L IETS OVER HET LEVEN VAN MICHEL ANGELO BUONAROTTI. Ongetwijfeld hebben de grooteren onder jullie wel 'ns gehoord van den grooten kunstschilder Michel-Angelo, voluit gehee- ten Michel-Angelo Buonarotti. Michel-Angelo was een zeer bekwaam kunstschilder en beeldhouwer. Hij werd geboren in het jaar 1474 te Florence in Italië. In zijn jeugdjaren kreeg hij schilderles sen van Ghorlandao en beeldhouwlessen van Bertoldo. Michel-Angelo w&s reeds op 14-jarigen leeftijd een kunstenaar in de beeldhouwkunst. Het was in die jaren, dat hij een pracht stuk werk leverde; hij ver vaardigde toen de graftombe van den H. Dominicus te Bologna. Deze graftombe trekt nog jaarlijks honderden vreemdelin gen naar Bologna, die in bewondering staan voor de kunst van den meester, die reeds op zoo jeugdigen leeftijd zijn talenten tot uiting bracht. Michel-Angelo werd eerst later beroemd om zijn schilderkunst, in de beeldhouw kunst oefende hij zich reeds vroeger. Jam mer is het echter, dat zoovele mooie wer ken van Michel-Angelo verloren zijn ge raakt bij de Intaliaansche onlusten in late re jaren. Het was Paus Julius II, die Mi chel-Angelo in het jaar 1511 naar Rome liet komen en hem opdroeg de graftombe voor hem te maken. Door deze vereerende op dracht waren Angelo's tijdgenooten niet (Michel Arïjelo. weinig jaloersch en de schilder heeft*dan ook veel tegenstand moeten beleven van zijn kunstbroeders, die alles in het werk tracht ten te stellen Michel-Angelo op den achter grond te dringen cn zijn roem te doen ta nen. Van de vele beeldhouwwerken, welke de hand van Michel-Angelo schiep, zijn vooral bekend: een Bacchus, de god der drank, vele mooie religieuze beeldhouwwerken en het beroemde koepeldak in de St. Pieters kerk te Rome. In het jaar 1546 kreeg Mi chel-Angelo opdracht opzicht te houden over den bouw van die schoone kerk, waar voor de beroemde architect Bramante het ontwerp had gemaakt. Michel-Angelo was toen reeds twee en zeventig jaar oud, maar dezen hoogen leeftijd belette hem toch niet die 'vereerende opdracht aan een ander, jongere kunstenaar over te dragen. Michel- Angelo was bijzonder werklustig. Van hem wordt verteld, dat hij in één kwartier meer stukken marmer kon weghakken, dan zijn medewerklieden in een uur tijds konden doen. Hij bracht ook talrijke verbeteringen aan in de kerk; zoo zette hij o.m. inplaats van het Romeinsche kruis een Grieksch kruis op het dak. Dit kruis is ruim 400 voet hoog. Toen Michel-Angelo zijn werk had voltooid, was de toenmalige Paus Pauius III zoo bijzonder tevreden over het resul taat, dat hij den kunstenaar beloofde hem jaarlijks geldelijk te steunen en indien de kunstenaar in financieele moeilijkheden mocht geraken, kon hij steeds op de steun van den dankbaren Paus rekenen. Deze Paus was het ook, die verbood dat er ooit iets aan het ontwerp van het dak en het schitterend kruis zou worden veran- HET WILDE ZWIJN. Het wilde zwijn zou men kunnen verge lijken met het onreine, wilde varken, al leen is deze laatste niet zoo gevaarlijk en meer tam. Het was de groote geleerde Cu- vier, die zeide, dat het wilde zwijn tot de olifanten-soort behoort. Natuurlijk heefc het wilde zwijn op het eerste gezicht heel weinig weg van een olifant, maar zooals heeft. Het zwijn vertoeft graag op vochtige, moerassige plaatsen, graaft dan de aarde onder de modder weg, om wortelen en wormen te zoeken en eet dan zooveel tot hy eindelijk moe van het eten en knorren in slaap valt. Soms is het voor hem te veel uit de sloot te kruipen, waar hij zijn mid dagmaal gebruikte en slaapt dan maar een- (De wilde twijnen.» de kat tot de tijgerfamiliebehoort, zoo noemt men het wilde zwijn een lid der olifantenfamilie. De olifant is echter heel wat nuttiger dan het wilde zwijn, dat zich door niets en niemand laat regeeren en ge heel zijn eigen luie gangetje gaat. Door den luien, fatsigen aard van het zwijn wordt het dier vaak