So. 5654 Vrijdag 26 M Willem de ISruiii. GEELMERK - GROENMERK - PAARSMERK TWEEDE BLAD Schuldig of niet schuldig? voor het Land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard Een dag van rouw op het Kasteel Neder=Hemert. FEUILLETON. RAVENSWAAY'S OVERHEERLIJKE THEE BEHOORENDE BIJ HET Mooi gebruinde Huid van gelaat, hals en armen, óók bij geen zon, door AMILDA-zonnebruinciêcne. Voorkomt tevens zonnebrand. Flacon 90 ct Tube 60 ct. Doos 50 en 25 ct. Vervolg en Slot. Toen hij echter de hand van Jo- ■sina van Salland had verkregen, werd voor het jonge paar een andere posi tie wenschelijk geacht. Men mocht zich roem kunnen verwerven met zoodanige stoutmoedige krijgsbedrij ven, zij schonken toch niet die ze kere positie, ook in dien tijd noodig om in het leger vooruit te komen. In hoeverre Huf van Buren zijn fan tasie laat gaan, wanneer hij aan den welvoorzienen tlisch van de van Sal- land's tijdens het bruloftsmaal de ge sprekken daarover laat loopen, moge in het midden blijven. In hoeverre Hohenlohe inderdaad de volle ver antwoording heeft op zich genomen osm den nog jongen krijgsman te be lasten met de niet gemakkelijke taak van bevelhebber der destijds belang rijke vesting Grave, is moeilijk vol komen vast te stellen. Maar zooveel is zeker, aan den jongen Lubbrecht iTiurck werd op 21-jarigen leeftijd de post toevertrouwd, die zijn oom Alex ander had verkregen, nadat hij tien jaren lang in het veld had gestre den en nu wat meer rust wenschte te verkrijgen. Aan het hoofd zijner ruiters trok hij, nog in het jaar 1585, de vesting Grave binnen. Men be groette er hern met voldoening, want men zag liever een jong echtpaar zijn intrek nemen op het oude slot te Grave dan den ouden Alexander, in wien men den ervaren krijgskun dige erkende, doch van wien als on getrouwd man weinig gezelligheid uitging. Nog niet zoo langen tijd. niet veel meer dan een paar maanden had Lub brecht Turck zijn bevelhebberschap in handen of Parma zond een vrij sterk leger onder Mansfeit, dat in opdracht had Grave te belegeren. Wij kennen Grave thans als een stil en ietwat slapend plaatsje, maar destijds en nog een paar eeuwen daarna was het een belangrijke vesting, die een deel van den toegang naar Gelder- i land bestreek en er was Parma, die vrijwel geheel Brabant aan zijn gezag had onderworpen, en ook in Nijme- gen zijn troepen had gelegerd, veel aan gelegen om tot Gelderland doorj te dringen en zoo de heerschappij van zijn meester in de Noordelijke provinciën opnieuw te vestigen. jMet kracht werd dus een belegering aan gevat; gelijk' te Antwerpen over de Schelde, werd door de Spanjaarden hier over de Maas een schipbrug ge legd. Maar Hohenlohe en de Engel- sche krijgsman Norris kwamen tot ontzet van de stadsbruggen en slaag den erin aanzienlijken leeftocht daar binnen te brengen. Zoo scheen het niet moeilijk om de stad voor de Staatschen te behouden. Men wist bo vendien, dat Leycester, die te Utrecht verbleef teneinde geschillen van aller lei aard te veel geschillen voor een dergelijken tijd te regelen, een leger verzamelde tot ontzet. En wer kelijk rukte deze, m het tweede ge deelte van Mei op, en bereikte de Waal aan de overzijde van Nijmegen. Maar daar vernam hij van Duitsche ruiters, die haastig waren terugge trokken, dat hij te laat kwam, en dat Grave aan den vijand was overgege ven. Wat toch was geschied Aan moed en aan geestkracht ontbrak het Lub brecht Turck zeker niet; integendeel zijn bevelhebber had hem meer dan eens moeten aansporen zich niet on- noodig in het gevecht bloot te ge ven. Maar hij miste de ervaring van zijn oom. Hij vertrouwde terecht op de sterke wallen, die Grave beschut ten; hij was bestand tegen de geva ren, die elke stormloop der vijan den bood. Maar toen deze aanvallen zich met steeds korter tusschenpoozen herhaalden, toen op 21 Mei 1586 Par ma in het Spaansche leger verscheen om de leiding der belegering in han den te nemen, kon hij niet ontkennen, dat naarmate het ontzet langer uit bleef, de toestand moeilijker werd. Of er nu verraad heeft gescholen onder de burgerij, dan wel of zij, die weeklaagden, volkomen oprecht waren, doet