Ho. 5451 Vrijdag 13 Juli hededand&es Ja, natuurlijk, mijn BRIL is van M. NORT Gediplomeerd Opticien ÜTog9 nog kunt U geld verdienen lederen dag nieuwe koopjes Komt U eens kijken bij De Grootmoeder. 2 gaats. f 1.19 Prachtige snijdikte. Willem de Bruin, IJZEBHAHDEL - - GOEINCHEM. TWEEDE BLAD Onze OPRUIMING is in vollen gang, en de koopjes, die er NU gebracht worden, MOOGT U niet missen. Hoogtij 11e kwaliteit. GORINCHEM, Zusterhuis 6. voor het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard. poetst Uw tanden met FEUILLETON. BEHOORENDE BIJ HET £?e Mederlandsche Tandpasta Uit het dageljjksch leven, IK OF GIJ? Daar bestaat een héél oud vertel sel aangaande een bruid en een brui degom. Men weet de herkomst niet; het werd weleer onder alle volksstam men gevonden en met schoone woor den naverteld. Het is wereld-bekend, omdat het een heerlijke waarheid be vat. Twee jonge menschen dan, hadden voor elkander liefde opgevat. Zij had den, oog in oog en hand in hand, elkaar trouw beloofd voor het leven en deze belofte bezegeld met een kus. Weldra zouden zij als gelukkige kin deren elkander huwen. De bruidegom moest eerst evenwel toonen dat hij de bruid waardig was. Daarom werd hij op de proef ge steld. Want toen hij in fiere manne lijkheid, bewust van zijn kracht, en trots op zijn jeugd en schoonheid kwam aankloppen bij zijn uitverkore ne, zei hij op haar zachte vraag: „Wie is daar?", met zekere en vas te stem: „Doe open, ik ben het; ik, uw bruidegom." De deur werd echter niet geopend en voor een proeftijd van één jaar, werd de jonge man weggewezen. Zou zijn liefde stand houden, gedu rende dit jaar? En zou hij tot die per inzicht komen? Inderdaad, want toen hij na den gestelden tijd wederom aanklopte aan de deur zijner bruid, was zijn aan dringen vriendelijk en bescheiden, zijn stem nederig, zijn woord vrij van zelfbewustzijn. „Wie is daar?" vroeg de bruid opnieuw. „Zijt gij het, lieve?" antwoordde een mannelijke stem. „Verwacht gij mij Op deze woorden opende zich de deur en werd hij toegelaten. Waar om Ziet ge niet dat in het tweede geval het woord „gij" de plaats in neemt voor „ik.'? De ware liefde van hart tot hart spreekt nimmer van „ik", doch ne derig en offervaardig van „gij". HARRY POLL. NIEUW WAPEN VAN DE GEMEENTE EETHEN. De heraldische beschrijving van het wapen der gemeente Eethen luidt als volgt Gevierendeeld ie kwartier, Rechts geschuind van keel en zilver. 2e kwartier, In azuur een rechter- schuinbalk van goud. 3e kwartier, In azuur een zesspa- kig rad van zilver. 4e kwartier, In goud een Latijnsch kruis van azuur. Het wapen moet vertegenwoordi gen de verschillende deelen waaruit de tegenwoordige gemeente bestaat doch tevens moest de grootste een voudigheid betracht worden in ver band met het eventueel snijden van dit wapen op stempels en dergelijke waarbij ingewikkelde wapenfiguren meestal niet tot hun recht komen; verder moesten alle samenstellende deelen der gemeente zooveel mogelijk op een gelijke plaats in het schild voorkomen teneinde te voorkomen dat het eene deel zich bevoorrecht zou achten boven het andere terwijl ten slotte ook uit schoonheidsoogpunt het wapen een ieder moet kunnen bevre digen. Hoewel de gemeente uit on derscheidene buurtschappen en dor pen bestaat, kunnen deze natuurlijk niet allen in het schild voorkomen, en er is dan ook bepaald dat de vol gende drie deelen die het langst hun zelfstandigheid behouden hebben hierop voorkomen te weten Eethen, de naamhouder der ge meente, Drongelen, sedert i Mei 1923 bij Eethen en Meeuwen, eveneens sedert i Mei 1923 bij de gemeente Eethen. Nu voerde Eethen sedert de in stelling der gemeente in azuur een St. Maarten van goud. Men meende deze St.-Maarten echter niet te moe ten overnemen in het nieuwe wapen daar deze in één de.el van het nieuwe schild zou moeten worden onderge bracht en daar, vooral bij kleinere uitgaven hiervan, een zeer onduide lijke voorstelling vormen. Daar deze wapenfiguur bovendien in meerdere gemeentewapens voorkomt en dus geenszins een karakteristieke Eethen- sche figuur is doch waarschijnlijk de beschermheilige der kerk aldaar is dit in het ontwerp vervangen door een rechts geschuind van keel en zil ver veld. Dit toch is evenzeer een voorstelling van St. Maarten zij het een meer symbolische. Op de wapen figuur deelt n.l. St.