1.5419 Vrijdag 23 Maart.
De Grootmoeder.
Enorme
voorraad
Zéér lage
prijzen
TWEEDE BLAD
Ruwe, Roode,
Stukke Handen
voor het Land
van Heusden en Altena,
de Langstraat
en de Bommelerwaard.
Uit het dageljjksch leven,
Koningin=Moeder.
INGEZONDEN
FEUILLETON.
FORNUIZEN
HET BESTE VAN
ESTE I
BEHOORENDE BIJ HET
Wij hebben de vlaggen half-stok zien
uitwaaien op torens en publieke ge
bouwen; we luisterden ontroerd naar
het sonore doodenlied dat de klokken
uitgalmden over de aarde, maar een
prille lente en een bedeesde bloem het
naderende voorjaar verkondigden. Toen
voelden we of eens héél sterk: Konin
gin-Moeder is dood; er is rouw over
ons Oranje-huis gevallen en er is rouw
over geheel ons Vaderland, tot in de
verste uithoeken en kleinste gehuch
ten; tot in de harten der eenvoudigsten
en den nederigsten die zich neder-
landsch onderdaan voelen.
Het beminnelijke en lieftallige ge
laat, waarop het leven de stempels
van hooge wijsheid en zuivere men-
schenliefde gedrukt had, waaruit naast
moederlijke zachtheid ook nobele ver
hevenheid' sprak, is voor den dood
tot'strakke geslotenheid gekomen. Een
edel hart, dat doordrongen is geweest
van een daadwerkelijk christendom en
dat een voorbeeldige offerzin aan den
dag legde, kwam tot stilstand. Een le-
leven, in dienst der charitas en toege
wijd aan de menschheid, ging van ons
heen, achterlatend het schoone voor
beeld van den adel des harte en de
dienende liefdadigheid der ziel.
Datgene, wat stralend glanst over
dit koninklijke leven is: de liefde. De
liefde voor den evenmensch. Zelve ver
klaarde de Vorstin eertijds dat er voor
den zelfzuchtigen mensch en voor hem,
die zich het middelpunt waant, geen
waarachtige vreugde in dit leven is
weggelegd. Haar schoon devies was
dan ook: „Het voornaamste is niet
gelukkig worden, doch anderen geluk
kig-maken."
En hiernaar heeft zich haar ge.heele
toegewijde leven gericht en hierdoor
zal zij achter blijven in de herinnering
van allen, die haar hart gevoeld en
ondervonden, doch vooral haar wijs
heid en leerling begrepen hebben.
HARRY POLL.
(Buiten verantwoording der Red.).
Beleefd vraag ik U een bescheiden
plaatsje in uw blad, bij voorbaat mijn
dank.
In uw blad van Vrijdag j.l. ontmoetten
wij een ingezonden schrijven, met als
onderteekening „Speurder".
Dat deze speurder niet goed „ge
speurd" heeft blijkt uit het volgende
Speurder begint dan dat hij werkelijk
48.
O! zeide Geneviève met een
bijzonder accent.
Mijnheer Lionnet keek haar lang aan.
Ja, voegde hij er bij ik
wil gaarne 'een huis op den boule
vard Malesherbe koopen, en zou nu
gaarne den raad van mijn jongen vriend
Merson inwinnen. Ik heb mij er altijd
goed bij 'bevonden; hij heeft een goed
oog en •vergist zich zelden.
Hij zal \vef gelukkig zijn met het
vertrouwen, dat 'gij in hem stelt.
Henri heeft 'een edel hart, dat
heel dankbaar 'is voor het weinige,
dat ik 'voor hem heb gedaan.
Waarom zegt ge weinig? Mijn
heer Henri Merson heeft aan u alles
te danken. Eerst was hij een gewoon
teekenaar bij 'u, zonder fortuin en had
een moeder te onderhouden, die, om
hem een goede opvoeding te kunnen
geven, zich alle genoegens heeft ont
zegd, ja, dikwijls gebrek heeft gele
den. Gij hebt het gezien, en toen gij
zijn grooten aanleg ontdekte, hebt gij
de kosten 'van zijn onderwijs betaald,
en 'in 'alle kosten voorzien gedurende de
jaren, die 'hij aan de school voor fraaie
kunsten heeft 'doorgebracht.
