Een gemzenjager verdwaalde in de Alpen.
Een eigenaardig Servisch sprookje
Wie ontdekte het Barnsteen
Dierlijk voedsel bij
de Chineezen
Wat water vermag.
DE STELTELOOPESF1S
OVER EEN SCHOONE PRINSES
EEM KÜBPPyZZLE
IETS OVER DE
WILDE VIJG.
ZIJN KAMERAAD IN DE
DIEPTE GESTORT
Ten tijde van den verschrikkelijken der
tig-jarigen oorlog in Duitschland leefde er
op het eiland Usedom, aan de Pruisische
kust van de Oostzee, een eenvoudig her
der, wiens naam Schweidler was, met zijn
lieve dochter Maria. Het kleine dorpje Co-
serow, waar zij woonden, was door de
krijgvoerende legers geplunderd en ver
woest en de dorpelingen waren naar de na
bijgelegen klippen en bergen gevlucht om
levensonderhoud.
Toen het gevaar eenmaal geweken was,
waren zij van huizen, voedsel en geld be
roofd, en de herder en zijn kudde waren
«bijna aan verhongering ten prooi.
Op zekeren dag echter ging Maria
Schweidler den Strecklenberg op om
braambessen te zoeken, maar kort daarop
keerde zij vol vreugde en buiten adem tot
haar vader terug met twee glinsterende
stukken barnsteen, elk bijna van de grootte
van een mensehenhoofd. Nauwelijks was
zij weer op adem gekomen, of zij vertelde
haar vader, dat aan het strand de wind het
zand had weggevaagd van een barnsteen
ader; dat zij op staanden voet deze stuk
ken met een stok er af had gebroken, dat
nog een groote voorraad van die kostbare
stof aanwezig was en dat zij die overdekt
had, teneinde haar geheim te verbergen.
Het barnsteen bracht geld, en he; geld
gaf voedsel en kleeding en gemak. Maar in
die dagen werden nog de vrouwen gepijnigd
wegens toovernij en zoo gebeurde het, dat
ook Maria Schweidler, de arme herders
dochter, als een tooverheks werd be
schouwd, omdat zij van die kostbare din
gen had weten te vinden. Hoe het afliep
met de arme Maria Schweidler kunnen wij
lezen in „De Barnsteenheks" van Heimhold,
welk boek reeds tientallen van jaren terug
in den handel werd gebracht en vooral
door de Duitsche jeugd heel veel werd ge
lezen, net zooveel als bij ons het spannend
verhaal van „Robinson Crusoë".
De Chineezen hebben het paard, den
hond, den buffel, den stier, de kat, en alle
andere dieren, evenals bij de Europeanen,
tot huisdieren gemaakt, en nog veel meer
diersoorten, die bij de Europeanen die eer
niet genieten. De Chineezen eten zonder
onderscheid elk levend dier, dat hun in
handen komt. Honden, katten, havikken,
adelaars, uilen, ooievaars zijn altijd op de
markt te vinden. In de grootere Chinee-
sche steden eet men natuurlijk maar niet
alles. De vreemdelingen, die in de steden
verblijven en er een diener bestellen, zijn
niet genegen dat alles te eten, waar de Chi
neezen genoegen mee nemen. Maar in de
kleine plaatsen en in de vuile havensteeg
jes vindt men thans nog wel Chineesche
winkeltjes, die.... gebraden ratten, ge
kookte muizen en veldslangen verkoopen!
Zelfs de Chineesche dokters gebruiken
de slangen en de insecten voor een genees
middeltje. Of het middel altijd baat vindt,
dat weten wij niet.
De Chinees is dol op hondenvleesch.