-Maarten zijn roo- den bisschopsmantel met een achter hem staande naakte bedelaar zooals ook de bekende St.-Maartens legende luidt. Een bekend voorbeeld van de vervanging van St.-Maarten door de gedeelde mantel van keel (rood) en (zilver) is ook het wapen der gemeen te Utrecht die eveneens St.-Maarten tot schutspatroon had doch hem in de loop der tijden verving door zijn mantel. Voor de voormalige gem. Meeuwen meende men het oude veld in zijn geheel te moeten overnemen zijnde: Doorsneden: 1In azuur een schuinbalk van goud. 2. In goud een Latijnsch kruis van azuur. De oude gemeente Drongelen voer de het wapen der oude Heeren van Drongelen (In azuur een zesspakig wiel van zilver) die uit het aloude huis der Heeren van Heusden stam- den en welk wapen dus ten volle verantwoord was. Aldus bepaald hebbend uit welkö deelen het nieuwe schild had te be staan restte nog de vraag op weikei wijze zij in het blazoen gerangschikt moesten worden teneinde zooveel mo gelijk aan de in den aanvang van dit bericht vermelde voorwaarden te voldoen. Daar het wapen van Meeu wen uit twee deelen bestaat moest dit wapen noodwendig de helft van het schild innemen en dit zou dan na tuurlijk de heraldische-linksche (voor den beschouwer rechts) zijde zijn daar anders dit deel een uitgesproken be voorrechte positie zou innemen wat niet noodzakelijk is. Is de vroegere gemeente Meeuwen aldus een plaats in het wapen aangewezen, zoo rest nog de vraag welke kwartieren de overige wapens zullen innemen. Als. historisch het belangrijkst, zou het rad van Drongelen mogelijk het eer ste kwartier in kunnen nemen als hiertegen niet twee bezwaren opre zen n.l. dat men aldus twee blauwe kwartieren naast elkaar zou krijgen, wat liever te vermijden is terwijl het wapen Eethen in het derde kwartier door de ronding van het schild niet uit zou komen. Overigens zou ook tegen een plaats van Eethen in het eerste kwartier niet het minste be zwaar bestaan, daar het als naamhou der der gemeente daarop alleszins recht heeft. Het wapen Drongelen komt dan natuurlijker wijze in het derde kwartier. Het schild gedekt 80. Sedert de jonge man van zijn ge regeld leven was afgeweken, ontmoet te hij CéCiie de Premorin dikwijls in huizen, waar hij door zijn nieuwen vriend', den baron de Verboise geïn troduceerd was. Dan begon hij met zijn gewone onbedachtzaamheid over zijn zuster te spreken, prees haar in de hoogste mate en telkenmale werd Cécile's woede tegen Geneviève groo- ter. Op een avond, gedurende een korte afwezigheid van mijnheer Lionnet, die voor zaken op reis moest, ontving mevrouw Lionnet van een vriendin twee plaatsen in een loge van het Théatre Francais. Mevrouw Lionnet leed aan zware hoofdpijn, en dus verzocht Albert zijn zuster er met hem heen te gaan. Geneviève deed het gaarne; boven dien wat een genot, om een geheelen avond bij haar broeder te zijn! Zij gaf toe. Het was trouwens geen groote op offering voor haar, want er werd1 dien avond le Monde oü Fon s'ennuie, een stuk, dat zij nog nooit had gezien, ge speeld. De gravin en haar dochter waren er ook en zaten in een loge tegen over die, waarin Albert en zijn zus ter zich bevonden. Moeder en dochter waren in ge zelschap van een man op leeftijd', in wien men dadelijk een viveur kon her kennen. Gedurende de eerste pauze zag Cé cile, dat vele toeschouwers Geneviè ve aanzagen en hunne bewondering voor dat jonge meisje te kennen ga ven. Zij bemerkte ook, dat vele heeren, waarschijnlijk kennissen van mijnheer Lionnet, belangrijke personen, die zij kende, Geneviève met eerbied' gingen groeten. Céciles nijd' werd van minuut tot mi nuut erger. Hoe gaarne had zij haar vijandin van haar verheven voetstuk geworpen, haar tot die vrouwen willen