Ja, Geneviève, Ik zag, dat het
even gelachen bad toen hij het bericht
over den diefstal van de goalpalen op het
afgesloten Juliana-terrein enz. gelezen
had. Speurder is dus toen reeds op de
hoogte geweest wie zich aan deze bruta
liteit had schuldig gemaakt. De bericht
gever echter was een andere meening
toegedaan en vermoedde niet, evenals
Juliana, dat dergelijke handelingen door
de V.V. Longa zouden worden gedaan,
vandaar dat Juliana zich verplicht zag
dezen diefstal bij de politie aan te geven.
Verder geeft „Spreurder" een nauwkeurige
uiteenzetting waarover hij toch blijk
baar niet goed was ingelicht en ik dit
hier zal herstellen.
Vanaf Mei 1930 tot Jan. 1934 speelde de
v.v. Longa gezamelijk met de v.v. Juliana
op één en hetzelfde sportterrein, zulks
bij besluit van B. en W. De aanwezige
goals en afrastering op het terrein was
alles eigendom van Juliana, waarvan Longa
met toestemming van Juliana het mede
gebruik mocbt hebben.
door de schoonmaak weer snel genezen,
zacht en gaaf met PUROL.
Nu waren einde '33 dé goals totaal
versleten waarvan ook Longa het mede
gebruik had gehad. Daar Longa nog een
stel goals in reserve had werden nu
deze door Longa zelf aangeboden en door
Juliana op het terrein geplaatst en niet
zooals „Speurder" schrijft „zonder toe
stemming en zonder medeweten van
Longa". Ook het volgende is een leugen, nl.
„dat Juliana ondanks herhaalde waar
schuwingen deze goals niet wilde terug
geven," daar men zelfs niet één enkele
keer bij den voorzitter om de goals is
geweest, wel bij den secretaris die geen i
toestemming kon verleenen en Longa
naar den voorzitter had verwezen.
Daarbij komt nog ditAls Longa dacht
recht te hebben gehad op de op het
Juliana-terrein aanwezigen goalpalen en
Juliana wilde deze niet teruggeven, waar
om heeft men zich dau niet tot de politie
gewend. Neen ze wilden zich zelf rechten
wat nu eenmaal in Nederland niet gaat
en daarom hebben die leden van Longa
nog een proces verbaal opgeloopen voor
het loopen op verboden terrein en een
proces-verbaal voor vernieling der aan
Juliana behoorende goalijzers. Ik denk
nu aan het bekende spreekwoord„Wie
het laatst lacht, lacht het best".
Ik hoop dat „Speurder" met deze uiteen
zetting thans beter is ingelicht.
Het Bestuur der v.v. Juliana.
J. SENS,
Secretaris-Penningmeester.
Vervolg raadsverslag
DE WERKEN EN SLEEUWIjK.
Bespreking havenplan Werkendam
De Werken.
De Voorzitter deelt mede, dat van
het gemeentebestuur van Werkendam
bericht is 'ingekomen, dat het niet be
reid' is, 'in te gaan op het besluit van
den raad van de Werken en Sleeu
wijk, tot 'het aanleggen van een ge
meenschappelijke haven op het grond
gebied van 'de gemeente de Werken,
waarbij dien uitkomenden grond gebruikt
zal worden tot het maken van bouw
terrein in 'die gemeente. Het gemeen
tebestuur van Werkendam vreest, dat
het bouwen in haar gemeente er sterk
door belemmerd zal worden. De raad
van Werkendam besloot daarom in be
ginsel over te gaan tot het doen gra
ven eener haven aan den Bermsloot
óp het grondgebied van de Werken en
met den uitkomenden grond in de ge
meente Werkendam 'een terrein bouw
rijp te maken.
