Ook voor U
FIRMA L. J. VEERMAN
Uit het dageljjksch leven.
mededeelen, indien deze weigerach
tig zou blijken te zijn om medewer
king te verleenen.
Wat tej doen? Gezien alle vriend
schappelijke hulp, die wij tot het uiter
ste hadden opgevoerd, meer dan een
volle maat gegeven, was het ons thans
niet meer mogelijk Timmermans te
helpen. Op aandringen van B. en W.
vroeg en verkreeg deze ontslag. Verre
moetien wij de beschuldiging wegwer
pen alsof door ons allies niet was
beprotefd om Timmermans en z jn eer
ste glezin te redden. Na uitwinning
van borgtocht en inhouding van trak-
temtent was naar berekening aan de
hand der gegevens, gezamenlijk met
Timmermans, hiet bedrag hetwelk de
gemieente schöde leed een kleine f 200
en wtarie het, dat nadien geen nieuwe
schadeposten waren geconstateerd, ver
moedelijk wtas daarmede dan alles uit
gewleest, en het droevige slot aan Tim
mermans bespaard gebleven.
Wij willen g|een oordeel vellen. Wij
lazert eens eene spreuk uit de oud
heid: „Velen hebben gezondigd om
der vrouwen wil". Het struikelen in
velen was ook bij hem, gelijk als bij
ons 'allen aanwezig. „Zoo wie meent
te staan, zie toe dat hij niet valle".
Als vriendl zijn ons zijne woorden me
nigmaal ter vertroosting geweest als
wij met hem in diepte van ellenr'je
over teere dingen spraken. Moge hij,
al moet het dan door de diepe ver
nedering, als Manasse in het gevangen-
huis heen,, in ware schuldbekentenis
genade en vrede vinden in de of
ferande en de gerechtigheid van dien
Borg en Middelaar, die in geloof ook
voor zijne zonden heeft geleden en
genoeg gedaan.
Het zijn nog niet zoovele jaren ge
leden, dat ons op de prov. griffie werd
toegevoegd, één der ,beste gemeente
ambtenaren .in onze provincie is Tim
mermans; en in ,dienze!fden tijd was
het de oud-burgemeester ,van Dove-
ren die sprak: ,„in de gemeente-secr.-
ontv. van Veen stel ik vertrouwen".
Als we terugdenken .aan den distribu-
tietijd, toen het in zoovele gemeenten
met de administratie daarvan niet al
les in orde ,was, was het in Veen
onder leiding van Timmermans keurig
in órde. En .toen zoo'n verloop! Wij
zeggen waarheid als wij getuigen: het
spijt ons van Timmermans, maar wij
wij moeten er aan toevoegen: wij zijn
tot het uiterste gegaan, ook de bur
gemeester in den winter van '32'33
het ging zóó piet langer meer.
Door ,B. en W. werd een tijdelijk
gem. secretaris benoemd, piet de be
doeling een latere benoeming door den
Raad te doen volgen. Wethouder
Schreuders nam intusschen p!s zoo
danig ontslag, en werd waarnemend
tijdelijk gemeente ontvanger. Waar het
zich thans liet aanzien, dat Schouten
binnen zeer afzienbaren tijd zoodanig
steld zou zijn, dat hjij zijn functie we
der zon kunnen ;waarnemeu, vonden
wij het een fout, dat Schreuders alsnog
als wethouder bedankte. Gezien echter,
dat hij al voor meer dan twee maan
den .terug was ,benoemd, kon hierin
geen verandering worden gebracht.
Intusschen had het raadslid Schreu
ders te kennen gegeven, eventueel voor
gem.-secr. te zullen solliciteeren. Door
den burgemeester werd gewezen op
het feit, dat waar de gem.-ontv. onge
diplomeerd was en voorloopig althansi,
eenige deskundige bijstand noodlg had,
om nu ook een ongediplomeerde secre
taris te benoemen, die hoe ter goeder
naam en faam ook bekend staande,
niet i n het bezit was van een diploma
gem.-administratie en niet volkomen
zelfstandig zou1 kunnen werken, hij
zulks niet in het belang der gemeente
achtte. Zonder ook maar in het min
ste iets op den persoon van Schreu
ders tegen te hebben, moesten wij
volgens ons inzicht de meening van
den burgemeester onderschrijven.