rekenen, die met een galant knikje gegroet worden, tot wie de heeren denken alles te mogen zeggen! Een oogenblik ontmoetten Alberts blik en de hare elkaar. De jonge man deed asot hij haar niet zag en keerde het hoofd' om. Zij beet zich op de lippen van spijt en woede. Zij begon zich met Geneviève te vergelijken en de vergelijking maakte haar nog woedender. In de tweede pauze, toen zij Albert de loge had zien uitgaan, liet zij zich door haar ouden beau naar den foyer geleiden. Zij hoopte er den jongen Lionnet te ontmoeten. Albert was er; hij kon haar groet niet ontwijken. Maar het scheen hem te hinderen en hij ging haastig heen. Dat bewees duidelijk, dat hij zich schaamde haar te kennen. Haar toornige oogen volgden hem tot hij den foyer verlaten had. Op diit oogenblik ondervond zij bij na evenveel haat tegen den broeder als tegen de zuster. Toen hij haar naar haar loge terug geleidde vroeg haar metgezel, die haar opgewondenheid bemerkte: Wat scheelt u toch? In plaats van te antwoorden deed zij een andere vraag en zeide: Du Quillo, waarom hebt gij tot mijnheer Albert Lionnet „Au revoir!" gezegd? Waar ontmoet ge hem weer? Moet ik je dat dan zeggen? Zij haalde de schouders op en zeide: Het is waar, ge hebt gelijk; gij behoeft het mij niet te zeggen, ik ben zeker, dat gij bij madame Derbelon, rue Pigalle gaat soupeeren. Men kan voor u toch niets ver borgen houden. Kent gij alle gewoonten van dat fatsoenlijke huis? Zoo'n beetje. Gij zijt te bescheiden. Maar laat ons daarover maar zwijgen!.... Hebt ge mij niet gezegd, dat gij mij alles zoudt toestaan, wat ik u vraag? Ja, en dat zeg ik nog eens. Du Quillo, ik houd me aan uw woord. Welnu? u iï Ik heb een wraak uit te oefenen. Zoo? En gij moet mij helpen. O! o! 1Eens hebt gij u heel wreed op een vrouw gewroken, en uw wraak heeft u veel genot verschaft. Zeg, wat is het? over wien spreek je? Over Albert Lionnet. Moet je je op dat jongetje wre ken? Dat heb ik u reeds gezegd. Maar hij is van geen belang. Hij heeft mij beleedigd. Haar cavalier wilde tegenwerpingen maken. Zij zeide echter: Ik heb uw belofte en ik wil! Welnu, wat wi!l je van me? Zij wilde juist antwoorden, maar de drie slagen op het tooneel kondigden het opgaan van het scherm aan. Gedurende de volgende acte sprak Cécile zachtjes met Du Quillo. Hij luisterde met een glimlach op de lip pen. Maar welk een glimlach! Toen zij geëindigd had, antwoordde hij: Goed, uw programma zal precies uitgevoerd' worden. Toen het stuk afgeloopen was, bracht Albert zijn zuster naar huis, wenschte haar goeden nacht, en deed alsof hij naar zijn kamer ging. Maar zooals hij wel meer deed, sloop hij weer de deur uit, 'kwam op straat en stap te in het eerste het beste rijtuig. Rue Pigalle, zeide hij tot deni koetsier en een dubbele fooi, als jei hard rijdt. Het was bijna een uur, toen hij Iwj mevrouw Derbelon kwam, die in naamt een table d'hote hield; maar in wers kelijkheid een open tafel voor spelersi Alle nachten was er een talrijk ges zeischap vereenigd, mannen van ver-: schillende leeftijden, oude, die reedsi veel hadden meegemaakt, jonge, die zich door hun onervarenheid in al-: ierlei gevaren lieten meesleepen, em ontaarde vrouwen. De gasten hadden zich juist aan' tafel begeven, toen de jonge Lions net binnenkwam. Mijnheer Du Quillo 'had' een plaats voor hem bewaard, en hij zette zich dus neer naast een vrouw, die, hoewel zij de jeugd reeds overschreden had, nog steeds mooi was. Reeds dikwijls had Albert haar het hof gemaakt; maar zij had' hem steeds heel koel bejegend'. Maar dezen nacht was zij zoo lief voor hem, als zij maar zijn kon; haai! blikken en woorden waren in staat den jongen te betooveren. Zij was geestig en had' Albert wels dra in haar strikken gevangen. Over zichzelf tevreden, bemerkte Als bert niet, dat zijn charmante buurvrouw aanhoudend zijn glas met heel zwas ren wijn vulde. (Wordt vervolgd). jVieuwsblad 1 «r t4 ATHMER-MARTENS GORINCHEM. 1 v -■ ;:v V-

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1934 | | pagina 3