De Voorzittev zegt, dat B. en W.
deze kwestie hebben besproken en zeer
sympathiek staan tegenover het stre
ven, óm de schippers aan een goe
de haven te helpen. Nu het gemeente
bestuur van Werkendam evenwel wij
ziging heeft gebracht in het oorspron
kelijke plan, meent het college, dat het
gemeentebestuur van *De Werken en
Sleeuwijk zijn royaal aanbod niet kan
handhaven en 'medewerking verleend
moet wordlen op basis van het aantal
schippers dat in iedere gemeente woont.
In Werkendam wonen 90 schippers, jn
de Wierken 6. B. en W. stellen daarom
voor aan het gemeentebestuur van Wer
kendam te berichten, dat de gemeente
de Werken en Sleeuwijk voor 7 pCt.
wil bijdragen in d'e kosten voor het
aanleggen van een haven, waarbij wordt
uitgegaan van de meening, dat de werk
zaamheden in werkverschaffing zullen
plaats vinden en het rijk in de kosten
van deze werkverschaffing voor 103
pCt. zal bijdragen. Het aandeel van de
Werken zal dan komen op f 3435.50,
dat voor Werkendam op f33763.50. B.
en W. zijn van oordeel, dat het ge
meentebestuur van de Werken en Sleeu
wijk zich gelijk moet blijven. Bij het
aanleggen van bouwterrein in de ge
meente Werkendam heeft het geen be
lang en er bestaat geen uitzicht, dat
het daarvan ook eenig voordeel zal
trekken. Thans kan voor de Werken
en Sleeuwijk alleen het belang van
de schippers in die gemeente gelden
en behooren de kosten naar het oordeel
van B. en W, in deze verhouding te
worden omgeslagen.
De heer Sigmond vraagt of de ex
ploitatie der haven ook in deze er-
houding zar! worden gedreven.
De Voorzitter antwoordt toestem
mend. Is de opbrengst meer dan de
kosten hebben bedragen, dan za! 7
pCt. worden afgeschreven voor de Wer
ken en 93 voor Werkendam.
De heer Sigmond vraagt of de ge
meente de Werken dan ook slechts 7
pCt. van het aantal te werkgestelden
zal mogen leveren?
De Voorzitter zegt dit niet te we
ten. De berekening is dat het rijk
100 pCt. in de kosten van werkver
schaffing zal bijdragen. In dat geval
beschikt de Inspecteur over het te
werkstellen van werkeloozen.
De heer v. d. Straten acht het niet
kwaad als nog even in korte trekken
de kwestie van de havenplannen wordt
uiteengezet. Zooals bekend mag wor
den geacht is het voor de schippers
van groot belang, dat er een haven
komt. De plannen daarvoor zijn aan
hangig gemaakt bij „Schuttevaer". Toen
aeze zoover waren, dat ze in de raads
vergadering te Werkendam ter sprake
kwamen, werd daar het plan geopperd,
voor deze plannen de medewerking te
vragen van h,et gemeentebestuur van
de Werken en Sleeuwijk. Toen deze
kwestie in de vergadering van B. en
W. werd besproken, heeft spr. er di
rect zijn instemming mede betuigd, on
der voorwaarde, dat de haven niet zou
worden gegraven op de plaats, waar
het gemeentebestuur van Werkendam
aanvankelijk van plan was. De raad
van Werkendam stemde in met het
aanleggen van een haven op de grens
van zijn gemeente en die van de Wer
ken, waarna de raad van deze laatste
gemeente zoo royaal was voor 40 pCt.