Ik ben van meening, M. de V., dat
ook deze dingen hebben meclegewe.kt
tot een minder aangename verstand
houding tusschen den Raad en het
college van B. en W. Reeds terstond
bij het benoemen van een ambtenaar
van den burgerlijken stand, werd van
het advies van B. en W. afgeweken,
terwijl ook de eigenaardige stemming
bij het benoemen van een wethouder
te denken gaf
Meer en meer ontstond er wantrou
wen bij den Raad tegenover het col
lege van B. en W. Het benoemen van
een Waarn. tijdelijk gem.-secr. door den
Raad, liet naar het oordeel van deze
te lang op zich wachten. Door den
burgemeester werd het standpunt inge
nomen, diat eerstelijk de achterstand
van vroegere jaren en voornamelijk
van den laatsten tijd, goed en in orde
door den thians fungeerenden moest
worden bijgewerkt, temeer waar de
tijdelijke benoeming door B. en W.
overeenkomstig de gemeentewet was
geschied. Door den tijdel ijke gem.-secr.
Verbeek werd f.ink gewerkt, en was
na eenige maanden reeds veel inge
haald en waren ook door d'e gemeenle
door het verkrijgen van Rijksvoorschot
ten reeds vele achterstanden betaald
geworden.
Nog een kwestie, M. de V., die ik
meen de revue te moeten laten pas-
seeren.
Sints vele jaren (die toestand was
al zoo toen spreker, i 5 jaren geleden,
lid van den Raad werd) werd het
armwezen door B. en W. beheerd.
Er was een burgerlijk armbestuur be
staande uit drie raadsleden eigenüjk
maar alleen in naam. Die toestand
was indertijd ontstaan, toen niemand
van de raadsleden de bedeeling meer
voor zijn rekening wilden nemen. Tel
ken jaren trad één lid af en kwam
er een nieuw bij. Toen nu in Jan.
Ï933 het raadslid Timmermans op
zijn beurt lid van het burgerlijk arm
bestuur werd, wilde deze dien ouden
toestand veranderd zien, en het bur
gerlijk armbestuur meer actief ma
ken, zoodat deze meer de beslissing
kregen. .Wij konden ons hiermede vol
komen vereenigen, meenende, dat
zulks de taak van B. en W. aan
merkelijk zou komen te verlichten.
Wat was echter het gevolg? dat ge
lijk hiervoor reeds aangestipt bii het
toch reeds zoo zwaar belaste arm-
is DRUKKERIJ VEERMAN
te HEUSDEN,
het aangewezen adres voor
DRUK- EN BINDWERK
ERUKKERIJ - BINDERIJ
Telef. 19 HEUSDEN
wezen, hiet de noodige zuinigheid en
soberheid werd betracht en reeds het
het eerste halfjaar de geheele post
van de begrooting voor armwezen,
zijnde f 3000.was verbruikt.
Van overheidswege was intusschen
het uitdrukkelijk bevel gegeven, dat
geen uitgaven meer mochten worden
gedaan, die niet door een begroo-
tingspost waren gedekt. In voorko
mende gevallen zouden B. en W.
hiervoor persoonlijk worden aanspra
kelijk gesteld. Betalingen bii voor
schot mochten in geen geval meer
plaats hebben.
Door B. en W. werd gevraagd om
aanvulling van de begrooting voor
den post armwezen. Van den Min.
van Binn. Zaken kwam bericht, dat
f 50 per week voor armwezen mocht
worden gebruikt. Waar zulks in voor
afgaande weken tot f 120 a f 130 was
opgevoerd geworden, waren de moei-
elijkheden zeer groot. Twee leden
van het burgerlijk armbestuur, van
Andel en Schreuders bedankten als
zoodanig, omdat zij van meening wa
ren, dat dezen toestand onverantwoor
delijk was. Bij het publiek deed de
meening ingang vinden dat B. en W.
de schuldigen waren, plat er niet voor
géld voor de armenbedeeling ge
zorgd werd. In meer dan een onaan
genaam onderhoud met bedeelden,
beluisterde, wij, dat genoemde mee
ning door sommige raadsleden werd
versterkt, evenzoo, dat dingen die in
besloten kring werden besproken, ter
oore gébracht werden van hen voor
wie zij niet bestemd waren. Meer
malen hadden wii op meer versobe
ring aangedrongen, terwijl wii het
ook zeer ongerijmd vonden, dat in
dien tijd verschillende bedeelden of
steuntrekkenden een radioinstallatie
lieten aanleggen. Overigens kan on-
dergeteekende, getuigen, dat hii al
tijd een open oor heeft gehad voor
armlastingen, die naar zijn beste we
ten behoeftig waren.