niet terzake, maar vast staat, dat Lubbrecht Turck, door de herhaalde beden der vrouwen van De eigenaar van dit been vond het „zonde van 't geld" om tijdig de remmen van zijn auto te laten nazien.... Grave bewogen, aan haar aandrang om de stad op billijke voorwaarden over te geven, toegaf, lang voordat alle middelen tot verzet waren uitge put. De vrouwen vreesden, dat Parma erin zou slagen de stad bij stormloop te nemen, en welk lot dan aan de bewoners ten deel zou vallen, was maar al te bekend. Gaf men de stad onmiddellijk' over, dan stond Parma billijke voorwaarden toe, en was men veilig. Vandaar de herhaalde aan drang, waarbij men den jongen be velhebber voor oogen stelde het schrikkelijk lot, dat, mochten de krachten zijner soldaten tekort schie ten, aan de vrouwen 'en kinderen zou ten deel vallen. Tot in het ka steel drongen zij door om hem te spréken en hij, die in geen gevecht angst getoond had, stond verslagen tegenover de tranen en de handen wringende beden der moeders De houding van Lubrecht Turck toonde, dat, zoo hij al begrepen heeft, dat hij handelde tegen zijn plicht, hij zich toch van geen schuld van lafhardgheid bewust was. Nog den dag der overgave, op 7 Juni 1586, kwam hij, door sechts een paar zijner rui ters vergezeld, op het Kasteel te Ne- der-Hemert aan, door zijn vrouw en zijn moeder vermoedelijk slechts ten deele met blijde gezichten verwel komd. Zoo weinig zelfs was hij zich van zijn schuld bewupt, dat hij: zich onmiddellijk begaf naar het leger kamp van Leycester, die zich toen in den Bommelerwaard ophield. Maai Leycester weigerde hem te zien of te spreken, liet hem onmiddellijk in hechtenis nemen en deed ook de ka piteins zijner troepen, vatten. Alle drie werden zij gevankelijk naar Utrecht gebracht, waar zij in de cellen van het Schepenhuis werden opgesloten. Leycester knarsetandde van woede. Hij had gehoopt als krijsman roem te behalen; hij had gedacht met het door hem verzamelde leger Parma te kunnen aantasten en in het hart van Brabant te kunnen doordringen. Niet alleen moest hij zich thans op tegenweer bedacht rekenen, maar de overgave van Grave voorspelde die van andere plaatsen van de Maaslinie en inderdaad het zwakkere Batenburg en Mogen volgden al spoedig en nog voor de maand ten einde was, had Parma zich ook! van Venlo meester gemaakt. Dat alles werd op het de bet van Lubbrecht Turckl geschre ven, niet alleen door Leycester, maar ook' door den krijgsraad, die te Utrecht werd samengeroepen. De beslissing voor dezen krijgsraad was niet moeilijk. Daar stond tegen over hem een bevelhebber, weliswaar jong, met weinig ervaring, maar op- gevoéd in de militaire oefenschool en als zoodanig bekend met de plich ten van den krijgsman. Een vesting, die nog in voldoenden staat van te genweer verkeerde, van een goede be zetting was voorzien, nog allerminst leed aan gebrék, had hij overgege ven, terwijl hij weten kon, weten moest, dat ontzet in aantocht was. In de oogen van alle deze geharde en uiteraard ruwe krijgslieden was voor den misstap geen vergeving; de door hem beleden schuld klon slechts door een doodvonnis worden terzij- merken in Inmaakglazen zijn er zeker, de één nog weer goedkooper als de andere En ondanks dit alles, ondanks alle gescherm met goedkoope prijzen, blijven wij het oude merk 'r ex voeren. EN WAAROM? Omdat door prima kwaliteit Kristalhelderheid van het glas, onomstootelijk is komen vast te staan dat de inhoud van vruchten en groenten veel beter blijft bewaard en zij zeer langen tijd hun voedingswaarde blijven behouden. Zijn dan een paar centen meer betaald, weggegooid geld Alléén te Gorinchem verkrijgbaar in den Ijzerhandel TELEFOON INT. 840. de gesteld. Lubbrecht Turck ontken de zijn schuld niet, doch deed ander zijds het licht vallen op den moeilij ken toestand, waarin hij had ver- keerd. Hetgeen terecht ertoe leidde, j dat de kapiteins, die onder hem dien den,en die maar al ,te gaarne in de overgave hadden toegestemd, een lot trof, zwaarder nog: dan het zijne. Slechts korten tijd tevoren had den Engejsche officieren, .door Ley- i cester naar Nederland medegebracht, fouten begaan, 'die