in de kosten bij te dragen. In Wer
kendam was men over deze royaliteit
verwonderd en meende men, dat er
bijbedoelingen achter schuilden. Nu het
plan 'is uitgewerkt blijkt, dat de uitko-:
mende grond bijzonder geschikt is om
bouwterrein van te maken, het ge
meentebestuur van Werkendam is toen
bevreesd geworden, dat de menschen
uit Werkendam' zullen kluchten en zich
in de Werken zullen gaan vestigen erf
dat moet nu als motief gelden, tegen
het mooie en roadie aanbod van de
gemeente De Werken en Sleeuwijk,
Als er echter gebouwd zou worden,
zou dit ten goede komen aan de ex
ploitatie van de haven. Spr. vindt het
standpunt van het gemeentebestuur van
Werkendam zonderling, dat niet karf
dulden 5 dat er zelfs slechts uit
zicht "kan bestaan dat de gemeente
de Werken er voordeel van kan trek-:
ken. Als men zich op dit standpunt
plaatst acht spr. het ook het billijkst;
dat de verhouding van het aantal schip-;
pers 'in iedere gemeente als maatstaf
wordt genomen.
De heer Sigmond vindt het stand!-:
punt van den raad van Werkendam)
kinderachtig.
De 'heer Kramer vraagt of het dien'
Voorzitter ook bekend Is, of het al of
niet uitvoering geven aan de plannen;
zal afhangen van het besluit, dat de
raad van de Werken neemt.
De Voorzitter kan daarop geen ant
woord geven; het schippersbelang voor;
de haven is voor de gemeente de Wer
ken van weinig beteekenis. Tengevolga
daarvan is de bijdrage niet groot, het
is'cius best mogelijk, dat de raad van
i Werkendam zegt: w.ij wijzen de bij-:
drage van de Werken af.
De heer Kramer vraagt, of de ge
meente Werkendam de plannen darf
alleen zal doorzetten.
De Voorzitter verklaart dat niet te
weten. Als Werkendam het niet doet
staat de mogelijkheid open, dat Schut
tevaer de medewerking van de gemeen
te de Werken en Sleeuwiijk vraagt. De
raad kan deze aanvraag dan ernstig
jonge mensch een mooie toekomst
voor zich had, en kon hem die niet
laten misloopen. Zij, die door de for
tuin begunstigd zijn, zijn verplicht hen,
die dat geluk niet hebben, bij te staan.
O! vader, wat zijt gij goed én
edelmoedig! En hoe verdient gij, door
alle werklui geëerd te worden. Kom,
iedereen weet, dat uw grootste genot
is, goed' te doen. Maar mijnheer Henri-
M'erson heeft u wel voldoening ge
geven; spoedig zal hij een naam ge
maakt h'ebben; nu reeds wordt hij in
d'e bladen dikwijls als een man van
groot talent geroemd. En dan is hij
zoo goed, zo .óbescheiden!
Zij was warm geworden onder het
spreken en had den jongen man met
grooten geestdrift geprezen.
Zeg eens, kind, zeide haar
vader sedert eenigen tijd bemerk ik
iets heel grappigs.
Wat dan, papa?
Telkenmale, wanneer ik den naam
van Henri Merson uitspreek, wordt je
gelaat, dat anders ,zoo kalm is, leven
dig, en kun je geen uitdrukkingen ge
noeg vinden om hem te prijzen.
Geneviève was zoo rood geworden
als een pioenroos.
Ik heb ook bemerkt, ging mijn
heer Lionnet voort dat, wanneer
men bij Henri Merson over u spreekt,
hij zijn bewondering voor je niet kan
verbergen. Laatst zeide hij mij nog:
„Weet ge, wat mij moed gaf, toen
ik nog bij u werkte? Het zachte ge
laat en de liieve stem van juffrouw
f;
Geneviève. Om een van haar wen-
schen na te komen, zou ik naar het
eindje der wereld geloopen zijn."
Henri was heel aangedaan toen hij
dat zeide.
„En nu", voegde hij erbij, boezemt
zij mij bepaald liefde in."
j O! vader, zeide het jonge meis
je, wier hart hevig klopte.
I Weet je, wat ik toen gedacht
heb?
I Neen, antwoordde het jonge
meisje zacht.
