HET IDEAAL VAN IEDEREN JONGEN!
OVER DEN KASTANJEBOOM.
Jan voor het eerst de lucht in.
Hoe een journalist zijn
collega's te slim af was.
Wat een struisvogelmaag
verdragen kan.
VOOR ONZE NATUUR
LIEFHEBBERS
De reuze-water juffer.
De pluvier.
WIE VAN JULLIE KAN
WAT ER VAN
GEMAAKT WORDT
DIT MAKEN?
ZOO ZIJN DE
ENGELSCHEN1
ONVERSCHROKKEN!
„Jan, Jan!" schreeuwen de jongens.
„Geen tijd", roept Jan en weg is hij, het
schoolplein over, de straat op. Gauw naar
huis om Vaders brood te halen. En dan
naar het vliegveld! Vader werkt in de
groote loods, waar de vliegtuigen staan,
als ze thuis zijn. Fijn, eiken middag om 12
uur mag Jan vaders brood
en de flesch koffie gaan
halen. Wat daar in de loods
al niet te zien is! Als groote
vogels, klaar om uit te
vliegen, staan zij daar. Jan
kent ze precies de groote
tweedekker, die heel naar
Parijs en Londen gaat met
passagiers en post; de mi
litaire vliegtuigen met hun
bijzondere kenteekens, die
je van veraf al kunt onder
scheiden en de kleine een
dekkers, licht en rank,
waar je pleziertochten in
kunt maken en duikelin
gen, of je een echte vogel
was!
Jan weet precies, hoe al
die motoren werken, hoe
het hoogtestuur beweegt en
de remmen overgaan. Net
zoo lang heeft hij gesnuf
feld en gevraagd tot de
werklui in de loods onge
duldig werden en er één
lachend zei: „Nou jij doet
net, of je vandaag nog de
lucht in moet!"
„Was 't maar waar
dacht Jan en verlangend
kijkt hij naar de leuningstoelen achter in
de vliegtuigen, waar straks de passagiers
in zullen plaats nemen. Net zoo gemakke
lijk als in den trein zit je er in en wat kon
je niet veel zien! Als de werklui niet kijken
sleept Jan wel eens het kleine trapje vlak
voor de cabine en gaat dan stilletjes in
de cockpit zitten, maar hij weet wel, dat
hij dat niet doen mag.
Achterin zitten vindt vader niet erg. „Als
je maar nergens aankomt", zegt hij altijd.
Maar buiten op het vrije veld, daar is
het ook heerlijk. Als je maar op tijd bent,
om de vliegtuigen binnen te zien komen.
Eiken dag, zoo even na 12 uur, komen zij
het een na het andere aansnorren; uit Am
sterdam, uit Berlijn, uit Londen en Parijs.
Het is net, of ze hebben afgesproken elkaar
daar op het veld te ontmoeten, voor zij ver
der gaan, ieder een anderen kant uit.
Hollen moet Jan om het nog te halen van
school! Wanneer moeder de boterhammen
voor vader niet klaar heeft, en Jan wach
ten moet, kan hij wel huilen, zoo bang is
hij om het oogenblik van aankomst te mis
sen. Buiten adem komt hij dan altijd op
het veld aan. Vlug naar de loods, om het
brood te brengen. Straks aal hij vader wel
vinden, die komt altijd naar buiten, als hij
de toestellen hoort aankomen. Iedereen
komt dan naar buiten, de werklui uit de
loods, de monteurs, die het vliegtuig even
na moeten zien, voor het weer vertrekt, de
controleur met den gouden band om de
pet, de kruiers van het kofferwagentje.
