Jfieiwsblad
mijnha/ulljes" jj t
Oom Andreas
DERDE BLAD
voor liet Land
van Heusden en Altena
de Langstraat
en de Bommelerwaard
iidao 31 Dec.
BEHOORENDE BIJ HET
Het waren geen vriendelijke ge
dachten, die Isolde op het einde van
het jaar door den geest gingen. Daar
schrikte zij op; men belde aan haar
deur. Als het nu maar niet die akeli
ge man, de koopman Bouwkamp was,
die haar ruïneeren wilde met den wis
sel, dien zij hem tot den 2en Januari
in betaling had gegeven. Waarom
wacht hij niet tot overmorgen? Dan
is het imruprg nog tijd genoeg.
„Wie is daar?"...
„Ik."
„Wie
„Wel ik je weet toch oom An
dreas!"
„Achoom Andreas."
Hij trad in.
Groot had de natuur oom Andreas
niet geschapen, hij was onder de mid
delmaat en door zijn eenigszins ge
bogen houding scheen hij nog klei
ner. Zijn ouderdom was voor een
vreemdeling nauwelijks te raden. Als
hij daar zoo rustig stil zat, had men
val koesterden zij allen een soort van
grimmigen angst voor hem.
Zijn woning, waarin hij met een
oude huishoudster woonde, was hun
bijna onbekend geworden. Oom An
dreas wenschte geen bezoeken, dat
wist men. Kwam men toch bij hem,
zoo werd men in een voorkamer zoo
stijf en vormelijk ontvangen, dat het
bezoek niet lang duurde.
Isolde bezat weliswaar weinig men-
schenvrees, maar tegenover de zoo on
zekere toekomst 'harer vooruitzichten
klopte haar 'toch het hart.
Terwijl de oom nog altijd in den
aanblik van 'het schilderij verzonken
was stond zaj achter hem en 'beschouw
de hem met opmerkzaamheid. Zij dacht
na over 'de beste methode, om hem
haar wenschen voor te dragen. Zij
scheen zichzelf een jager toe, die op
zijn offer loert om het van achter
aan te vallen.
Eindelijk besloot zij in algemeene
bewoordingen over 'haar leed te kla
gen, hopende dat hij er dan verder
naar zou vragen.
„Ja, zoo plaagt men zich nu," zei-
de zij zuchtend', „men zit en pen
seelt", en weder zuchtte zij.
Oom Andreas scheen haar in het
geheei niet gehoord' te hebben.
„Lieve Isolde, je maakt vorderin
gen," zeide hij vriendelijk, mij schijnt
op dit derde stuk de bank daar voor
het huis veel teekenachtiger." Hij ging
wat achteruit en liet de bank uit de
verte op hem te werken. „Maar," ging
hij voort, ,,mij hindert iets. Waarom
zit daar niemand op, zeg! kan je mij
niet op die bank een mensch schil
deren
„Maar oom, juist die enzaamneid
geeft stemming aan het beeld."
„Doet er niet toe, kind! Of hoe
zou het wezen denk eens aan,
als je daar een vogel op zette, wel?"
De oom legde den wijsvinger te
gen den neus.
„II* kon in de verte een paar vleu-
nig geluk! Ach, als dat ellendige geld
er niet was, wat konden wij toch
nog gelukkig zijn!"
„Moeder,' 'zeide de oudste, „als ik
groot ben, verdien ik veel geld en dan
geef ik u zoo'n hoop
„Ik nog veel meer!" vleide de kleine
Dirk jaloersch.
Dc jonge vrouw wérd weder vtoo-
ïïjk. En eensklaps overviel1 haar het
verlangen haar kinderen een genoe
gen te doen.
„Weet je wat," riep rij', „ik bak
jelui flensjes!"
Daar waren de kinderen erg mee in
hun schik; en kort daarop stond Isol-
de voor het vuur, verbruikte haar laat
ste meel en vergat haar zorgen. De
jongste knaap keek rustig toe, ter
wijl de oudste zich in dte kamer daar
naast begaf.
Eensklaps Isolde! keek juist na
denkend in de pan kwam het haar
in den zin, dat het in de kamer op
vallend stil was. Haar oudste was an
ders zoo bedaard niet. Door een ang
stig voorgevoel aangegrepen, vloog zij
de keuken uit, nog juist bijtijds om
re zien hoe haar jongen van den stoel
voor den ezel opsprong. Het pepseel
wegwerpend, kroop hij angstig in een
hoek weg.
„Maar jongen!"