Ongeveer in dienzelfden tijd M.
de V. werd besloten tot stopzetting
van de steunregeling,' en wél op voor
stel van een lid niet behoorende "tot
de lijst waartoe spreker behoort, en
hoewel wij ons met het voorstel vol
komen konden vereenigen, bemerkten
wij al ezer spoedig_ dat ook hiervan
een onware voorstelling werd gege
ven alsof spreker de man was die
de stopzetting had doorgedreven.
Zijne Ex. de Comm. der Koningin
bracht een bezoek aan de gemeente.
Omtrent het armwezen bepleitten wij,
dat een bedrag van f 50 per week
onvoldoende was, en dat ook ons
deze verantwoording te zwaar was
en gaven als onze meening te kennen,
dat het met een bedrag van f71;
of f 80 het te doen zou zijn. Binnen
eenige dagen kregen B. en W. mach
tiging om tot f75,per week te
mogen gaan, en toen later er een
paar zieken bij kwamen werd zulks
tot f 90.verhoogd. Door de betrok
ken leden werd niets gedaan.
Intusschen was Schouten van zijn
ziekte hersteld, en trad weder als tij
delijk gem.-ontv. in functie. Zijn
borgstelling was nog niet geregeld.
Persoonlijk hadden wii nog eenige
bemoeienis om deze zaak in orde
te krijgen, hoewel niet met het ge-
wenschte resultaat.
B. en W. beheerden de gemeente
kas.
Ten slotte was in October de borg
stelling van Schouten in orde. Veen
was thans als noodlijdende gemeente
onder direct toezicht van het Dep.
van Binn. Zaken gekomen. De Com
missaris der Koningin gaf als zijne
meening te kennen, dat het beste was
dat voorloopig door B. en W. de
gemeentekas werd beheerd, totdat
meer orde op zaken zou zijn gesteld.
Verschillende dingen werkten me
de om Veen en het bestuur der ge
meente bii de hooge regeering in een
minder gunstig daglicht te plaatsen.
De houding van sommige der bij de
Rijkswerkverschaffing te Bathmen te
werk gestelde werkeloozen uit onze
gemeente in 1932. was tot in den
Haag bekend geworden, ingevolge
een door de Arbeidsinspectie te Zwol
le ingediend rapport.
Een schrijven van Hazeleger al
hier aan het desbetreffende Departe
ment, inzake woningbouw op grond
der landarbeiderswet, gaf een onjui
ste voorstelling der feiten.
Wij drongen aan op wederlegging
van dit schrijven. Tot onzen spijt en
wij noemen het een feit, is dit niet
gebeurd.
In den vorigen zomer werd door
een rijksaccountant de gemeentere
kening van 1931 onderzocht, en ook
hiervan kwam een ongunstig rapport
bij de Ministers van Binnenl. Zaken
en Financiën.
Verschillende dingen werden daar
in genoemd, die in strijd zouden zijn
met een zuinig beheer, b.v. te hoo
ge verteringskosten voor het stem
bureau, eveneens bij de in gebruik
neming der nieuwe school; verder
omtrent aankoop van kachels. (De
kachels zijn door het nieuwe gemeen
tebestuur dat Sept. 1931 kwam on
der protest betaald, daar ook deze
van meening waren, dat ze veel te
duur waren. Het rapport spreekt van
ongeveer de helft).
Aankoop van school meubelen,
gelden bestemd voor het school
gebouw, die gebruikt waren voor her
stellingen aan het schoolhuis, aan
koop van grint voor de nieuwe school
welke daarvoor niet gebruikt was,
aankoop van stofzuiger voor de
school, nieuw tafelkleed in de raad
zaal, niet voldoende de hand houden
aan de invordering van achterstallige
pachten, schoolgelden en hondenbe
lasting, alsof door het gemeentebe
stuur een beheer was gevoerd, zon
der verantwoordelijkheidsbesef en het
er maar op aan hield, den Haag te
doen betalen.
