HUGO DE GROOT,
De vlucht per
boekenkist.
EEN BELEEFDE
Een bloem welke vliegen vangt
DE BANKIER
EEN
SJAAL BORDUREN,
DIONAEA GENAAMD.
„EUROPA'S
WONDER'
Nu willen wij niet de geheele levensge
schiedenis gaan vertellen van Hugo de
Groot, een der geleerdste mannen, die Ne
derland ooit heeft gekend, maar wel een
stukje aardige historie, n.l. de geschiedenis
van de boekenkist, waarvan jullie ongetwij
feld wel meer zult hebben gehoord.
Hugo de Groot werd in Augustus van het
jaar 1618 in hechtenis genomen; dit was
tijdens de twisten tusschen de Remonstran
ten en contra-Remonstranten. De Groot
viel in ongenade en werd gevangen geno
men. Zijn goederen werden verbeurd ver
klaard en hij zou zijn geheele leven ver
bannen moeten worden naar het kasteel
Loevestein, omdat hij was beschuldigd zich
daardoor haar meester eventueel te kun
nen helpen.
Eindelijk, na twee volle uren, kwam het
schip te Gorcum aan en de Groot kon zich
bij een vriend verkleeden als metselaar en
zoo onopgemerkt naar Antwerpen uitwij
ken. Op raad van zijn vrienden ging de
Groot van Antwerpen naar Parijs, voorzien
van aanbevelingsbrieven, die hij zijn Fran-
sche vrienden toonde. Ook in de Fransche
hoofdstad begon de Groot reeds dadelijk
te hebben gemengd in godsdienstige zaken
en Holland daarmede geen goed had ge
daan.
Op Loevestein bracht Hugo de Groot zijn
tijd door met boeken lezen, zeer geleerde
boeken en werken schrijven over de weten
schap. De Groot's echtgenoote vertoefde
eveneens op het prachtige Kasteel Loeve
stein en deze vrouw wist hem van zijn ver
banningsoord te redden. Al reeds eerder
had zij pogingen aangewend bij de Staten
van Holland om haar man weer de vrijheid
te geven, maar nog steeds zonder resultaat.
Toen bedacht zij een plan, dat lumineus
.was!
Hugo de Groot ontving iedere week voor
zijn letterkundig werk een massa boeken,
zooals werken van Vossius, Erpenius, enz.
Deze boeken, alle even geleerd, kreeg nij
van vrienden te leen, maar hij moest steeds
zorgen de boeken tijdig en onbeschadigd
in groote kisten terug te zenden. Nu, daar
zorgde de Groot's vrouw wel voor. Zij was
een vrouw, die niet van slordigheid hield
en prompt iedere week stond de boekenkist
achter de voordeur om door een paar lie
den te worden afgehaald en op een schip te
.worden gebracht, dat naar Gorcum voer.
De bevelhebber van het Slot Loevestein
moest, wanneer de kisten de poort verlie
ten, altijd even het deksel oplichten om
•te zien, of het inderdaad wel allemaal boe
ken waren, die zich in de kist bevonden.
Nu dat was zoo al wekenlang geweest en
de bevelhebber, die minder nauwgezet
(Was in het vervullen van zijn plicht, liet
de kisten tenslotte zoo maar doorzenden,
zonder er in te kijken. En dat bracht uit
komst.
Geholpen door zijn vrouw Maria, die het
plannetje trouwens ook gemaakt had, kroop
Hugo de Groot op zekeren morgen, toen er
weer een kist boeken weg moest, in de kist,
die maar klein was en alleen lucht door
het sleutelgat doorliet. Alles ging goed, de
werklieden, die de kist kwamen halen,
mompelden wel iets, dat de kist zwaar
was en een zei zelfs: „Zou de Armeniaan er
zelf in liggen?" „Het zijn tenminste alle
Armeniaansche boeken", gaf Maria ten ant
woord, maar bij die enkele zinnetjes bleef
het oog en Hugo de Groot werd vervoerd
op het schip, dat naar Gorcum voer. Elsje
van Houwingen, zijn dienstbode, ging ook
naar Gorcum, onder voorwendsel daar
boodschappen te doen, maar in werkelijk
heid deed zij dit, om zooveel mogelijk in
de buurt van het schin te kunnen bliiven en
met schrijven. „Over het Regt van Oorlog
en Vreede", was het eerste boekwerk, dat
te Parijs van zijn hand verscheen.