Maar niemand waagt zich op het veld. De
toestellen moeten ongestoord kunnen lan
den. Meestal komt Berlijn het eerst. Als
een stip zie je hem in de verte. In groote
cirkels daalt het toestel dan neer, vlak over
de loods glijdt het en rolt dan over het veld,
In den maag van een struisvogel, die
eenige jaren geleden door onvoorzichtig
heid te Lyon werd gedood, vond men: twee
pond kiezelsteenen, drie steenen tabaks
pijpen, die groen geworden waren, maar
hun vorm toch volkomen bewaard hadden;
een mes met een koperen heft; 25 koperen
uniformknoopen, een halven franc, 32 ko
peren centimes, verscheidene andere kleine
metalen voorwerpen, zes groote noten, die
niet gekraakt waren, een stuk ijzerdraad
van ongeveer anderhalven duim lengte, dat
bijna geheel door het maagsap was opge
lost. De gezondheid van het dier, dat al
deze voorwerpen achtereenvolgens had op
geslokt, scheen er niet in het minste om te
hebben geleden!
Ieder insect, familie van dit insect, noemt
men ten onrechte waterjuffer, maar de
reuze-waterjuffer is door haar grootte
steeds goed te herkennen. Men noemt dit
insect ook wel „reinigingsjuffer" en zij is
familie van de insecten: Hydrophilidee. Zij
lijken veel op de landjuffers van de Cax-a-
bisgroep. In speciaal daarvoor gemaakte zij-
Jen cocons worde de eieren gelegd.
Deze cocons worden bevestigd aan een
ttuk hout, stengels van waterriet en ook
yel aan het lichaam van de waterjuffer
relf. In zoo'n cocon liggen van 20 tot 100
eieren. Na eenige dagen komen de larven
ait, die ware roofdieren zijn, zij eten aller
lei kleinere dieren op, soms zelfs dieren,
lie net zoo groot zijn als zij zelf.
De volwassen waterjuffer leeft in hoofd
taak van plantendeelen, meest rottende en
gebruikt ook wel eens een enkele maal een
lier, dat gestorven is. Vandaar, dat zij den
naam van „reinigingsjuffer" heeft gekre
gen. Na «enigen tijd spint de larf zich in,
aevestigt den onderkant van de cocon aan
ten bodem van het water en zet deze ver
vormigen koker, welke tusschen het hoofd
en de borstkas in zit. Deze koker steekt bo
ven het water uit, het insect zuigt zijn lon
gen vol en door een paar haartjes wordt, de
opening afgesloten, zoodat slechts heel wei
nig lucht tegelijk kan ontsnappen. Verder
heeft zij twee voelsprieten aan den kop,
waaraan de oogen zitten.
De kleine luidruchtige pluvier wordt ook
wel eens „kildeer" genoemd, naar het ge
luid, dat hij voortbrengt en dat veel gelukt
op het woord „kildeer". De vogel is buiten
gewoon kwiek en snel, zoowel loopende op
he weiland als wanneer hij zich hoog in de
lucht bevindt.
Hij is altijd erg bezig en druk en inte
resseert zich voor alles wat er om hem heen
gebeurt. Als het land pas is geploegd, is
de pluvier het meest in zijn element. Met
zijn taankleurige, ranke pooten stapt hij
door de voren en knipoogt om zich heen of
hij geen insecten ziet, die hij voor zijn
middagmaal kan verschalken.
Beide, het mannetje zoowel als het
vrouwtje, zijn gelijk geteekend en zijn ge
makkelijk te herkennen aan de twee breede
zwarte strepen, welke over hun borst loo-
pen, en verder is het veerenhuidje helder
wit.
De vogels zijn stevig en toch slank ge
bouwd en hebben bruingrijze vleugels.
Deze pluvieren bouwen het liefst hun nest
bij landerijen en tuinen. Zij leggen vier
grijs met bruin gespikkelde eitjes. Zoodra
de jongen uit het ei komen, kunnen zij al
loopen. De moeder brengt haar kleintjes
nu op de weide en leert hun insecten voor
zichzelf te zoeken. Zijn de kleinen wat
grooter, dan gaan zij vaak langs den sloot
kant en bij stilstaande wateren naar water
insecten zoeken en verdelgen er heel wat.
Over het algemeen zijn de pluvieren trek
vogels. Alleen trekken zij niet allemaal
naar verre, warme streken; een deel van de
zwerm gaat zeer ver Zuidwaarts, doch een
ander groot deel gaat niet verder dan de
Middellandsche Zee.