zéker niet minder ernstig waren dan die van Lubbrecht i Turck1, al hadden zich de daaraan ver bonden gevolgen niet zoo zwaar doen gevoelen. Vandaar, dat men hoopte voor den jongen Gelderschen edel man genade bij den Engel schen land voogd te vinden. Maria van Buren, die een schoolvriendin was van Lub- brecht'si schoonmoeder, schreef hem een brief, maar ontving geen ant woord, een onhoffelijkheid jegens de oudste zuster van Prins Maurits, dié Leycester zwaar werd aangerekend. Hohenlohe sprong zelf voor hem' in de bres, nadat hij aan het uitspreken van het doodvonnis had medege werkt; wees zijn deel in de verant- antwioordelijkheid niet af, en vestig de Leycester's aandacht op de uitne mende diensten, die Lubbrecht Turck) aan de Staatsche zaak nog kon doen. Maar de landvoogd was' woedend, zag zijn militaire plannen met één slag ineenzinken, en zag, om zich heen de moeilijkheden van het bestuur de zer Staten waarbij hij! uit het oog verloor hoezeer zijn eigen tweeslach tige houding tot die moeilijkheden had bijgedragen. Men mocht hem na deren van verschillende zijden, het hielp niet; Ljubbrecht's hoofd moest 3. Becroy nam hem nauwkeurig op; zijne ranke gestalte, zijne in het oog ïoopende gelaatstrekken, eene versche, nog bloedende wond in de rechter wang, dit alles was genoeg om1 te ma ken, dat hij den schurk altijd zou her kennen. Zoo Becroy in dit oogenbl'ik een geweer bij de hand had! gehad, zou' hij zonder bedenken op hem gei schoten hebben; doch hij had slechts zijn' degen en was zelf aan het been gewond. Toen hij luid begon te schreeuwen om zijne soldaten te roe pen, sprong de plunderaar op en liep zoo snel 'mogelijk weg. Becroy gaf soldaten bevel hem te achtervolgen, doch te 'vergeefs, de man ontsnapte. Daar hij hem echter aan anderen be schreven had, \verd! hij in den nacht ge vangen genomen en aan eene wacht in bewaring gegeven. Het kwam uit, dat hij' Werkelijk luitenant der fransche armée was, met name Antoine Leitsen; dat hij, 'hoewel nog zeer jong, niét slechts in dezen veldslag dapper ge vochten en eene wond in het gezicht ontvangen, maar ook bij vele vroegere gelegenheden uitgemunt had. Becroy's getuigenis was zoo bepaald en nauw keurig, dat Leitsen zonder twijfel den volgenden morgen zou gefusilleerd zijn, zoo hij 'niet in denzelfden nacht ont vlucht was. Daarna hoorde men niets Dat zijn de drie merken van zoowel in geur als in smaak. Van 24, 26 en 34 cents per ons. Neemt proef. Overal verkrijgbaar. I meer van Leitsen, totdat mijn vriend in Eugéne Lancreville den plunderaar van Smolensfco had "herkend. Ik verhaalde 'daarop mijn vriend zon der bedenken 'wat ik van den diefstal in het huis van de Merac wist. Wij kwamen tot 'de gevolgtrekking dat Lan creville aan de misdaad deelgenomen had. Wij 'hielden het dus voor onzen plicht, om den heer de Merac bekend te maken met het ware karakter van dezen huichelaar, dien hij1 op eene zoo onbedachte wijze In zijn huis had op genomen, om daarna Lancrevhle aan de politie 'over te leveren. Derhalve begaven wij' 'ons naar de Merac's huis, dien wij over de langdurige, onverklaar bare afwezigheid Van zijn zoon eenigs- zins (Ongerust vonden. Voor wij hem de reden van onze komst blootlegden, deelde hij ons mede, dat door de po litie iemand was aangehouden, die Zich Pierre Bresse noemde en die bij het eérste Verhoor reed's bekend had, dat hij' 'aan den diefstal deel had ge had. Obrilst verhaalde "daarop aan mijnheer de Merac zijne geschiedenis, en deelde hem' de gronden mede, waar om hij1 meende, dat Lancreville en Leitsen één en dezelfde persoon was, waarna ik bericht gaf van alles, wat ik van 'den diefstal wist. Dit scheen den heer de Merac in zijn geloof aan Lancrevilie's onschuld te doen wan kelen; en toch was hij niet genegen, om hem bepaald' schuldig te noemen; hoewel hij' 'geene gronden voor zijne verdediging kon aanvoeren, verzocht hij ons toch, geen stap tegen Lancre- te <k>en, voor d!at hij met hem gesproken had. Wij stonden 'in twijfel of wij dit moesten afslaan of opvolgen, toen Lan creville zelf binnen kwam. Dit verraste ons allen; Lancreville alleen bleef rus tig en koel. Hij wendde ^ich tot mijn heer de Merac en zeiide: Ik hoor dat Pierre Bresse is ge vangen gezet; gij moet mij dadelijk een gesprek onder vier oogen toestaan. De Merac verliet terstond de kamer. In zijne afwezigheid riep Obrist uit: -T- Voorwaar! de onbeschaamdheid van dezen man is onuitstaanbaar en mijnheer de Merac is zeer te beklagen. De Merac en Lancreville keerden tot ons terug; dei -eerste was zeer bedroefd. Ik ben een. ongelukkige vader! waren zijne eerste woorden. Wij wisten niet wat te zeggen. Mijne heeren, ging de Merac voort, het 'zou nutteloos zijiT, tegen u stilzwijgen te gebruiken: mijn zoon heeft mij beroofd. Dezen vriend, zich tot Lancreville Wendend, was ik vroeger de redding der eer van mijn ongeluk- kigen zoon verschuldigd! en ook nu heeft hij at het mogelijke gedaan om hem te weerhouden. Kan ik derhalve uwe beschuldigingen gelooven? Obrilst zweeg besluiteloos, Lancre ville echter zeide langzaam en met waardigheid: Ja, mijne heeren, ik ben Antoine Leitsen en was in den slag van Smo- lensko. Ja, Obrist Becroy, gij zaagt mij 'inderdaad den zak van oen ge sneuvelden makker ledigen, doch niet om hem te plunderen, maar om mij meester te maken van eenige papieren, die mijn leven en dat van vefen mijner makkers in gevaar had kunnen brengen. De tijd van gevaar fs voorbij, en ik kan gerust verklaren, dat ik toen lid was van eene samenzwering, waarvan de plannen en. .ontwerpen door den officier dien i'k plunderde, en die onze secretaris was, meegedragen werden. Ton mijne vlucht waren eénige mede- saamgezworenen behulpzaam. Ik keer de niet naar Frankrijk terug, maar heb onder een valschen naam nage noeg geheel Europa doorreisd. Linde- lijk kwam ik in mijn vaderland weder, doch >i!k vreesde in den beginne on der mijn waren naam op te treden; kort geleden reisde ik naar Parijs, waar het mij door bemiddeling mijner vrien den vergund, werd 'te blijven, zoo dat ik ewder als Antoine Leitsen zal op treden. Wat al het overige betreft, zoo kan 'ik u naar mijn vriend, mijnheer de Merac, verwijzen. Alleen verzeker ik u, dat ik u uwe krenkende, hoewel' onverdiende achterdocht van harte ver- geef. i i; Becroy was zeer verwonderd en. ik gevoelde mij zeer beschaamd. Mijnheer de Merac had Ziich intusschen hersteld en deelde ons mede, dat ;zijn zoon een speler was, maar tevens een aangenaam man in gezelschap. Een jaar Je voren had hij 'in 'Parijs een groote som ver loren en daarop een beduidend aantal goudstukken, het eigendom der bank van de speeltafel genomen. Leitsen, die als August's mentor daar tegen woordig was, betaalde het geldl terug en voorkwam daardoor alleen de open lijke aan de kaak stelling van den jon gen speler. Bij Le'iitsen's terugkomst van laatste réis naar Parijs had deze toe vallig gehoord, dat men een berucht speler en gauwdief, Pierre Bresse, bij August de Merac had' gezien; daarom; had hij argwaan gekregen omtrent béi- der (Oogmerken. Op den avond' van zijne terugkomst was hij door meerdere kléine omstan digheden in zijn vermoeden bevestigd geworden, en daarom naar de Merac's hu'is geijld, om dat kwaad af te wen den. Zoo was hij van den diefstal! ge tuige geweest en had hij August; de Merac door beden en voorstellingen! en Pierre Brasse i door bedreigingen! willen overhalen om den roof op te geven; maar door het gedruisch dat ik aan het venster maakte, werd1 hij) genoodzaakt, zich ijlings uit de voe ten te maken. Tevens waren dé bel de misdadigers ontvloden, zonder hem te bemerken. Voordat Ledltsen maat regelen ten beste der familie kon ne men, had' 'August het land verlaten! en was Bresse gevangen gezet. Aan hét slot van dit verhaal erkende Bevroy zijn onrecht en verzocht hij Leiitsen om! zijne vriendschap. Er, werd 'afgesproken om de aanklacht te gen Bresse niet te vervolgen, maar hem1 te doen beloven, dat b'l het land| verlaten zou. August vertrok naar Ame rika en over den diefstal werd niét meer gesproken. Obrist en ik bleven nog eeniigen tijd in deze omstreken en woonden de bruiloft van Leitsen en de schoone Josephniie bij. EINDE. i M Kieuwsblad HONDERD I

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1936 | | pagina 5