grijpen in
EEN TROUWE BEWAKER
Ballen uit zilverpapier
PETER DOF ALS GLAZENWASSCHER.
door Lily van Oyen.
door
Violette Carr.
De „Groote Slang" is
verontwaardigd. De
vermoeide fietser roept
Frits bij zich. De
woedende bakker loopt
naar Frits' ouders. Het
„Fietsende Hert."
Frits was boos op de „Sioux". Heusch,
heel erg kwaad. En vooral op „De Groote
Slang" de hoofdman van de groep. Tot nu
toe was er nooit sprake geweest van mee-
ningsverschil tusschen Frits en de andere
leden van de Indianenstam, maar nu om
een kleinigheid kwam het op zekeren dag
tot een breuk. Frits trok de veerenhooi'd-
tooi van zijn hoofd af, haalde de houten
strijdbijl uit zijn gordel en riep: „Spelen
jullie je onzin maar alleen."
Heusch „onzin" had hij gezegd „on
zin"! En je begrijpt, dat de „Groote Slang"
vreeselijk verontwaardigd was, want die
voelde zich gekrenkt in zijn hoofdmans-
waardigheid. Zoo kwam het, dat tusschen
de „Sioux" en Frits als afgevallen krijgs
man van dit oogenblik af geen sprake
meer van vriendschap was.
Om eerlijk te zijn, had Frits al heel
gauw berouw van zijn drift, en vol heim
wee gingen zijn oogen dikwijls naar het
kleine boschje, waar zijn vroegere kame
raden hun Indianengehuil lieten hooren,
Squaws roofden en de overwonnen India
nen van andere stammen aan den martel
paal vastbonden.
Maar toegeven? Naar hen toegaan en
zeggen: „Ik heb het zoo niet gemeend, ik
wil weer een dapper Indiaan zijn.neen,
dat kwam niet in het hoofd van Frits op.
Liever wilde hij ja, liever zou hij een
steen inslikken, dan zich zoo vernederen.
De andere jongens speelden met elkaar
en Frits liep in zzijn eentje door het dorp.
Zijn huiswerk had hij al lang klaar en
thuis liep hij in den weg. Wat moest hij
begingen? Wat?
bakker liep. Maar toen hij het brood ge
kocht had, werd het erger. Zijn heele zak
zat vol met kleingeld. De bakker had niets
anders dan kwartjes en dubbeltjes. Frits
stond veel angst uit, want stel, dat hij iets
uit zijn zak zou verliezen. Maar alles ging
goed, en toen hij weer bij den wielrijder
kwam, hem het brood overhandigde en
daarna al het losse geld, telde de man het
na en het was in orde. Frits kreeg 'n dub
beitje voor zijn moeite.
„Dank U wel!" zei hij "erheugd.
Terwijl hij met een lang gezicht over
den landweg liep, die van het dorp naar
de velden liep, dook een wielrijder op,
stapte bij een beekje af en verfrischte zich
aan het heldere water. Daarna zette hij
zich in den schaduw van een kastanje
boom neer.
Opeens zag hij Frits en riep hem bij
zich.
„Is er hier in het dorp ook een bakker?"
wilde hij weten.
Wat een rare vraag, natuurlijk was er
een bakker in het dorp.
„Zou je me een plezier willen doen? Ik
zou hier namelijk graag even willen blij
ven uitrusten
Het genoegen, dat Frits hem doen kon,
bestond daarin, dat hij een half brood bij
den bakker zou gaan koopen. De vreemde
ling gaf hem een briefje van tien mee en
zei: „Voorzichtig met het geld, jongen, het
is alles wat ik nog bezit en ik heb het niet
kleiner."
Frits ging heen. Tien gulden, dat was
veel geld! Zooveel had hij nog nooit op
zijn spaarbankboekje gehad! Hij keek eens
naar het bankbiljet terwijl hij naar den
De vreemdeling scheen echter al genoeg
uitgerust te zijn, hij pakte het halve brood
in zijn tasch, nam zijn fiets en vervolgde
zijn weg. Een half uurtje later rende de
bakker scheldend door het dorp. Eerst nu
had hij gezien, dat het bankbiljet een ge-
meene vervalsching was neen, dat was
niet juist een vervalsching was het
niet het bankbiljet was wel echt, maar
het stamde uit de vorige eeuw en was nu
niets meer waard, want de Nederlandsche
Rank had al jaren geleden de gelegenheid
opengesteld tot een zekeren tijd deze bil
jetten voor nieuwere in te wisselen. Zoo
had hij dus al zijn goede kwartjes en dub
beltjes tegen een waardeloos stuk papier
ingewisseld en was daar natuurlijk in het
geheel niet over te spreken.