stom genoemd, maar dit laatste is hij toch zeker niet, wanneer hij honger heeft en op zijn jacht uitgaat om een af onder heerlijk hapje in den vorm van een wilde haas, een fret of een mol te verschalken. Het wilde zwijn heeft een heel dikke vette huid, waarmee hij kou en warmte doorstaat. Het zwijn is lomp en langzaam in zijn bewegingen. Zijn gehoor is niet bijster scherp, maar zijn kleine oogjes loe ren voortdurend in het rond. Het zwijn heeft ongeveer denzelfden vorm van lichaamsbouw als het varken, dat wij kennen. De romp is even dik en fatsig, de pooten, in evenredigheid tot den romp, zijn eveneens zoo klein en kort, ter wijl beide eenzelfde eigenaardig gevormd krulstaartje hebben en ook beide een spits toeloopende snuit bezitten. Als het zwijn niet in het water ligt te ploeteren en niet slaapt, dan loopt hij op een sukkeldrafje, met den kop naar bene den en wat zoo gek is bij dit dier: hij loopt altijd recht uit, wanneer hij geen doel derd en heden ten dage kan iedere vreem deling nog dit wondermooie bouwwerk van den grooten Italiaanschen beeldhouwer Michel Angelo bewonderen. Jammer voor den kunstenaar was het, dat hij zijn werkzaamheden aan de kerk niet mocht voltooien; hij stierf n.l. in 1564. In de Italiaansche stad Florence vindt men de schoonste schilderwerken van Michel- Angelo in het stedelijk museum bijeenge bracht. Ook het Paleis van het Italiaansch koninghuis heeft verschillende zijner wer ken in bezit. De woning, alwaar Michel- Angelo geboren werd, is jarenlang het be zit geweest van zijn familie en wordt door de toeristen druk bezocht. De meubelen en alles, wat aan den grooten meester toebe hoorde, is zoo blijven slaan ondanks de loop der jaren. Ook in Nederland vindt men een, zij het dan ook gedeeltelijk, kunstgewrocht van Michel-Angelo. Men beweert n.l., dat het praalgraf van Engelbert II van Nassau en zijn echtgenoote Maria van Baden, welk graf staat in de groote kerk te Breda, deels door Michel-Angelo zijn vervaardigd. Zekerheid hieromtrent heeft men echter niet. 4 voudig in het water. Het zwijn heeft een bijzonder groote maag, daarom is hij niet gauw verzadigd en eet 'n veel grootere hoeveelheid dan andere in het wild levende dieren. Het zwijn is onbeschoft gulzig en heeft geen greintje medelijden met de arme dieren, die hij in zijn macht kan krijgen. Hij lust graag versch, nog warm bloedend vleesch, en zal nimmer iets laten liggen voor de andere dieren, waar hij mee sa men leeft. Hij zal zijn buit nog liever ge- heelen al oppeuzelen, al is hij dan ook ver zadigd, dan dat hij iets laat liggen voor de andere dieren. Als het zwijn honger heeft en die honger wordt zeer groot en nij pend, dan is hij zelfs in staat een kind te overvallen en het bloed uit het lichaam te zuigen. Misschien hebt een van jullie wel eens dat afgrijselijk verhaal gelezen van een Russischen boer, die in het holle van den ijskouden sneeuwnacht op zijn boerderij werd overvallen door twee hongerige wilde zwijnen. Een reiziger, die langs de boer derij liep, hoorde een klagend steunen in een der vertrekken en dadelijk trok hij binnen en wat hij toen zag, deed hem het bloed in de aderen stollen. De arme Rus lag op den grond, bloedend en kreunend, terwijl de twee bloeddorsttige zwijnen aan zijn lichaam knaagden. Kort daarop stierf de man een vreeselijken dood.... Het zwijn, tenminste het wilde zwijn, dat in sommige streken van Rusland voor komt, is ook gevaarlijk voor den landbouw. Het vernielt alles, wat het op zijn weg te genkomt. Wortels en aardappelen trekt het uit den grond en verwoest alle kleine boo- men en struiken. De boeren kunnen wei nig tegen hem beginnen, wanneer zij niet in staat zijn een kogel door zijn vette huid te doen doordringen. Met een knuppel doet men het dier weinig kwaad. Zijn dikke vetlaag zorgt er wel voor, dat hij weinig hiervan voelt, terwijl hij zelf zich kan ver dedigen met zijn