Deze vogels blijven ook niet zoo lang weg
en met het vroege voorjaar zijn zij het, die
in groote getale naar hun oude woonsteden
teruekeeren.
een heel eind weg. Maar nu rennen de mon
teurs er gauw heen, ze pakken de touwen,
die aan de vleugels hangen en trekken het
vliegtuig naar de loods. Een trapje wordt
er tegen gezet en nu kunnen de passagiers
uitstappen. De kruiers laden de koffers op
het wagentje, de vliegenier wijst de mon
teurs, dat zij doen moeten en alles is in de
weer. Dan stapt de vliegenier naar het ge
bouw van de directie om verdere orders te
ontvangen. Het is een drukte als op een
station. Reizigers stappen in en uit, koffers
worden versjouwd, kruiers schreeuwen,
motoren worden geprobeerd, het is een
leven dat hooren en zien vergaat!
Maar dan roept de controleur „Klaar!" en
„Berlijn" rolt weer het veld op om zijn
reis voort te zetten. Het toestel richt zich
schuin omhoog, scheert over de wilgen-
boschjes en dan gaat het hooger, alsmaar
hooger. Kleiner en kleiner wordt het, zoo
dat de wolken het uit het gezichtspunt ne
men.
„Londen" is intusschen ook opgestegen.
Jan heeft een knikje van den piloot ont-
ontvangen. Ja, die piloot is Jan's Vriendje.
Als het koud is, mag Jan hem koffie bren
gen. „Gauw", roept de vliegenier dan, „ik
heb maar vijf minuten". Wat rent Jan dan.
Maar heel voorzichtig komt hij dan met een
kop dampende koffie aandragen.
Op een keer vroeg de piloot aan Jan:
„Ben je wel eens in de lucht geweest?"
„Nee mijnheer", zei Jan verlegen. „Nou, als
ik eens vrij ben, kom ik je halen", beloofde
de piloot. Zou het heusch? denkt Jan. Hij
kan het niet gelooven! Maar het is werke
lijk gebeurd!
Eens heeft de piloot Jan meegenomen en
vader ook! Want vader vertrouwde het niet
Jan zoo heel alleen in de kabine daar
achter. Als Jan eens wat open ging doen.
„Goed", zei de piloot „dan ga jij ook
mee!" En toen gingen zij. Jongens, wat
snorde de motor en wat kon je ver zien.
Heelemaal niet bang was JanNu gin
gen zij over de havens. Wat een leuke klei
ne scheepjes, als uit een speelgoeddoos. En
wat een kleine huisjes met schoorsteen
pijpen als lucifers.... Hè jammer, de pi
loot daalde alweer.
„We zijn er", schreeuwde de piloot en in
een oogwenk rolde het toestel weer op het
veld. Vader bedankte den piloot hartelijk
en Jan wist haast niets te zeggen. Het was
allemaal zoo heerlijk geweest. Hij kneep
daarom maar heel stijf de hand van den
vliegenier en riep „Dank u wel! Ik word
ook vliegenier als ik groot ben
De gewone kastanjeboom groeit van zelf
in de bosschen en vooral in de bergachtige
streken. De boom wordt in vele streken
van de Vereenigde Staten van Noord-Ame-
rika gevonden. Men kent van den kastanje
boom twee voornaamste soorten, de eene
is de wilde boom, en de andere de tamme.
Van den tamme worden de vruchten ge
bruikt om als voedsel te eten. Van de tam
me kastanjeboomen zijn er niet zooveel als
van de wilde. Zij worden meest aange
kweekt.