Hij beloofde Frits een flink pak slaag, als
hij hem te pakken kreeg. Hij zou het aan
den meester op school gaan vertellen en
aan zijn ouders.
Frits werd opeens woedend. Hij wilde
uitleggen de fietser de wielrijder
maar de bakker liet hem heelemaal niet
aan het woord komen. En reeds verdween
hij in het huis van Frits om het aan diens
ouders te vertellen.
Nu was Frits niet meer te houden. In
minder dan geen tijd stond zijn plan reeds
Fifi, die kleine, lieve schat,
Was van den regen heel erg nat,
Ik laat mijn parapluie hier staan,
Zal je er nu niet weg van gaan?
Zoo sprak zijn vrouwtje en ging heen,
Zij liet klein Fifi heel alleen,
Op haar wachten, in dat weer,
Ach, wat deed zijn kopje zeer.
Van dat kijken en dat turen,
Wat kan wachten toch lang duren,
Eind'lijk dan zag hij de vrouw,
Weer aankomen en heel gauw,
Zijn ze samen toen in draf,
Vlug naar huis gegaan, waf, waf,
En hij kreeg toen in zijn mand,
Een vette kluif, uit vrouwtjes hand.
iNOVlSSIM/
Heeft men nu de verschillende soorten
gesorteerd, dan wordt van ieder soort apart
een bal gemaakt. Eerst rol je in de palm
van je hand een stevig kogeltje, en legt er
nu iederen keer een nieuw velletje zilver
papier, denk er om, van hetzelfde soort,
omheen tot de bal zoo groot is als je hem
hebben wilt.
Om het zilverpapier stevig in elkaar te
krijgen, doe je de bal zoo nu en dan in
een oude lap en sla er dan met een glad
stuk hout op, daardoor komen de velletjes
vast in elkaar te zitten.
Het laatste stuk zilverpapier moet na
tuurlijk mooi groot en heel zijn en kan
eventueel vastgelijmd worden.
Nu maak je van de andere soorten zil
verpapier ook ballen, zoodat je er drie
krijgt, die even groot zijn.
Nu komt de verrassing. De eene bal is
wel even groot, maar veel en veel zwaar
der dan de andere twee, dat komt, omdat
alluminium het lichtst van gewicht is, dan
komt het tin, terwijl het lood heel zwaar
is. Nu weeg je de drie ballen, zoodat je
de gewichten uit je hoofd weet, en als er
nu eens een paar jongens in de buurt zijn,
laat je ze raden welke bal het zwaarst is
en hoeveel hij weegt. Je zult er verwon
derd van staan, welke groote fouten er nu
gemaakt worden.
vast. Hij wierp alle kinderachtige bedenk
sels van zich af, holde naar het bosch naar
de huilende Sioux en rende naar „De
Groote Slang" toe. Deze was door het on
verwachte bezoek een beetje verbluft en
wilde juist beginnen te grijnzen, maar dat
liet hij achterwege. Wat? Wie? Hoe? Een
bedrieger? Een fietser? In het dorp ge
weest?
EEN GRAPJE.
Jullie weten natuurlijk
dat 't S.O.S. teeken wil
zeggen, dat men in
nood verkeert. S.O.S.
beteekent woordelijk:
„Safe Our Souls" in 't
Hollandsch vertaald:
„Redt onze zielen". Het
S.O.S. teeken is van in
ternationale beteekenis
geworden en elk volk
begrijpt het.
Een groep artisten, slangenmenschen, die
schipbreuk hebben geleden en op een vlot
terecht zijn gekomen, geven nu aan het
stoomschip, dat hen passeert, op hun wijze
het S.O.S.-sein. Wij zullen maar hopen
voor hen, dat de kapitein de letters in de
verte kan lezen, want wie weet hoe lang
zij anders nog op het vlot zouden moeten
doorbrengen.
de, was het hem gelukt er reeds vier in
te wisselen. „Knap gedaan", zeiden de men-
schen tegen de „Sioux", toen zij van het
meesterstukje hoorden.