Jonge, vette en sappige hondjes worden,
dikwijls heel duur betaald en een schotel
tje hondenvleesch is voor de Chineesche
kinderen een delicatesse. Op elk groot di
ner komt hondenvleesch op tafel. Het
vleesch wordt verwerkt met een massa
specerijen en kruiden en opgesierd op een1
groote schotel, waaromheen men vruchten
en noten legt. i
Hieronder volgt een geschiedenis van
een Tyroolsch gemzenjager en je krrnt het
gelooven of niet, maar de geschiedenis is
waar gebeurd en nog niet eens zoo heel
lang geleden. Zij speelde zich af in een zeer
verlaten streek in de Tyroolsche bergen,
waar vóór den oorlog zeer veel jacht op
gemzen werd gemaakt.
Een in die streek bekend gemzenjager
tr.ok op zekeren morgen, in gezelschap van
zijn vriend, eveneens een bekend jager, en
gewapend met geweer en lange touwen, het
gebergte in, om een of twee jonge gemzen
te bemachtigen.
Het weer was schitterend, de zon stond
reeds vroeg hoog aan den hemel en goot
een weldadig licht over de besneeuwde
bergtoppen, welke in duizenden kleurtjes
schitterden. Het jonge groen aan de berg
rotsen leefde op onder de zachte zonnestra
len en alles rook naar lente en zonneschijn.
De beide jagers, die er reeds vroeg op uit
waren getrokken, hadden dus een mooien
dag uitgekozen. Vroolijk neuriënd trokken
zij het gebergte in en toen zij aan den voet
van een steilen rotsberg waren gekomen,
welken zij zouden beklimmen, bonden zij
een langtouw om het middel, zoodat zij niet
van elkaar af konden en dus ook niet kon
den verdwalen.
Maar hoe geheel anders zou deze prettige
reis afloopen! De beide jagers, die, na on
geveer een uur te hebben geklauterd, zich
neerzetten op een rotsig uitsteeksel, za
gen. toen zij zich te goed deden aan het
koele water, dat zij in kruiken hadden
meegenomen, plotseling een jonge gems loo-
pen, die op ongeveer vijf meter van de
.mannen bleef staan en scherp scheen te
luisteren. Als de wind zoo vlug legde een j
der jagers het geweer aan en schoot het
jonge dier terstond dood, doordat hij het in
de hartstreek wist te treffen. Glimlachend
om de mooie buit, die hij had gemaakt,
kroop de jager voorzichtig van het rots
punt af om het gedoode beest aan een der
touwen vast te maken en het zoodoende
raar boven tetrekken, maar plotseling
gleed zijn voet, bekleed met een spijker
schoen, uit op het vettige mos, dat tusschen
de steenen groeide en de man viel, doch
bleef gelukkig hangen doordat hij zich
tijdig wist vast te grijpen aan een stuk
boomstam.
Uit alle macht begon nu zijn vriend aan
het touw te trekken, dat beide om' het mid
del hadden, maar het was hem zonder hulp
niet mogelijk zijn in doodsgevaar verkee
renden kameraad naar boven te sleepen.
Door het schuren van het touw was er
al gauw een stuk van doorgesleten. hoe
lang zou het nog duren, vóórdat het ge-
heele touw doorbrak en zijn kameraad in
de onmetelijke diepte zou storten. Krak
krak.... het touw brak af.... een angst
gil in de stilte der bergen en daarna niets
meer.
De jager dorst niet neerzien naar om
laag
Wat nu gedaan? Er moest toch worden
gehandeld! Hij kon toch niet geheel alleen
in het stille, onherbergzaam gebergte ach
terblijven. Roepen zou niet veel geven.
Geen sterveling hoorde hem hier, al klon
ken er wel van alle kanten echo's. „God,
wat moet ik doen. Help mij!" bad de ang
stige jager.... De zon stond reeds hoog
aan den hemgl, het werd middag; op dien
Enkele jaartallen, die jullie op school niet
leert.
plotseling schenen ook alle nare, vreemde
geluiden te zijn verdwenen. De groote berg-
vogels kropen uit hun nesten en fladderden
verwonderd om den vreemden man, die
daar zoo geheel alleen op een rotspunt zat
en bad om redding.Zou hij van honger
hier moeten sterven en zou God zijn vurig
gebed verhooren?Ja, het laatste was
waar. Want wat zag hij, ginds in de ver
te?Een mensch, neen, twee menschen,
twee jagers, vrienden van hem, die naar
den vermisten jager en zijn kameraad kwa
men zoeken.