Na een verblijf van 11 jaar, keerde Hugo
de Groot vanuit Parijs terug, in de hoop,
dat Holland hem thans beter gezind zou
zijn, maar neen, de Staten van Holland
koesterden nog steeds een grooten haat te
gen den listigen man, die de heeren zoo fijn
bij den neus had gehad en opnieuw zag de
Groot zich genoodzaakt nav het buiten
land uit te wijken. Hij ging naar Hamburg
en van daaruit naar Zweden. Koningin
Christina zond hem als Zweedsch afgezant
naar Parijs en hier bleef De Groot ongeveer
nog tien jaren.
Hugo de Groot overleed te Stostock op
28 Augustus 1645. Zijn stoffelijk overschot
werd bijgezet te Delft, in het familiegraf.
Op de Groote Markt te Delft staat thans nog
een reusachtig standbeeld van Hugo de
Groot, een van Neer lands meest bekwame
en dappere mannen.
Als je naar het prentje kijkt, ziet het
sjaaltje, dat het meisje draagt, er erg leuk
en ook nogal ingewikkeld uit, is het niet?
En toch is het niets anders, dan een heel
gewone zakdoek, dien zij zelf zoo aardig
heeft geborduurd. Probeeren jullie het ook
eens? Het loont heusch de moeite, je zult
er geen spijt van hebben!
Je hebt er een gewonen gekleurden zak
doek voor noodig, een groote natuurlijk,
dat spreekt van zelf.
Nu kun je den zakdoek naar eigen smaak
bewerken met gekleurde wol, je kunt er
heerlijk alle wolrestjes, die in je naaimand
je te vinden zijn, voor opgebruiken.
Heb je bijvoorbeeld een geruiten zak
doek, dan kim je de verschillende ruitjes
vullen met bloempjes van vroolijk gekleur
de wol en groene blaadjes; je kunt ook al
leen de hoeken borduren, net zooals je dat
zelf wilt.
De verschillende diagrammen geven een
paar voorbeelden aan, hoe je den zakdoek
kunt vullen.
Behalve voor een sjaal kun je deze
bloempjes ook gebruiken voor een kleedje
of kussenovertrek. Het komt vooral aan
op de kleuren, die moeten altijd goed wor
den gekozen, zoodat je een mooi, fleurig
geheel krijgt, nu en dat kan ik gerust aan
mijn meisjes overlaten!
Er is geen land ter wereld, waar de men-
schen zóó beleefd zijn tegenover vreemde
lingen als in China. China is trouwens over
het algemeen een leerzaam land voor de
vreemdelingen, al blijft het ten opzichte
van de moderne techniek, en ook in andere
opzichten, weer wat achterlijk en staat het
verre ten achter mei: het in bijna alle op
zichten moderne Japan.
Vóór enkele tientallen van jaren bij
voorbeeld was er in geheel China geen en
kele vrouw, die eenige aanspraak mocht
maken op rang of afkomst.
Op het einde der vorige eeuw b.v. mocht
een vrouw nooit alleen reizen, zij moest
altijd in gezelschap zijn van een man of
wel van meerdere dames, die allen onder
leiding slonden van een manspersoon.
In de laatste jaren is het onzinnig loo-
pen op die heel kleine voetjes, welke bij
de kinderen zoo klein werden gehouden,
dat de kinderen, wanneer zij wat grooter
werden, er nauwelijks op konden gaan,
gelukkig bijna geheel afgeschaft. Toch ziet
men in de uithoeken van het onmetellijke
China nog vrouwen, wier voeten zoo klein
zijn, dat zij ze, staande op een paar houten
muilen, nauwelijks kunnen gebruiken. De
dwaze vrouwen, die zich zelf dan heel mooi
vinden, worden dan gedragen door enkele
vrouwelijke bedienden en wanneer zij cle
stad ingaan om boodschappen te doen, dan
draagt een bediende zijn meesteres in een
klein wagentje, op twee wielen, dat in
China rickshaw heet en dat voortgetrokken
wordt door een bediende, inplaats van een
paard of ezeltje.
Er is in de jaren vóór den oorlog een
Engelsch reiziger geweest, die een mooie
reisbeschrijving heeft gemaakt over zijn
reis door geheel China. Op deze reis, zoo
verhaalt de schrijver, kwam hij in aanra
king met een Chinees, die aan het hof van
een Mandarijn woonde. De Mandarijn noo-
digde den Engelschman uit eens een dagje
de gast van den mandarijn te zijn. Nu, je
begrijpt, de Engelschman, die graag veel
over China hoorde en zag om dat alles in
zijn belangrijk boekwerk te kunnen op
schrijven, nam de uitnoodiging graag aan
en ging.