Sinds dien dag echter hoort Frits weer
bij de Sioux. En hij draagt voortaan den
naam van „Het Fietsende Hert". Nu, is dat
een eerenaam of niet? Dat zou ik meenen.
„Ugh!"
Reeds stormde de hoofdman, door de
anderen en Frits op den voet gevolgd naar
het dorp en even later reden zeven India
nen en Frits als achtste onze eenige krijgs-
uitrusting per fiets het dorp uit over
den landwegnaar het volgende dorp.
En hier vroegen zij naar den man. Ja, een
vreemde fietser was door het dorp geko
men. Hij was in het café geweest en had
een bankbiljet van tien gulden willen wis
selen, maar de waard had niet terug ge
had en zoodoende was hij maar verder ge
gaan. O, wat een bedrieger! Die scheen
een heele zak vol valsche bankbiljetten bij
zich te hebben en hij wilde zeker probee-
ren die hier in de dorpen kwijt te raken.
Maar wacht, mannetje! En de wilde In-
dianentroep reed verder, terwijl de boer
onderwijl de politie in het volgende dorp
waarschuwde, per telefoon. In het volgen
de dorp haalden zij den man werkelijk
in. Hij wilde juist weer verder fietsen,
maar toen vielen zij op hem aan. Met een
houten Tomahawk kreeg hij een slag op
zijn hoofd. De „groote slang" stiet een In-
dianenkreet uit, die de jongens nog wilder
maakten, zij trokken de:i man van de fiets
en wilden hem met hun allen te lijf gaan,
toen de politie aankwam en den man be
vrijdde.
Zeven waardelooze bankbiljetten had de
man nog bij zich, en zooals hij later beken-
EEN ONNOODIGE VRAAG.
Agent: „Wat ben jij van je beroep?"
„Schoorsteenveger."
Prettig vooruitzicht.
Hotelgast: Waarom breng je me
warme kruiken?
Kamermeisje: Nou meneer, ik dacht ze
ker is zeker, een van de twee lekt, ziet U,
twee
Mijnheer van Steenen is lang niet kwaad, Peter Dof, loopt met grooten spoed,
En eet zijn banaantje zoomaar op straat, Omdat hij aan het werk gaan moet,
He, wat smaakt dat lekker, zeg! Want de winkelruit bij Van Uil,
Maar de schil gocit hij achteloos weg. Is door den regen vreeslijk vuiL
Zoo, hij is er aangekomen,
Vlug zijn emmer met water genomen,
Gauw zijn ladder opgezet,
Maar och help, nu opgelet.
De grootste koe?
De nieuwe boerenknecht was aan hel
ploegen, maar de voren waren erg krom,
zoodat de baas hem zei, dat hij het oog
gericht moest houden op een vast punt in
de verte.
„Die koe daar bij dat hek recht voor je,
ga daar nu recht op aan", zei de boer.
„In orde baas", zei de knecht en ploeg
de opnieuw. Toen de baas na een uurtjö
weer eens kwam kijken, zag hij dat d«
knecht schots en scheef, kris en kras ovei
het veld had geploegd.
„Wat moet dat beteek~nen?" riep hij uit
„Nou baas, ik heb precies gedaan, wal
U me gezegd hebt, maar dat stomme diei
kon geen oogenblik stil blijven staan."
De poot van den ladder staat op de schil,
Nauwelijks staat zijn voet op de sport of
men hoort een gil,
De ladder, die zakt onderuit,
Peter Dof vliegt door de ruit.
H™ OPSTEL.
ue jongens moesten een opstel maker
over het volgende onderwerp: „Een bezoeS
aan tante."
Drie minuten heeft Jan slechts noodig
dan levert hij het schrift reeds in. En d<
meester leest: „Mijn tante was niet thuis."
Om een paar ballen uit zilverpapier te
maken, hebben wij tamelijk veel materi
aal noodig en als je er nu vóór moet gaan
sparen, zal het lang duren, voor je dit
grapje kunt laten zien. Maar de meeste
kinderen hebben natuurlijk een heele
voorraad.
Welnu, eerst beginnen wij het zilverpa
pier te sorteeren, want met een beetje
oefening zal je al gauw zien, dat het zil
verpapier lang niet hetzelfde is. Men heeft
het van tin, alluminium en lood, wat dui
delijk aan de kleuren te zien is.