Als een krankzinnige zoo luid begon de
jager te schreeuwen en met zijn hoed in de
lucht te zwaaien.... Ja, ja.... men zag
hem.... Goddank, hij was gered. De arme
man kon wel huilen van vreugde en om
dat hij op dat oogenblik ook niets dan tra
nen van dankbaarheid en vreugde had, liet
hij die den vrijen loop. Hoe heerlijk was het
weer een mensch te gien! Al gauw hadden
de beide jonge jagers hun vriend met be
hulp van dikke touwen naar boven gehol
pen en ook de doode gems, het jonge dier,
dat door zijn arme kameraad was neer
geschoten, werd naar boven gehaald. De
jager moest aan zijn vrienden vertellen
hoe het ongeluk met den ander was geschied
en gedrieën keerden zij naar het dorp te
rug, waar vreugde was om de terugkeer
van den jager, maar ook droefenis om den
tragischen dood van den ander.
in het midden openscheurt. Om de vruch
ten open te scheuren, moet men in den vij
genboom klimmen en een soort van ijzeren
kam bij zich hebben, want met de hand zou
dit scheuren veel te langzaam gaan.
Wanneer de vijgen niet tijdig worden ge
knepen of opengescheurd, dan wordt de
vrucht, tegen dat zij geheel dijp is, bitter
van smaak en oneetbaar.
De wilde vijgen hebben een heel eigen-
aardigen smaak; sommigen menschen hou
den er van, anderen hebben er een uitge
sproken afkeer van. De wilde vijgen waren
bij de oude IsraeJieten in hoog aanzien.
wilde vijg of de z.g. sycamore. De wilde
vijg groeit aan een stronk, welke overal
kleine loten, in den vorm van druiventak-
ken uitschiet, en aan het einde ervan zit
dan de vrucht, welke, ook weer als drui-
ventakken aan trossen hangt. Zijn de
vruchten goed rijp, dan is het noodig, dat
men ze, bij het naderen van het seizoen.
10441300: De Oostzee scheurt een
groot deel van de kust weg van Pommeren
en veroorzaakt daardoor groote verliezen.
12191251: Zware zeevloeden vormen
het eiland Wieringen, dat van het vaste
land wordt afgescheurd.
1242: De Duitsche Zee verslindt verschei
dene gemeenten langs de westkust van
Sleeswijk en maakt het Kanaal, dat het
eiland Nordstrand van het vaste land
scheidt, veel breeder.
1282: De dam, welke Friesland aan
Noord-Holland verbindt, wordt door de zee
vaneen gescheurd, waarna de Zuiderzee
zich vormt.
1300: De stad Eiparum in Istrië wordt
door de Atlantische Zee verwoest.
13001600: Drie vierde gedeelte van het
eiland Helgoland wordt door de zee ver
slonden.
1337: Veertien dorpen op het eiland Kad-
zand in Zeeland worden door de Noordzee
verslonden.
1570: De helft van het dorp Schevenin-
gen wordt door een zeevloed verwoest.
Kleine huisjes spoelen weg en honderden
menschen verdrinken.
1784: Een zeevloed vormt in Zuid-Egypte
de zee van Abukir.
1805: De laatste overblijfselen van het
oude, beroemde klooster Crail in Schotland
worden door de Noordzee-stormen wegge
sleurd.
Toen Freddie en Wim op een morgen voor
de school kwamen, hadden verschillende
jongens uit hun klas hun stelten meegeno
men en liepen nu met groote passen de
speelplaats op en neer.
Zij, die het nog niet konden, vielen steeds
weer van hun houten beenen af, tot groote
pret van de anderen, die er al meer bedre
ven in waren.