Ik wil M. de V., hier niet nagaan
in hoeverre de regeering in deze zelf
mede schuldig is, om de deur wijd
open te zetten, teneinde personen met
geen of althans weinig verantwoorde
lijkheidsbesef in diverse bestuurscol
lege's zittingte doen nemen, en in
hoeverre ook door het opleggen van
allerlei lasten, het met de gemeente-
financiën in een zorgvolle toestand
is gekomen.
Opmerken wil ik dat de meeste
dezer gekwalificeerde posten van uit
gaaf zijn gedaan in het tijdvak April
tot en met Augustus 1931, toen het
ooilege van B. en W. van een an
dere samenstelling was dan nu, en
spreker er geen deel van uitmaakte.
Overigens waren de genoemde pos
ten nu niet van dien aard dat de
gemeentefinanciën er door in de war
gestuurd zouden zijn, maar toch maar
kleine bedragen in vergelijking tot
uitgaven voor woningbouw en elec-
trisch bedrijf, waardoor zoovele ge
meenten in schulden zijn gekomen.
De huur van de woning van het
hoofd der school, die volgens het
rapport te laag zou zijn, was reeds
voor ettelijke jaren terug, bij raads
besluit verhoogd, welke verhooging
niet door Ged. St. werd goedgekeurd,
zoodat hiervan noch de raad, noch
B. en W. een verwijt kan worden ge
maakt.
Met klem wil ik hier nog aanvoe
ren, dat door den oud-Burgemeester
van Dover en ten allen tijde een zui
nig beheer is gevoerd, en hij altijd
waarschuwde om geen uitgaven te
doen, als de financiën het ontoelaat
baar maakten,
j In genoemd rapport werd reeds
geadviseerd tot het benoemen van
bekwaam en kundig personeel, en
werd zeer den nadruk gelegd op het
beleid van den nieuwen burgemees
ter. Wij drongen ook aan op beant
woording en toelichting dezer ge
noemde feiten, waar wij als oudste
wethouder en raadslid meer van al
het gebeurde op de hoogte waren
dan de andere leden van het bestuur.
Die beantwoording heeft echter pas
in dit jaar plaats gehad. Verder heb
ben wij het wel jammer gevonden
nooit een onderhoud met genoemden
rijksaccountant gehad te hebben, tij
dens diens werkzaamheden op de
secretarie, of vóór de indiening van
zijn rapport.
Door ambtenaren der provinciale
griffie, met den tijdelijk secretaris
werden nog onregelmatigheden ont
dekt over het kasbeheer in 1932 en
het tekort van den oud-secr.-ontvan-
ger nader vastgesteld.
M. de V., ik heb gemeend al deze
dingen te moeten noemen teneinde
de oorzaken na te gaan waaruit den
huidigen toestand is geboren gewor
den, en om allerlei verkeerde mee
ningen, zooveel als in ons vermogen
ligt, recht te zetten.
Niet langen tijd na genoemd rap
port bereikte het gemeentebest. een
schrijven van de Ministers v. Binnen-
landsche Zaken en Financiën, waarin
de bekende vijf eischen vervat, waar
van no. 1 dan de aanleiding is ge
weest tot het gerezen conflict.
Al aanstonds vonden wij dezen
eisch zeer ingrijpend ten opzichte van
Schouten. Wij spraken ons gevoelen
hierover uit in de vergadering van
B. en W. en besloten werd een schrij
ven te richten aan genoemde Minis
ters met verzoek of aan dezen eisch
ad. 1 niet in zooverre kon worden af
geweken of dezelve gewijzigd, dat
Schouten, die nu ongeveer een jaar
ontvanger was, kon gehandhaafd blij
ven, terwijl dan toch een gediplo
meerd secretaris zou kunnen benoemd
worden. Binnen acht dagen na ge
noemd schrijven kwam bericht van
den Comm. der Koningin van onge
veer den volgenden inhoud„Spoeds
halve deel ik U namens den Min. van
Binn. Zaken mede, dat hij van geen
zijner eischen afstand doet."
