hartelijker klonk het gejuich, toen de vorstelijke personen uitstapten en na de verwelkoming door het comité bezit namen van hun plaatsen tusschen de decoratieve hagen van geelkleurige ster chrysanten. Dominee A. G. H. van Hoogenhuijze, voorzitter van de commissie van advies, gevormd uit het eere-comité, sprak daarna de volgende rede, duidelijk ver staanbaar voor iedereen. Majesteit, Het is mij als voorzitter van de Com missie van Advies een hooge eer om na mens het Uitvoerend Comité der jongeren op dit historische oogenblik Uwe Majes teit te zeggen, hoe dankbaar het Neder landsche volk is, dat Uwe Majesteit deze hulde heeft willen in ontvangst nemen Heden stroomt er een vloedgolf van vreugde door ons volk heen, omdat het dankbaar gedenken mag, dat Uwe Majes teit vijf en dertig jaren lang den scepter draagt door God in 1898 in Uwe handen gelegd. Nederland is dankbaar aan God, die aan ons land en volk Uwe Majesteit schonk. Nederland is dankbaar aau Uwe Majesteit voor de groote trouw en zeld zame toewijding waarmede Uwe Majesteit al die jaren, waarvan er vele uitermate moeilijk waren, Hare Koninklijke taak heeft vervuld. Een eenig partijloos juichend volk heeft zich heden in het Amsterdamsche Stadion vereenigd om aan Uwe Majesteit een nationale hulde te brengen, daartoe ge dreven enkel en alleen door de innige liefde voor Uwe Majesteit, die er leeft in de harten van Neerlands volk En nu is dit het bijzondere van deze huldiging, dat die is voorbereid en uit gevoerd door Neerlands jongeren die nu nog staande in den bloei der jeugd, straks de plaatsen zullen innemen door de oude ren lediggelaten, en die heden aan Uwe Majesteit en aan heel het Koninklijk Huis willen toonen dat er een jong Nederland is, dat onverzwakt en ondubbelzinnig zich schaart om Uwer Majesteits troon. Een jong Nederland op hetwelk Uwe Majesteit rekenen kan, dat ten alle tijde bereid is om, als dat wat God verhoede ooit noodig zou zijn, alles voor Uwe Majesteit te offeren Daaraan heden voor Uwe Majesteit uiting te geven is hun een voorrecht en een eer. En aan den oproep der jongeren heb ben de ouderen gehoor gegeven. Van uit de elf provinciën, tot zelfs uit den nieu wen Wieringermeerpolder toe zijn ze naar Amsterdam gekomen, de aanzienlijken en eenvoudigen, om Uwe Majesteit te huldi gen, 30.000 in het Stadion, 45.000 die in een kleurenrijk défilé van hunne ver knochtheid aan het Oranjehuis willen blijk geven, terwijl vele meer duizenden in Nederland en in Nederlandsch-Indië, luis terend in hun huiskamer naar wat hier geschiedt, in die hulde instemmen. Uwe Majesteit aanvaarde deze hulde als een bewijs, dat in het hart van Neer lands volk onuitroeibaar is vastgelegd de liefde voor Uwe Majesteit en voor het Huis van Oranje, waaraan het naast God zooveel heeft te danken. Laten de tijden moeilijk zijn en de horizon donker, wij weten dat boven het wereldgebeuren de Almachtige God staat, en Hem willen wij bidden, dat trots alle stormen van den tijd Nederland en OraDje onverbreekbaar één mogen blijven. En als zoo straks uit de monden van deze vele duizenden het aloude Wilhelmus zal opklinken, dan is dat méér dan het zingen van ons Volkslied, dan wordt daarin vertolkt de bede dat God Uwe Majesteit en haar Huis nog vele jaren voor ons land en ons volk sparen moge. Wij willen dat zeggen allen te zamen met deze drie woorden Leve de'Koningin! Hierop sprak Hare Majesteit de volgende rede uit Mijnheer de Voorzitter I Het is mijn wensch persoonlijk Neer lands Jongeren, die de voorbereiding van deze grootsche en indrukwekkende be tooging op zich namen, en allen die zich opmaakten daaraan deel te nemen, mijn hartgrondigen dank te betuigen voor dit blijk van hun aanhankelijkheid en treuw, nu ik 35 jaren zoo nauw aan mijn Velk verbonden ben geweest. Hierbij gedenk ik ook de talloos velen, die deze ure uit de verte met ons medeleven, zoo in het Vaderland als in Nederland onder de keer kringen, en breng hen daarvoor mijn bij zondere erkentelijkheid. I Als ik op dit tijdperk terugzie, dan is het met een hart vol dankbaarheid voor al het schoone en goede dat ik van mijn Volk heb mogen ondervinden, dan wordt ik steeds opnieuw getroffen door de be wijzen van verknochtheid en den steun mii, niet het minst in moeilijke en zorg volle dagen ten deel gevallen en welke ik thans, in deze ure, andermaal op on dubbelzinnige wijze ondervind. Pogen mijn plicht te vervullen tegen over het Vaderland is mij in donkere tijden meer dan ooit een voorrecht en bron van blijdschap, waar ik mij gedragen weet door uwe trouw en medeleven. De Nationale gedachte bindt ons hier allen te zamen. Wij willen ons zelf zijn en blijven. Wij willen voortbouwen op de grond slagen door onze Vaderen gelegd. Ons bewust van onze roeping tegenover óns, zelf en in het groote gezin der VolfefitfeEi Wij willen putten uit de schatten ons door een groot -Voorgeslacht nagelaten, overtuigd daarin ten allen tijde overvloe dig te vinden hetgeen wij behoeven om met taaie volharding en zich steeds weer vernieuwende kracht te streven naa» de aanpassing bij gewijzigde wereldomstaa— digheden, welke onder Gods zegen ons weer een gelukkige toekomst brengen kan. Ik bid God om wijsheid en sterkte, om U in den tijd, die vóór ons ligt, vastbe raden daarin voor te gaan. Mij thans in het bijzonder richtend tot de Jongeren, wensch ik tot hen een woord van oprechte waardeering te spreken vper den ijver en de voortvarendheid, welke zij hebben aan den dag gelegd bij de voor bereiding van deze voor mij onvergetelijke ure en voor hun trouw en toewijding aan mij en mijn huis. Een schoone toekomst zij voor hen weggelegd, indien zij langs de beproefde wegen, zooeven door mg aangeduid, straks'hunne krachten gaan wijden aan den opbouw van het tijdperk, dat voor ons ligt Waar zij in de groote

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1933 | | pagina 1