I Nu, ik dacht, dat onze jonge ar-
1 chitect den weg klaarmaakte om een
huwelijksaanzoek te komen doen.
Geneviève beefde over al haar leden,
en na een oogenblik als verstomd te
zijn gebleven, antwoordde zij, bevende
van aandoening:
Vader,' ge hebt u vergist; mijn
heer Henri Merson zal mij niet ten
huwelijk vragen.
Waarom niet?
Hij wieet, dat zijn aanzoek niet
aangenomen zou worden.
Geneviève, spreek vrij uit als al
tijd; bemin je Henri Merson*of niet?
Ja, ik bemin hem.
Dat wist ik. Kan ik dan niet
in je oogen lezen? Jij bemint Henri
Merson en hij aanbidt jou. Waarom
zou hij niet om je hand vragen?
Dat heb ik u gezegd.
Wie heeft hem dat verteld?
Ik, vader!
-Jij?
Ja, ik!
Maar
Ik heb hem dat gezegd, omdat ik
weet, dat mijn moeder mij nooit zal
uithuwen vóórdat mijn broeder ge
trouwd is.
Dat its bespottelijk.
Zij heeft het mij gezegd.
Dat zou ik wel eens willen zien.
Neen, vader neen; ilk ben reeds
te dikwijls aanleiding geweest tot twee
dracht tusschen mama en u. Zij wil
niet, d'at ik trouw; welnu, ik zal door
mijn onderworpenheid toonen, hoe gaar
ne ik mij naar haar wil voeg.
Geneviève, ik ben overtuigd, dat
je moeder dat in het geheel niet wil
verhinderen.
Gij vergeet, vader, dat er reeds
verscheiden aanzoeken om mijn hand
zijn gedaan, en dat zij dadelijk door
mijn moeder zijn afgewezen. Welke
reden heeft zij mij opgegeven?
Mijnheer Lionnet was verlegen.
Die heeren stonden ons niet aan;
om hen nu gemakkelijk weg te doen
gaan, heeft je moeder maar gezegdi,
dat je geen geld hadt. Je moet daar
over maar niet bedroefd zijn.
Dat is waar, vader; ik ben ook
volstrekt niet bedroefd daarover.
Henri Merson en gij bemint el
kaar; goed, maak je maar niet on
gerust over hetgeen je moeder heeft
gezegd of nog zeggen zal; ik zal alles
wel in orde maken; je zult hem tot
man hebben.
Maar, vader, daar ik u toch niets
wil verbergen, moet ik u nog zeggen.
dat er een andere hinderpaal is.
Ben andere hinderpaal? riep
mijnheer Lionnet uit d'at begrijp ik
niet.
Gij w!eet, d'at u en ik samen een
bezoek bij mevrouw Merson hebben
afgelegd.
Nu ja?
Mevrouw Merson wfas heel vrien
delijk voor mij; maar toen bemerkte
ik, d'at zij zulke onderzoekende blikken)
op mij vestigde, alsof zij in mijn hart
V.W schoonzoon zou zien, maar ik ver-'
wild elezen.
Mijnheer ging een oogenblik haten
met u uit.
Toen ik met mevrouw Merson alleen
wias gebleven, vroeg zij plotseling:
„Juffrouw Geneviève, weet u, d!at
mijn ,zoon u bemint?"
Daar ik aarzelde, hernam mevrouwt
Merson h'aastig:
„J/a, u weet het; indien hij het u
niet heeft gezegd1, heeft u het wel
kunnen zien. Bemint u mijn zoon, juf
frouw Geneviève?"
In kon mijn gelaat nooit achter een
masker verbergen, om de waarheid te
verbloemen, vader; ik dacht er zelfs
niet aan, te verbergen, hetgeen me
vrouw Merson van mij eischte; ik wist
slechts niet, hoe ik zou antwoorden.
Ik dacht, dat zij haar zoon gaarne als
giste ,mij.
(Wordt vervolgd).
jifieuwsblad
Mijnheer de Redactenr!
WILLEM OE BRUIN