Wij voor ons hebben wel eens de
gedachten gehad, dat Ged. St. als
toezicht hebbend college op het ge-
meentebeheer van de hooge regeering
aanmerkingen hebben gehad omtrent
het verloop der zaken in Veen, waar
op dan allicht o.m. zou zijn toege
licht kunnen worden, dat Veen tegen
den wensch van Ged. St. een onge
diplomeerde Ontv. heeft benoemd.
Wanneer tegen dit laatste overwe
gend bezwaar bestond, vinden wij het
jammer, dat maar niet terstond na
de benoeming deze door Ged. St.
aan de Kroon ter vernietiging, als
in strijd met het algemeen belang is
voorgedragen geworden. Na verloop
van meer dan een jaar is alles veel
pijnlijker geworden.
Hoe dit ook zij, waar de gemeente
als noodlijdende gemeente geheel op
rijkshulp is aangewezen, schoot er
naar de meening van B. en W. niets-
anders over dan de eischen der re
geering in te willigen.
Persoonlijk drongen wij aan om
te trachten voor Schouten iets te doen
b.v. door voorspraak hem aan eene
betrekking te helpen, hetzij bij een
der crisisbureaux of anderszins, om
hem alzoo schadeloos gesteld te zien.
Wij schreven daartoe nog een brief
aan een invloedrijk persoon, terwijl
de burgemeester ook in deze met
meerdere personen hierover raad
pleegde, tot heden echter zonder re
sultaat; gezien de crisis en de in-
krimping van personeel allerwege,
gaat zulks niet zoo vlug, indien het
al gaat. f
B. en W. kwamen met een voorstel
bij den Raad, doch deze wilde wel
de regeeringseischen ad. 2 tot en
met 5 inwilligen, maar niet ad. 1.
Intusschen kwam de wet van 22 Dec.
1933 betreffende overheidssteun aan
noodlijdende gemeenten, waarvan ar
tikel 8 bepaalt, dat deze gemeenten
zich hebben te onderwerpen aan de
maatregelen en de bepalingen die de
regeering stelt, als aan eene gemeen
te voorschotten uit 's Rijks kas wor
den verstrekt.
Met de gemeentefinanciën liep het
weder vast, en toen begin Januari
j.l. door B. en W. opnieuw gelden
den werden aangevraagd, kwam de
bewuste brief, welke nogmaals aan
den Raad de gelegenheid gaf de re
geeringseischen in te willigen. Bij
weigering zouden alle uitkeeringen
aan de gemeente worden stopgezet.
Het gevolg is bekend. Er was nog
voor twee weken geld in de ge
meentekas voor de armenbedeeling,
verder moesten alle betalingen wor
den gestaakt, om de eenvoudige re
den dat er geen geld beschikbaar was.
Door B. en W. werd ten volle
den ernst van den toestand beseft,
en reeds binnen een paar dagen be
sloten om bij den Minister ernstig
aan te dringen om gelden beschik
baar te stellen voor werkverschaf
fing, steun en armwezen. Werkloo-
zen en armen konden toch niet de
dupe worden van het verzet van den
Raad.
t Aanvankelijk was een groot ge
deelte der burgerij van meening dat
B. en W. in deze de schuldigen wa
ren. Er bereikten ons dingen van
zeer onaangenamen aard, welke in
handen der justitie voor de betrok
kenen tot ernstige gevolgen zouden
kunnen leiden. Veel onwaarheid werd
opgedischt, veel waarheid werd ver
zwegen.
Waar B. en W. aan de zijde der
regeering stonden, werd door het
Dep. toestemming verleend tot het
doen van betalingen voor armwezen,
steun en werkverschaffing. Na ©eni
gen tijd ook voor salarissen.
Steeds kwamen er nog nieuwe
moeilijkheden. Een plan voor werk
verschaffing in den polder kon geen
goedkeuring verkrijgen vanwege het
gerezen conflict, en toen er eindelijk
goedkeuring kwam, waren de voor
waarden van dien aard, dat het pol
derbestuur deze niet kon aanvaarden.
Bij een onderhoud met de arbeids
inspectie te dezer zake werd ons o.m.
toegevoegd: „het is Veen", hoewel
van die zijde altijd medewerking is
verleend.