Zij hadden ongeveer een kwartiertje met
elkaar gesproken, de mandarijn en de En
gelschman, welke laatste tamelijk good
Chineesch sprak, toen de mandarijn plotse
ling vroeg, of er in het land van den En
gelschman waarlijk vrouwen waren, die
schoon en rijk waren en gewone groote voe
ten hadden. Toen de Engelschman deze
vraag bevestigend antwoordde, vroeg de
mandarijn verbaasd: „En weten die zon
derlinge vrouwen zich dan wel behoorlijk
te gedragen?".Weer antwoordde de En
gelschman bevestigend, waarop de Chinees
een veelzeggend „hum!" liet hooren.
Maar gelukkig, zooals ik reeds zei, zijn
ook die toestanden in China veranderd en
de Chineesche voetjes van de ongelukkige,
aan de mode verslaafde vrouwen, zijn, la
ten wij hopen, voor goed verdwenen.
De Chineezen zijn heel erg beleefd, ja
dikwijls belachelijk beleefd. Komt de eene
Chinees, een voornaam man, bij zijn vriend
op bezoek, dan wordt hij met zeer veel
plichtplegingen binnengeleid. „Wat is de
hanleiding van uw hoogvereerd bezoek in
mijn schamele woning?" zoo vraagt de gast
heer, ook al is zijn woning zoo mooi en zoo
rijk als een paleis.
„Ik heb het durven wagen met mijn ar
melijk, ziekelijk lichaam in uw paleisach
tige woning binnen te dringen", zoo ant
woordt de gast, terwijl hij bescheiden in
de deurooeninfi bliift staan, ook al heeft
De vliegenvangende Dionaea komt uit
Noord-Amerika, van waar zij, omstreeks
150 jaar geleden, naar Europa werd over-
gebracht.Opmerkelijk is de prikkelbaarheid
van haar bladeren. Wanneer er een insect
de onvoorzichtigheid heeft om op de bla
deren te gaan zitten, dan sluiten zich die
bladeren, waarvan de randen met doorn
achtige haren zijn bezet, doordat het lapje
van het blad zich samen vouwt en de haar
tjes in elkaar passen, zooals de tanden van
twee kammen. Zoodoende wordt het insekt
dan door het plantje gedood, want de scher
pe haartjes, die zoo scherp zijn als doorns,
dringen diep in het lichaam van het kleine
diertje en doorboren het geheel en al.
De vliegenvangende Dionaea heeft een
schuipachtigen en dradigen wortel; de bla
deren, welke daaruit spruiten, zijn, langs
den grond verspreid, gesteeld, rond, gehak
keld, samengesteld uit twee bijna ovale lap
jes, welke geborsteld zijn en op den boven
kant kleine roodachtige klieren en eenige
tamelijk harde prikkels hebben.
Deze lapjes, welke heel prikkelbaar zijn
en op elk geluid of op elke beweging snel
reageeren, zitten in de lengte aan een rib
vast, welke als een scharnier werkt, op de
wijze, dat bij de aanraking van het eene
of andere lichaam de beide kanten elkaar
naderen en hun doornen of borstels ineen
sluiten. Zij hebben aan den top een
breeden gevleugelden steel, die veel langer
dan de lapjes van de bladeren of het blad
zelf is. Dit blad is kegelvormig, onharig
en dik. Uit het midden van de bladeren ver
heft zich een ruige, plantaardige halm van
zes tot zeven duim lengte, uitloopende met
een tros van vijf tot zeven witte bloemen,
met stelen en dekbladeren voorzien.
Elk dezer bloemen is samengesteld le.
uit een kelk van vijf langwerpige blaadjes,
die puntig en langdurig zijn; 2e. uit een
'corolla van vijf langwerpige, stompe, ovale,
bloembladeren, welke overlangs gestreept
en in een kring zijn geplaatst; 3e. uit tien
stofbuisjes, waarvan de priemvormige
draadjes korter dan de bloembladeren zijn
en ronde stof vaatjes dragen; 4e. uit een
boven staand eiernet, dat rondachtig, een
beetje plat, gegroefd, en met een draadvor-
migen griffel bezet is, welke een beetje kor
ter is dan de stofbuisjes met een uitge-
zijn vriend hem al drie maal uitgenoodigd
de kamer binnen te gaan.
