ALS DE OUDE PEN SLAAPT. TE GROOT VOOR HET SLAKJE. OE GESCHIEDENIS VAN EEN OUDEN KLOKKENMAKER. WAAR ZIJN ZE? DE KORHOENDER. H WAT KEESJE LIEVER WILDE. TEEKENPLAATJE. 'MlIlllllllH'l Wat de klokken elkaar vertelden. In een kleine winkel in een kleine stad woonde heel alleen een oude klokkenma ker. De menschen noemden hem Oude Pen. Dat was een roepnaam geworden, die vroeger eigenlijk als scheldnaam be doeld was. Maar de menschen waren dat allang vergeten. De naam beteekende eigenlijk Oude Pendule. Oude Pen had de gewoonte om als hij sprak met zijn hoofd heen en weer te bewegen, net als de slin ger van een pendule, en zoo had iemand eens tegen hem gezegd: „Je bent net een oude pendule". Daarna zeiden de menschen al gauw Oude Pendule, en nog later werd dit afge- hem 's avonds niet had opgewonden, de kl^k toch ging. Deze lachte nu maar min achtend en zei: „Ach jullie praten over den ouden tijd alsof het nu veel beter is. Ik behoef heelemaal niet opgewonden te worden. Er zitten een paar electrische draadjes in mij en ik loop zoo accuraat, dat ik nog niet een halve minuut in een heel jaar achter loop". Daar klonk het van een der bovenste planken in den winkel: „Zeg nieuweling, wil jij je brutale mond wel eens houden. Jij hebt nog niets in de wereld gezien, nog niet een honderste van wat de kleinste van ons meegemaakt heeft en jij hebt de meeste praatjes. Ik heb vroeger in een groot huis midden in een stad gestaan en hoorde de postillon op zijn horen blazen en de paarden voorbij trappelen. Maar te genwoordig hoor je niet meer als het ron ken van den motor en ruik je alleen maar die vieze benzinelucht". Toen de klok boven op den plank zweeg, kort tot Oude Pen. Hoe hij eigenlijk wer kelijk heette, wist niemand, want hijzelf noemde zich ook Oude Pen. Welnu, deze Oude Pen had een klokkenwinkel Heel klein, maar van boven tot onder vol met allerlei soorten klokken, 's Avonds als hij zijn winkel sloot, nam hij een groote bos klokkesleutels en ging al zijn klokken opwinden. Dat was me een lawaai, dat getik van al die klokken door elkaar. De eene zei langzaam en statig: tik-tak. Een kleintje sloeg heel vlug en venijnig: tik-tik-tik, en zoo had iedere klok zijn eigen geluid. Als Oude Pen al zijn klokken, die hij als zijn kinderen be schouwde, had opgewonden, hing hij de sleutelbos weer aan een haak en klom hij twee trappen op om in zijn slaapkamer te komen. In de blinden voor de ramen was echter een kleine kier en daar speelde heel dik wijls een manestraaltje door naar binnen. En wat deze daar zag, was heel wonder lijk. Zoodra de klokken twaalf slagen hadden doen hooren, bromde de oude Grootvaderklok: ,Ach, ach, wat ben ik moe van het opwinden. Ik vind, dat ik nu toch eindelijk wel eens met rust gelaten mag worden, want het is al meer dan tweehonderd jaar geleden, dat men mij voor het eerst opwond. Toen stond ik in den gang van een heel groot huis, waar jonge menschen woonden. De kinderen spelden om mij heen en als zij verstopper tje speelden klommen zij zelfs wel eens in mijn kast". De oude grootmoedersklok knikte beves tigend en zei: „Ja, dat weet ik nog heel goed. Ik ben ook bijna zoo oud als jij, Maar ik heb mijn jeugd doorgebracht in een kasteel, waar dames in mooie zijden japonnen en een zwart stipje op haar wan gen dansten met heeren met witte prui ken op. O, ik kan nog de muziek hooren, die er dan gespeeld werd". De beide oude klokken haalden nu her inneringen op uit vroegere dagen. „Ik heb altijd heel accuraat geloopen", zei de oude Grootvadersklok, „per jaar liep ik op zijn hoogst een paar minuten achter". De^ andere klokken hadden dit zwijgend aangehoord. Zoo deden zij eiken avond. Maar op een zekeren dag was er een nieu we klok in den winkel gekomen, en het vreemdste was. dat. ofschoon Oude Pen waren allen even onder den indruk. Lang duurde dit echter niet en een kleine koek- koekklok zong nu: „Zoo, dat ben ik vol komen met je eens. Vroeger was het veel prettiger dan tegenwoordig. Ik hing in de kamer bij een ziek kindje en riep elk half uur: „Koekkoek" tegen haar, dat vond het kind zoo prettig, dat wij de