Maar de jongens, die goed evenwicht
konden houden oefenden zich in allerlei
kunstjes maken. Freddie en Wim vonden
het een prachtidee, en zoo gauw zij des
middags uit de school thuis kwamen, gin
gen zij hun stelten van den zolder halen.
Die van Wim waren stuk, de klosjes zaten
Er leefde eens een meisje, dat geen vader
en geen moeder had, maar door een toover-
godin uit de sneeuw was gevormd en deze
sneeuw was op den St. Eliasdag midden in
den zomer uit een bodemloozen afgrond
bijeenverzameld. De wind had het kind
leven ingeblazen, de bladeren van het
woud dienden haar lange haren. Het lieve
kind was nog blanker dan de sneeuw, haar
mooie mond was nog rooder dan het rozen
knopje, en zij was zoo schoon, dat men
dacht met een engeltje te doen te hebben.
Deze jonkvrouw liet op een goeden dag
door de geheele wereld bekend maken, dat
op een bepaalden dag en een bepaalde
plaats een wedren zou plaats vinden en dat
zij met hem zou trouwen, die den eersten
prijs zou weten te behalen. Het bericht ging
natuurlijk als een loopend vuurtje door de
steden en op den aangewezen dag kwamen
er duizenden jongemannen, op vurige
paarden gezeten, die in den wedstrijd wil
den meedingen naar de hand van het
schoone, jonge meisje.
De jongemannen schaarden zich in een
lange rij, de paarden stonden kop aan kop
naast elkaar. Toen het doodstil was, begon
het meisje te spreken: „Jongelieden, weet
wel, wat gij doet. Ik heb aan gindschen
boom, driehonderd meter hier vandaan, een
gouden appel gehangen. Wie het eerst bij
die appel is en haar van de tak afrukt, is
de winnaar en met hem trouw ia Maar.
ik doe mee in den wedstrijd, doch ik ben
zonder paard; ik ga te voet. Ben ik echter
het eerst bij den boom, dan zullen alle me
dedingers in den strijd dood ter aarde val
len en hun paarden eveneens. Weet dus
wel, wat gij doet"; Op de jongemannen
maakten haar woorden echter nauwelijks
indruk, zoo verblind als zij waren om met
het lieve meisje in hét huwelijk te treden.
Toen klapte het meisje in de handen en
als een haas schoten de paarden, aange
maand door de sporen van hun berijders,
vooruit. Maar owee, zij hadden nauwelijks
de helft van den weg afgelegd, toen zij
bemerkten, dat het meisje hen de baas was.
Zij vloog vooruit als een pijl uit een boog
en zelfs de paarden konden haar niet in-
halen, hoe zij ook liepen. De berijders ga
ven den moed echter niet op en drukten
hun sporen nog eens diep in de zijde van
de paardenen tenslotte bereikten zij
de jonkvrouw.
Het meisje, dat zag, hoe snel de paarden
liepen, gooide nu haar degen, welke zij bij
zich droeg, achter zich en onmiddellijk ver
rees er een groot bosch tusschen haar en de
jongelingen. Velen van hen verdwaalden,
maar anderen wisten haar weer op het
spoor te komen en de achtervolging begon
opnieuw. Eerst was het meisje een heel
eind voor, maar de paarden liepen weer
zoo snel, dat zij al gauw werd ingehaald.
Nu viel een traan uit haar oog en die traan
groeide uit tot een machtige stroom, waar
in alle jongelingen verdronken, behalve één
en die eene was de koningszoon.
Deze koningszoon riep het meisje toe, dat
zij moest stilstaan en plotseling stond zij
ook stil. Hii sneida nu naar haar toe. zette
haar achter hem op zijn paard en keerde
naar zijn paleis terug, waar een groot
feestmaal zou worden aangericht, wanneer
het de vorstenzoon zou zijn gelukt de mooie
jonge vrouw te winnen. Maar nauwelijks
was de jongeling binnen de poorten van het
kasteel, waar zijn ouders woonden, geko
men, of het mooie meisje was verdwenen
en alle moeite was tevergeefs geweest..