De kastanjeboom is heel statig en be
reikt dikwijls een onmetelijke hoogte. Op
den Etna groeit een reusachtige kastanje
boom, waarvan het verhaal gaat, dat op
zekeren dag Johanna van Arragon, toen zij
uit het land moest vluchten, zich onder
den boom schuil hield en al haar bedienden
konden zich eveneens onder den boom
schuil houden, waarmee natuurlijk wordt
aangeduid hoe groot en breed deze boom
moet zijn geweest. Het eigenaardige van
dezen boom was echter wel, dat hij van
binnen heelemaal hol was, zoodat hij een
prachtige schuilplaats bood voor de vluch
telingen. Het komt in de Zuidelijke landen
vaak voor, dat men de kastanjeboomen,
tenminste de oude, als huis gebruikt. Men
kan in zulk een ouden boom gemakkelijk
wonen. Wanneer de kastanjeboom oud
wordt, dan begint hij de inwendige sappen
en het boomvleesch te verliezen en wordt
het inwendige hol.
Het is heel moeilijk den ouderdom van
een kastanjeboom te bepalen. Wanneer
men aanneemt, dat de boom elk jaar in
'dikte een streep heeft gewonen (hetgeen
misschien te veel is, want men weet, dat
alle boomen een tot zekere dikte gekomen
zijnde, theel langzaam groeien, dan moet
deze kastanjeboom thans van 3600 tot 4000
jaar oud zijn.
Ook in Frankrijk staan veel heel oude
kastanjeboomen, o.a. in de buurt van San-
cerre. Reeds meer dan zes eeuwen geleden
droegen de kastanjeboomen van Sancerre
den naam van de dikste kastanjeboomen.
Van één dezef boomen gelooft men, dat hij
duizend jaar oud is; zijn stam is volkomen
gaaf, en elk jaar brengt de boom een on
telbare hoeveelheid vruchten voort. Het
hout van den kastanjeboom schijnt tot
brandhout niet geschikt te zijn, maar het
is fraai timmerhout en bij het bouwen van
huizen wordt het vaak in plaats van eiken
hout gebruikt. Wanneer het kastanjehout
groen in het water wordt gelegd, dan kan
het maandenlang goed blijven. Dan kunnen
wij een bloeiende tak van een kastanje-
boom in een vaas met water zetten. De
knoppen zullen langzaam uitkomen en het
groen ervan wordt zoo mooi als aan den
boom zelf.
In het Zuiden van Europa maakt men
wel waterbuizen van kastanjehout, omdat
het hout zoo lang goed kan blijven. Er
worden in Zuid-Italië zelfs wijnvaten van
gemaakt en de wijnkenners zeggen, dat
de wijn uit deze houtvaten bijzonder sma
kelijk is.
De kastanjeoogst geschiedt op het eind
van October en aan het begin van Novem
ber. In sommige streken van Frankrijk
hebben de bergbewoners en de armen bijna
geen ander ovedsel dan kastanjes. Het
brcod van kastanjemeel heeft een goeden
smaak en is licht verteerbaar. Daarbij
komt nog, dat het dagenlang goed kan
blijven.
Op ons prentje zie je de tak van een kas
tanjeboom. De bloesems zitten onder aan
het blad. Je ziet, dat de takken heel dicht
bebladerd zijn. Hoe dichter deze bladeren
zijn, des te meer vruchten draagt de boom.
Je neemt vier tollen, waarvan er twee
grooter zijn dan de anderen. Dan maakl
je aan deze tollen een as, dus een ijzeren
staafje, of een houtje, dat niet te dun ia
Die assen bevestig je aan de tollen. Op die
assen sla je een recht naar bovenstaand
plankje, waarop het wagentje kan rusten
Het maken van het wagentje zelf is al
heel eenvoudig: je neemt een flinke breede
plank, waaraan je vier recht-op-staande
latjes bevestigt. Nu neem je een lang stub
hout en maak je er een disselboom aan. De
disselboom wordt aan de onderzijde van
den wagen bevestigd en vervolgens sla je
de assen aan de bak vast. Is dit geen aar
dig wagentje. Misschien kun je er je broer
tje mee verrassen.