beste vriend jes samen waren". Weer was het stil. Toen zuchtte een koperen zonneklok. Al de klok ken keken haar eens aan en een heel kleintje vroeg aarzelend: „Ach lieve Zon neklok, U komt uit zoo'n ver land, U zult wel veel kunnen vertellen". Alle klokken riepen nu in koor om 'n verhaal. De oude koperen zonneklok schraapte zijn keel eens en begon: „Ik ben een Indiaansche klok. Eeuwen geleden werd ik door een Indiaan gemaakt, die langen tijd aan stuk koper werkte, waar uit hij mij eindelijk te voorschijn toover- de. Eerst was ik jaren lang niets anders dan een gong, die in een tempel hing. De priester sloeg tegen mij als er een dienst ging beginnen en dan zong ik mij schoon ste lied en riep zoo de menschen naar den tempel. Toen kwamen er vijanden, zij stalen verschillende voorwerpen, waaron der ook mij en staken den tempel in brand. Ik beleefde toen vele avonturen die ik niet heelemaal kan vertellen. Ik deed nu verre reizen over zee, zoowel als over land, en kwam eindelijk hier in het land, waar zij een opening midden in mij maak ten, en een uurwerk in zette en aan den rand een zon maakten. Zoo werd ik de zonneklok. Ik kwam nu in het paleis en bleef daar eenige eeuwen. Toen begon mijn zwervend leven opnieuw, tot eindelijk eenigen tijd geleden Oude Pen mij kocht en mij een rustig plaatsje gaf hier in zijn winkel, waar ik mag blijven hangen, tot ik mijn werk niet meer kan doen. Wat er dan van me wordt, weet ik niet, maar dat zal ook nog wel lang duren". De zonneklok zweeg. De andere klokken waren van het verhaal zoo onder den in druk, dat zij opeens allemaal diep zucht ten en toen tegelijk „Dank" zeiden. De menschen, die voorbij gingen hoorden de klokken dit zeggen en dachten, dat er weer een uur om was. Zij zeiden dan ook tegen elkaar: „Wa* is het al laat, de klok ken slaan 1 uur". t)e klokken lachten om dit menschen-gepraat en sliepen in. Wimpie was als gewoonlijk in den tuin aan het spelen doch het was moeder al op gevallen, dat hij den vorigen dag en nu van morgen weer, zoo zoet achter in den tuin bezig was, en omdat Wimpie een beweeg lijk jongetje was, die meestal liep te hollen of zich verbeeldde een locomotief te zijn, zoodat hij door den tuin liep te stampen en te puffen, begreep moeder er niets van. Zij keek eens uit het raam, doch zag hem bij den muur stil zitten kijken naar iets, dat zijn volle belangstelling had. Tenslotte ging zij eens kijken wat het toch kon wezen dat haar Wimpie zoo stil kon doen zijn. En toen zij bij hem kwam zag zij dat hij gespannen keek naar een kleine slak, die vlak bij den mur heen en weer kroop. Moeder vroeg of hij dat slakje zoo mooi vond, dat hij er zoo stil naar zat te kijken, maar Wimpie keek haar eens aan en zei: „Neen, maar ik speel met hem." Dat kon moeder niet begrijpen, maar om dat zij wist dat Wimpie veel van dieren hield, zei ze alleen maar: „Zal je het slakje geen kwaad doen, en niet aan hem komen, je bent veel te groot voor dat kleine slakje." Daarop ging moeder weer aan het werk en Wimpie verdiepte zich opnieuw in zijn vriendje. Toen moeder later nog eens uit het raam keek, hoorde zij haar zoontje zachtjes zingen. Toen het tijd werd om binnen te komen vertelde Wimpie opgewonden, dat zijn vriendje 't slakje, heelemaal niet te klein voor hem was om mee te spelen. Hij had heel zachtjes een liedje voor hem gezongen en toen had het slakje de maat geslagen met zijn voelhorentjes, Wimpie had het heel duidelijk gezien. Moeder lachte om haar zoon en gaf hem een koekje, omdat hij zoo zoet was geweest. En inderdaad had Wim pie met het kleine slakje vriendschap ge sloten. lederen morgen ging Wimpie naar den muur achter in den tuin, waar het slak je al op hem wachtte. Hij bracht dan een paar kruimeltjes suiker mee, waar 't slakje Dat was me daar opeens een heele con sternatie. Mia de Poes was met Heintje Knor, Piet Sikkebaard en Loetje de Aap uit wandelen gegaan naar het bosch. Daar hadden ze hun vrienden Dina de Gans, Flip de jachthond en Tak Flapoor ontmoet. Sa men waren ze aan het spelen getogen, maar opeens waren de laatsten verdwenen. Toch bleek het naderhand