Dit eigenaardig sprookje wordt aan de
Servische kinderen dikwijls verteld, en de
kinderen luisteren er graag naar. In dit
verhaal zit tevens een lesje voor de kleine
kinderen, die ijdel zijn en graag overal de
eerste mee willen zijn, want uit dit sprook
je kunnen de kleintjes leeren, dat zij niet
iets moeten verlangen, dat buiten hun be
reik ligt, maar dat zij tevreden moeten zijn
met hetgeen zij hebben en zijn.
Knippuzzles hebben de meeste kinderen
graag, omdat die spelletjes je een tijdlang
gezellig bezig kunnen houden, en, wat zoo
leuk is, wanneer je een aardige puzzle hebt,
die je nateekent, dan kun je met je broer of
zusje een weddenschap aangaan, wie de
puzzle het eerst netjes en zonder fouten in
elkaar heeft gezet.
Flier komt dan nog eens een aardige
knippuzzle, en voor hen, die het niet we
ten, vertellen wij nog eens, dat het vier
kantje eerst in zijn geheel op stukje sterk,
dik papier of nog beter dun karton, moet
worden geplakt.
Daarna moeten al de zwarte stukjes stuk
voor stuk en zoo zorgvuldig mogelijk wor
den uitgeknipt. Is dit dan zoover klaar,
dan begint het eigenlijke
werkje pas. Het gaat er nu
om, de stukjes zoo tegen
elkaar aan te passen, als
zij oorspronkelijk hebben
gezeten, zoodat tenslotte
een silhouet-teekening ont
staat. Wat deze voorstelt,
dat verklappen wij niet, dan
kun je zelf wel zien, als je
maar oplet, dat je geen
fouten maakt. Het is heusch
een prettige bezigheid, dus
ga maar eens aan het werk
en succes ermee hoor!
Het figuur bestaat uit 16
stukjes, maar voor diegene,
die handig is en liever een
moeilijk puzzlespel zou heb
ben, heb ik nog een leuk
knutselwerkje. Zoek eens
ergens in een oud boek ook
zoo een grappige donkere
prent uit en knip deze prent
zelf in moeilijk weer in
elkaar te leggen stukjes.
Plak ze op dun karton of
stevig papier en je hebt een
puzzlespel gemaakt!
Van vijgen heeft natuurlijk iedereen ge
hoord en een ieder weet daarom natuurlijk
ook wel het een en ander over deze vrucht
te vertellen.
Maar ik wil het nu eens hebben over de
los, dus moesten die even een extra spij
kertje hebben, maar dat was 'n werkje van
een oogenblik.
Daarna gingen zij zich oefenen in het
maken van de leuke kunstjes, die zij op
school hadden zien doen door hun kame
raadjes. Groote passen, heel kleine pasjes,
heel langzaam loopen, stilstaan, ja wat al
niet. Terwijl Wim even tegen een boom
stond te blazen, probeerde Freddie zelfs
een paar danspasjes te maken, tot groot
vermaak van Wimpie, die van het lachen
bijna van zijn stelten viel. Nu, heel wat
builen en schrammen hebben de jongens
toen dien middag opgeloopen, haar hoofd
zaak was: zij hadden pret!
middag volgde de avond.... en dan de
nacht, de lange, donkere nacht.... 'En al
dien tijd bevond de jager zich geheel al-1
leen in het duistere gebergte, terwijl vleer
muizen en berguilen om hem heen vlogen
en de nacht vol scheen van angstige, vreem
de geluiden
Totdat de eerste zonnestraal het geberg
te werd overgoten en het daglicht,
waarnaar de angstige, hongerige jager zoq
verlangend had uitgezien. Ja, het werd
dag, de zon klom al hooger en hooger, en