Na nog verdere plichtplegingen over en
weer te hebben uitgesproken, komt de gast
tenslotte binnen en zoekt een bescheiden
plaatsje uit in het hoekje van het vertrek.
Dan eindelijk begint de gast over het doel
van zijn komst, onderwijl de gastheer z;jn
bediende orders heeft gegeven thee en rijst
binnen te brengen.
Wanneer de visite als beëindigd wordt
beschouwd, dan staat de gast op, buigt voor
zijn gastheer, de gastvrouw en loopt met
het gezicht naar de gasten gericht, de ka
mer uit, onderwijl buigend en dankend
voor de prettige ontvangst bij zijn vriend
en zijn gemalin genoten. Nog steeds loopt
hij achteruit naar den uitgang, onderwijl
eerbiedig buigend. Zijn veelvuldige groeten
worden even zoo veelvuldig beantwoordt
en de staf van bedienden, die hem doet
uitgeleiden, buigt tot aan den grond.
breide kerf, waaraan franjevormige haren
zijn, uitloopt. De capsula is rond, eencellig
en opgezet; zij bevat een groote menigte
kleine zaadkorrels, die aan de placenta
vastzitten.
Ofschoon de Dionaea in een gematigde
temperatuur kan leven, vereischt de plant
toch veel zorg. Zij dient veel water te heb
ben en voldoende zonlicht. De kleine zaad
jes, die op moeten groeien tot krachtige,
sierlijke planten, worden, om de ontwikke
ling van de plant te bevorderen, onder glas
gelegd.
Al weken van te voren had «san Frita
geschreven, dat hij een paar dagen wu ko
men logeer en. Freddie, die Frederik heette
en Oom Frits, die ook Frederik heette, wa
ren altijd de beste maatjes samen geweest
Oom Frits zei dat het kwam, omdat zij
denzelfden naam droegen, al werden zij
dan ook anders genoemd, maar Freddie
dacht dan altijd bij zichzelf: Nee, daar kom)
't niet door. Maar Oom Frits is de beste en
de liefste oom, die ik heb!"
Eindelijk was oom Frits dan toch gekoJ
men en had des avonds de mooiste avon
tuurlijke verhalen aan de jongens verteld!
Zelfs was hij Freddy en Wim des middags
van school gaan halen en had toen op
taartjes getracteerd. Nu, dat was eventjes
een feestje geweest! Ze mochten .zooveel
gebakjes eten, als zij maar wilden.
Jonge, jonge, wat had die Oom Frits
een hoop geld, als je alleen maar zag, dal
hij met een heelen rijksdaalder betaalde
Freddie kon er des avonds dan ook niets
aan doen, dat hij eensklaps zei: „Oom
Frits, bent u milliormair?Vader, moe-
der en Oom Frits begonnen eens te lachen
en moeder knikte naar Freddy, dat hij niel
zulke rare vragen moest doen, maar Freddj
trok een vragend gezicht en snapte moe
ders wenk niet.
„Weineen, jongen. Ik ben geen million-
nair. Was dat maar waar!" Meteen voeLdfl
hij in zijn vestzakje, want hij begreep wel,
waar het kleine Freddy om te doen was!
Freddy wou, als hij den volgenden morgen
naar school ging, eerst nog eens een lek
ker taartje eten.„Nu, als je me uit kan
leggen hoe het mogelijk is, dat twee maal
twee juist vier en geen vijf is, krijg je dit
zilveren stukje van me!" daagde oom Frits
Fred uit. Fred keek op zijn neus. Hoe moest
je dat' nu uitleggen. Dat twee maal twee
vier is en geen vijf, dat wist hij wel, maar
dat is een vaststaand feit en uitleggen is
niet mogelijk, vond Eddie. „Nee, je hebt
gelijk", zei oom dan, „het was maar om je
te plagen, dat ik dat vroeg", en daarop:
„Nu, je hebt je best gedaan. Je hebt je geld
stuk verdiend. Maar snoep nu morgen niet
zóóveel, dat je je brood er voor laat staan,
want dan wordt moeder weer eens boos!"
voegde oom Frits er lachend aan toe. Fred
bedankte drie- vier maal. keek met een
schuin oogje naar zijn moeder en stopte
dan vlug ziin schat in zijn broekzakje,