ruwe borstelijk-dikke haren, die hij rechtop kan zetten en waar mede hij dan in blinde woede zijn tegen stander aanvalt, en hem het vel van het lichaam zou kunnen afstroopen, zóó hard en ruw zijn deze zwijnenharen. Het wilde zwijn leeft ong. 25 a 30 jaar. Als het wijfje van het zwijn op de jonge dieren past, doet zij dit met bijzonder veel zorg. Nimmer zal zij de kleine, hulpelooze dieren alleen laten, en wanneer de klein tjes eens in gevaar mochten zijn, doordat andere dieren de schuilplaats der zwijnen heeft ontdekt en met minder goede bedoe lingen op het nest afkomt, dan verdedigt de moeder zich heldhaftig, bijgestaan door den vader-zwijn, die met woedenden, vooruitgestoken kop den ander te lijf gaat HET DRÜKFOUTENDUIVELTJE. Jullie hebben natuurlijk allemaal wel eens gehoord van dat kleine duivertje, dat er de grootste pret in heeft om te zorgen, dat er foutjes in een boek of schrift blij ven staan. Welnu, ik zal jullie eens een ge schiedenis van zoo'n ondeugend duiveltje vertellen. Een beroemd schrijver had voor gewoon te om zelf de drukproeven van zijn eigen gemaakt boek na te zien, omdat hij dit niet graag aan anderen wilde overlaten. Hij beroemde er zich altijd op, dat er in zijn boekwerken nooit drukfoutjes voor kwamen. Hij daagde zijn vrienden en ken nissen uit om al zijn boeken te lezen en be loofde een groot feest te zullen geven voor elke fout, welke zij konden vinden. De vrienden en kennissen begrepen hee- lemaal niet, dat de schrijver dat zei, omdat zij dan al zijn boeken zouden koopen, en ook aandachtig zouden doorlezen. Hij lachte hartelijk, toen hij na een paar weken van verschillende boekhandelaren hoorde, dat er zooveel vraag naar boeken door hem geschreven, was, en dat de meeste boekhandelaren al heel spoedig waren uit verkocht. Zoo deed hij dus goede zaakjes, door een weddenschap met zijn vrienden en kennis sen aan te gaan. Dezen hadden het ook weer aan hun vrienden en kennissen ver teld, want iedereen wilde graag het groote gastmaal en het feest van den schrijver bijwonen, maar hoe ze ook zochten, inder daad, zij konden geen enkel klein foutje vinden. Een klein drukfoutenduiveltje had het snoeven van den grooten schrijer toe vallig gehoord ert dat begon hem te verve len, ja zelfs te ergeren. Hij zou dien op schepper wel eens een lesje geven, zoodat hij in het vervolg dan wel een toontje lager zou zingen. En het eerstvolgende boek, dat de schrijver weer had gemaakt, werd zooals gewoonlijk gezet en de drukproeven naar hem toegezonden om ze na te laten zien. Nu begon de pret van onzen kleinen duivel, die kleine kwelgeest van alle schrij vers.... Hij sprong en huppelde van ple zier over de schrijftafel van den schrijver heen, ging boven op den penhouder zitten, waardoor de schrijver hem niet kon vinden en maar steeds weer overal zocht, echter zonder resultaat. Ten slotte nam hij een potlood en ging aan het werk. Het duiveltje ging nu zoo naast het boek staan, dat alle fouten die er gezet waren, door een kleine schaduw juist de goede letters schenen. Zeer verwonderd las de schrijver zijn proeven door zonder er ook maar één foutje in te kunnen vinden. Met een woord van waardeering zond hij de proeven terug en wachtte op de rest. Ook hier gebeurde het wonderlijke, dat er heelemaal geen enkele fout in de proe ven voorkwamen, omdat alweer het druk foutenduiveltje bij alle fouten door een kleine schaduw op het papier te werpen, het deed voorkomen, alsof de goede letters er stonden. Eindelijk was het boek gereed, de proe ven klaar en de drukker kon verder gaan. Spoedig waren alle exemplaren keurig verzorgd afgedrukt en gingen nu naar den binder, die er een prachtigen band omheen deed. Tenslotte na eenige weken ontving de schrijver de eerste tien exemplaren. Hij was zeer opgewonden hoe het publiek zijn nieuwe werk zou ontvangen, en sloeg een der boeken open, maar zonk doodsbleek in een