De Engelschen, en dit is algemeen be
kend, laten zich dikwijls op een onbarm
hartige wijze door de etikette tot in het be
lachelijke tyranniseeren. Een ieder kent d«
geschiedenis van den genteleman, die, hoe
wel een uitstekend zwemmer, aarzelde
iemand, die op het punt stond te verdrin
ken, te redden, omdat hij aan hemniel
voorgesteld was!
Het volgend voorval, dat de bekende
Fransche journalist Jules Janin, overkwam,
vormt daarbij een typeerenden tegenhan
ger:
Janin zat in een Londensch koffiehuis
„Vérrey" aan den haard. In zijn nabijheid
zat een Engelschman, die blijkbaar graag
kennis met den Franschman wilde maken
Hij riep den kellner en zeide: „Garcon, hoe
heet dien heer daar bij den haard?" „Ik
weet het niet, Mylord", was het antwoord.
Toen wendde de man zich tot de vrouw
aan het buffet, doch ook deze wist der
naam van den vreemdeling niet. Nu stond
de blijkbaar zoo nieuwsgierige Engelsch
man op, kwam verlegen naar den heer bij
den haard toe en sprak. „Hoe is uw naam
mijnheer?" „Janin", journalist", was hei
antwoord. „Welnu, mijnheer Janin, uw jas
brandt!" zeide de Engelschman, waarop hij
voldaan naar zijn tafeltje terugging. In
derdaad had de jas van den Franschman
te dicht bij het vuur gehangen, waardoor
een groot gat in een der panden was ge
brand
De Maarschalk Pelissier had in zijn be
trekking als gouverneur-generaal van Al
geria eens een ernstig onderhoud met een
Spahi, d.i. een Inlandsch soldaat, over een
door hem gepleegd misdrijf. De soldaat ant
woordde den generaal op een vrij brutalen
toon en de generaal werd hierop zoo nijdig,
dat hij den soldaat een draai om de ooren
gaf met zijn rijzweep. Hierop trok de sol
daat zijn pistool, legde het op Pelissier aan
en haalde de haan over. Maar het pistool
weigerde.waarop Pelissier zei: „Drie
dagen arrest omdat uw wapen niet in orde
is!" Hij keerde zich om en wandelde ver
der.
Bennet, de eigenaar en uitgever van het
Amerikaansch wereldblad de „New York
Herald", welke jaarlijks duizenden couran
ten uitgeeft en millioenen dollars voor het
groote leger personeel, is een slim man.
Toen de Prins van Wales op een dag de
Niagara-watervallen zou komen bezichti
gen, was het een heel feest voor de bewo
ners van het kleine Amerikaansche dorpje,
dat er niet ver van verwijderd ligt. Dit
dorp bezit een telegraafkantoor, het eenig-
ste kantoor, dat er miilen in den omtrek te
vinden is. Toen nu de dag aanbrak, waarop
de Prins zou komen en waarbij vele auto
riteiten aanwezig zouden zijn, om den Prins
rond te 'eiden en een welkomstwoord toe
te spreken, ging Bennet voor het telegraaf
kantoor staan. De Prins liet echter lang op
zich wachten en de correspondenten van
andere Amerikaansche bladen belegerden
reeds het kantoor, om, zoodra de journalist
van den „New York Herald" klaar was met
telegrafeeren, hun berichten naar de kran
ten te zenden. Bennet was echter heel slim;
hij bleef urenlang in het telegraafkantoor
-■Staan en liet den beamJbte, die achter het
x>ket zat te telegrafeeren. een heel hoofd
stuk uit een boek telegrafeeren, zoodat de
andere journalisten geen tijd kregen hun
berichten door te zenden. „Wanneer je dat
hoofdstuk af hebt", zei Bennet, „begin dan
maar aan een volgend, geef in ieder geval
een ander niet de gelegenheid zijn berich
ten door te zendenEn zoo gebeurde
het. De journalist hield de telgraaflijn dien
middag geheel voor zichzelf en eerst toen
alle bladen al ter perse waren gegaan, trad
hij het kantoortje uit en de „New York'
Herald" was dien avond de eenige, die een.
belangrijk verslag gaf over het bezoek vai».
den Prins van Wales....