M. de V. met kracht moeten wij
nog protesteeren tegen de verdacht
making als zouden B. en W. het
er op aangestuurd hebben dezen toe
stand te scheppen, teneinde de tij
delijk Secr. Verbeek voor vast aan
te stellen.
Toen in Jan. j.l. de Raad een be
sluit nam dat met ingang van l
Febr. d.a.v. Schouten zelf het kas
beheer zou krijgen, hebben B. en W.
die toch handelden op advies van het
boven hun staand college van toe
zicht, niet de minste tegenwerking
aan den dag gelegd. Toen vier raads
leden een onderhoud bij den Minis
ter hadden gevraagd, en hierop geen
antwoord kwam, is na informatie van
den burgemeester antwoord gekomen.
De aanvraag om audiëntie droeg een
meer persoonlijk karakter als raads
lid, maar er was geen raadscommis
sie, zooals ten onrechte beweerd
wordt, zoodat de aanvraag ook niet
door den Burgemeester geteekend be
hoefde te worden. Dat de Burgemees
ter herhaaldelijk bij den Minister
werd toegelaten, is onwaar.
En als college van B. en W. èn
persoonlijk kan spreker met een goed
geweten getuigen, dat nimmer iets
is gedaan om Schouten dwars te zit
ten, veeleer is vooral tijdens diens
ziekte gebleken dat men hem goed
gezind was. Het is echter helaas niet
de eerste maal dat door raadsleden
tegenover B. en W. een wantrouwen
de houding werd aangenomen.
M. de V., nog een kort woord, om
trent de mogelijkheid van oplossing
van het conflict. In den aanvang is
de meening te kennen gegeven, dat
het met Veen wel eens de weg van
Beerta op> zou kunnen gaan, dat is,
dat de gemeenteraad zou ontbonden
worden en het bestuur in handen ge
legd van een regeeringscommissaris.
Wii' voor ons hadden aan drie moge
lijkheden gedacht. In een onderhoud
met een lid v. d. Tweede K. der
Staten G. gaven wij hieromtrent on
ze meening te kennen, en voerden
correspondentie met een ander lid.
(Wordt vervolgd).
HET STILLE VERMAAN.
We schrikken plotseling op, als
ons midden in den gang van het vlak
ke, dagelijksche leven de harde tij
ding wordt medegedeeld: hij of zij
is dood. Zoo'n bericht rukt ons op
eens uit den gemoedelijken doen, den
gewonen loop van het leven en stelt
ons onmeedoogend het laatste beeld,
het niet meer te herstellen einde van
een menschenlot voor den geest.
We hebben hem of haar gekend,
herhaalde malen ontmoet, verschei
dene keeren gesproken. Zóó was het
geluid der stem, zóó de opslag der
oogen.
En nu... opeens algeheel© stilte
rondom het wezen van dien mensch,
een langzaam wegvallen van nietige
bijkomstigheden en het nablijven van
één gaaf beeld, één zuivere indruk,
waaromheen een sluier van eerbied
en wijding hangen komt.
Het is de overgang van het beeld
der visueele realiteit naar de verhe
ven en ontastbare werkelijkheid van
den geest, waar alles schoon en smet
teloos te lichten staat, omstraald door
de liefde des harte.
De herinnering bloeit op; de her
innering aan hem of haar, die ons
enkel een indruk van goedheid en
zuivere blijheid naliet.
Naast de herinnering, die schoo
ner en heiliger wordt bij het voort
gaan van den tijd, rijzen de gedach
ten die vragen naar den wonderlijken
gang van ons menschbestaan.
Waarom zóó
Waarom opeens in dat leven vol
jeugd en toekomst-beloften het my
sterie der Eeuwigheid
Waarom vandaag nog een kinder
lijke lach voor de vreugde van dit le
ven en morgen de strakke gesloten
heid van dienzelfden mond?
Omdat het leven, trots zijn gewoon
heid, toch groot en ontzagwekkend
is; omdat bóven alle aardschheid de
koepel der Eleuwigheid staat' en ieder
scheidend mensch het stille vermaan
onzer goddelijke zending achterlaat.
HARRY POLL.
o