stoel. Want wat zag hij? Op iedere bladzijde krioelde het van de fouten.... Bijna eiken regel was niet in de haak. Zoo iets was ontzettend. Dadelijk telefoneerde hij aan den uitgever om de geheele druk vast te houden en vooral geen enkel boek af te geven. Gelukkig had deze verder nog geen boek en zijn groote witte tanden laat zien op dusdanige wijze, dat zijn vijand ijlings voor hem op den loop gaat. Met de slagtan den kunnen de zwijnen zeer veel. Hierin bezitten zij een groote kracht en die kracht blijft ook als de zwijnen ouder worden en niet meer op jacht gaan. Wanneer het zwijn van achteren wordt aangevallen, b.v. als de jager hem in den rug met een kogel verrast, dan keert hij zich om, snuift van woede en drift en holt blindelings in het rond, het spoor volgend van den jager, die zich bliksemsnel in veiligheid moet stellen, want onder de klauwen van een woedend zwijn gaat hij een wissen dood tege moet BIJ ONS PLAATJE. De cactus-liefhebber laat zich met zijn zoontje fotografeeren! verzonden, zoodat de geheele oplaag kon worden vastgehouden. De schrijver ging nu zelf naar den drukker en vroeg bleek van drift of hij de door hem zelf geziene proe ven eens even na mocht zien. De drukker begreep er niets van, haalde de proeven te voorschijn en jawel, daar zag nu de schrijver, dat hij zelf al de fout jes had laten staan. Dat was toch wel heel eigenaardig. Hij, die anders altijd zoo keu rig en correct was, had werkelijk geen en kele fout kunnen ontdekken. Hij liet den drukker nu het boek zien en ook deze schrok van de ontzettend vele fouten. Het eenige, wat er op zat, was de geheele op laag te vernietigen en de proeven opnieuw na te zien en de proeven opnieuw na te zien, het boek opnieuw af te drukken. Het was heel erg want in de couranten had reeds gestaan, dat het boek dien week nog in den handel zou worden gebracht, en de meeste menschen rekenden er natuurlijk al op, want de schrijver was heel bekend en zijn werken werden graag gelezen. Enfin, daar was nu niets aan te doen. Een van de vrienden van den schrijver wendde zich tot den drukker en vroeg wat er eigen lijk aan de hand was en waar het boek nu eigenlijk bleef, waarop de drukker hem de geheele zaak uitlegde. Lachend ging de vriend nu naar den schrijver en zei: „Nou, vraag je vrienden en geef een feest! Want je ziet, cok jou kan zooiets wel eens overkomen...." Behalve, dat de schrijver dus dit groote verlies had te lijden, door op eigen kosten zijn boekwerken te laten overdrukken, moest hij ook nog het feest betalen, dat hij beloofd had. Zooiets was hij natuurlijk aan zijn goen naam verplicht! En toen hij na afloop van den maaltijd en het vriendenfeest doodmoe in bed lag, zag hij plotseling een kleine gedaante zit ten op het herdrukte boek, en die kleine gedaante keek hem spottend aan en zei: „U ziet, dat snoeven iemand wel eens leelijk te stade kan komen.." waarop het duivel tje gauw weer verdween. Het was een goede les voor den schrijver, die nu een beetje nederiger was in het vervolg. DE PROEF. Op zekeren dag maakte een wereldbe roemd violist een visite bij den niet min der beroemden Charlie Chaplin en deze laatste liet hem in zijn studeerkamer bin nen. Toen hij daar de viool van Chaplin zag liggen, vroeg hij aan den filmkomiek, of hij daar even op mocht spelen. „Natuur lijk", antwoordde Charlie glimlachend, „tenminste als u het instrument kunt be spelen". De beroemde violist keek hem verwon derd aan en zei toen: „Natuurlijk kan ik uw instrument bespelen"Hij nam de viool uit de kist en wilde hem onder den kin vasthouden, doch dat gelukte hem niet. Lachend boog hij voor Charlie en zei: „Ik geef me gewonnen. Op uw instrument kan ik niet spelen...." Charlie Chaplin is n.l. links en heeft een viool laten bouwen, wel ke precies andersom is dan voor menschen, die rechts zijn.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1934 | | pagina 7