niet zoo heel erg te zijn, want ze hadden zich maar verstopt. Wil jullie een handje helpen om ze te zoe ken? 1 moeder had daar niets op tegen gehad. Toen het slakje al grooter en grooter werd, bleef het ook niet meer zoo vlak bij den muur zitten en kroop wel eens een eindje den tuin in. Zoo gebeurde het, dat Wimpie 's mor gens met de suikerkorreitjes kwam en zijn vriendje niet vond. Hij ging nu aan het zoeken en vond toen een glinsterend spoor met allerlei mooie kleuren er in. Dat was dus het spoor dat het slakje had achterge laten. Voorzichtig voetje voor voetje ging Wimpie het spoor achterna en ontdekte het slakje eindelijk halverwege het pad naar huis. Hij gaf hem de suiker en toen hij zijn ontbijt op had, bracht hij het slakje heel voorzichtig weer bij den muur terug, want hij wilde spelen en was bang, dat het slakje onder voet zou raken. Doch toen hij zijn vriendje den volgenden dag weer zocht, ging het spoor heelemaal tot bij het huis. En toen hij het slakje vond, was er van het mooie huisje niet veel meer De korhoender was eenige eeuwen ge leden een zeer veel voorkomende vogel die in het wild leefde, vooral in Noord Amerika. De nederzettingen, die zich daa vestigden leefden vaak gedurende lange< tijd uitsluitend van de eieren der korhoen ders en van de vogels zelf, die zeer sma kelijk zijn. Door de verdelging op grootel dadelijk op aanviel en voordat Wimpie het wist, waren alle suikerkorrels verdwenen. En het leek net of het slakje dan als dank voor de goede zorgen zijn voelhorentjes heen en weer wuifde. Daarop wachtte Wim pie en als het slakje hem bedankt had, ging hij weer spelen. Dat duurde zoo eenige we ken achtereen. Het slakje groeide geweldig hard en Wimpie dacht dat het wel van de suiker zou komen, dus gaf hij zijn vriendje regelmatig zijn ontbijt en soms bracht hij hem 's middags ook nog een beetje suiker. Hij had moeder gevraagd of dat mocht en over, want het slakje was zoo onvoorzichtig geweest om tot op het plaatsje vlak voor de keukendeur te kruipen, hij wilde zeker Wimpie een visite gaan brengen. Toen een van de huisgenooten 's morgens de keuken deur opendeed en een paar stappen op het plaatsje maakte, trapte hij per ongeluk op het slakje, waarvan niets meer heel was. Wimpie huilde dikke tranen toen hij zijn vriendje zoo vermorzeld vond. Moeder troostte hem en zei, dat hij maar liever een ander vriendje moest zoeken, want dat hij heusch te groot was voor een slakje. schaal werd in een halve eeuw hun aantA teruggebracht tot zoo weinigen, wat wij we kunnen spreken van een .vogel, die zoo goe| als uitgestorven is. Toen het eigenlijk al te laat was, werdea er wetten uitgevaardigd om het geheel uit roeien en afsterven te voorkomen, maai de menschen wisten op alle mogelijke ma nieren deze wet te ontduiken, zoodat hë resultaat al heel miniem was. Tenslott» heeft een commissie van de Jachtwet eeni ge exemplaren op een model-boerderij spa ciaal laten fokken. i. Keesje mocht bij zijn vriendje Harrv thuis spelen, doch toen het voor hem tijd werd om naar huis te gaan, begon het juist hard te regenen. De moeder van Harry gaf hem dadelijk de regenjas van haar eigen zoontje te leen. O, mevrouw, doet U toch niet al die moeite! zei Keesje, als een keurig net op gevoed jongetje. Dat is heelemaal geen moeite, Kees je, zei mevrouw. tIk weet zeker, dat je eigen moeder hetzelfde gedaan zou hebben, als Harry bij jou was! Waarop Kees ernstig ten antwoord gaf: Neen mevrouw, moeder zou meer ge daan hebben! Die zou bijvoorbeeld gezegd hebben: Harry, zou je het niet prettig vin den om bij ons te blijven eten? De neushoorn, de olifant en het nijlpaard hadden hun beste pakje aange trokken, want zij wilden een bezoek brengen aan een der bewoners van de woestijn, die bij een oase dicht bij de pyramiden woonde. Doch toen zij daar aankwamen, vonden zij den bewoner niet. Die had zich tusschen het zand verstopt. Maar als je de cijfers 1 tot en met 62 in volgorde niet elkaar ver bindt, dab zul je ontdek ken, bij wien een bezoek zou worden gebracht.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1935 | | pagina 7