Zij overzag de schade; juist boven
de zonnestralen had de bengel een
groote, donkergrijze klad gemaakt. Isol-
de gaf haar spruit in rechtmatigen
toorn een geddchte afstraffing en
trachtte het ongeluk weer goed te ma
ken. Het ging niet. De zonnestralen
bleven onherroepelijk door een vreemd-
soortigen grijzen sluier' verduisterd. Be
droefd bakte Isolde voor de even
eens weemoedig gestemde kleinen de
flensjes.
Ondertusschen was het bijna avond
geworden, Oudejaarsavond. Isolde
Dracht de jongens naar bed en dan
zette zij zich neer qm te schrijven.
Ieder jaar had zij haar oom op den
nu zijt gij onverbiddelijk en wilt mij
ten gronde richten."
De oom trok de wenkbrauwen in
de hoogte. Dat 'gold hem niet, maar
hfj was toch nieuwsgierig wat de
ze aan het verkeerde adres bezorg
de brief nog meer bevatte. Dus ver
der!
„Cjj weet zeer goed, dat ik nie
mand op de wijde wereld heb, die
lil jij kan bijstaan, niemand!"
Oom schraapte zich de keel.
„U weet. dat ik in Januari een leer
cursus in het schilderen wilde begin
nen .waarvoor zich reeds leerlingen
hebben aangemeld. Daarmede 'had ik
m.ij een bestaan kunnen scheppen, ik
had langzamerhand al mijne schulden
betaald. Natuurlijk, als men mij al mijn
goed ontneemt, kan daar niets van
komen en ik kan met mijn jongens
in het gewoel der stad van honger
sterven. Hoe eerlijk was ik van plan
door mijn talent 'zooveel te verdienen,
dat ik met mijn klein pensioen in
ons onderhoud kon voorzien. Ik heb
het geheele jaar door gewerkt en ge
studeerd, zoodat ik des avonds, na
dat ik ook nog het huiswerk gedaan
had, dikwijls doodmoede in elkaar zak
te. En toch gemord' heb ik daar
over nooit, want ik zag immers dat
ik vooruitging. En nu nu ik ein
delijk aan het doel ben, stoot u mij
terug in de ellende! En als u nu
neg arm was en dat geld noodig
had! Maar wat is u daaraan gelegen
of u het geld een paar maanden la
ter 'krijgt. Maar u wil niet. En waar
om niet? Omdat gij geen hart hebt.
Gij bekommert u niet om den nood
van uw medemenschen, gij zit daar
goed geborgen in uw leuningstoel,
rookt uw goede sigaar en denkt niet
aan de ellende van uw naaste!
Oom Andreas legde onwillekeurig zijn
sigaar weg.
„Maar die verzekering kan ik u ge
ven: Om u zal niemand zich meer
bekommeren, als u eens niet meer
gen hoe het met je staat. Hé! Wat!"
„O neen, dat niet, oom Andreas!
Maar maar ik wou ook wel
stotterde Isolde.
„Hm! Je meende dat ik niet ge
naakbaar was."
„Ja oom!"
„Hm!" Oom Andireas draaide een
paar maal met zijn hoofd. „Ik wil
je iets zeggen, kind! Een gierigaard ben
ik niet! Als je vermoeden kon, hoe
zeer ik uitgeplunderd geworden ben
door onze lieve familieleden zooals het
jarenlang gegaan is Oom Andreas
hielp hier en oom Andireas hielp
daar! En geen spoor van dankbaarheid!
Ondank overal, den zwartsten ondank
en belastering! Toen ben ik de zaak
eindelijk moe geworden en heb mij
de heele pan van den hals geschud.
Ja, oat heb ik!"
Oom Andreas wreef zich tevreden de
handen.
„U, die nog niet zoo lang hier op
de plaats woont, hebben zij' ook te
gen mij weten, in te nemen, dat weet
ik heel goed'! Maar je bent, ondanks
alles, bescheiden geweest, hebt mij niets
afgebedeld, en daarom wil ik je ook
je schilderij afkoopen. Dat wil zeg
gen, als het gelukt is."
Isolde, reeds geheel vervuld van de
groote dankbaarheid jegens den mis
kenden, zonderlingen oom Andreas, was
nu toch bepaald ontgoocheld! En daar
het bedorven was, kreeg zij natuur
lijk ook deze niet eens. Och, lieve
God! hoe zou het toch gaan in het
nieuwe jaar! En opnieuw dook het
akelige spook der zorg voor haar op.
Het mannetje trippelde intusschen
naar den ezel, waaop het noodlottige
stuk stond.
Hij greep naar den doek. „Dus mag
ik en meteen schoof hij' dien
reeds ter zijde.
„Lieve oom dat schilderij ik
heb ongelukkig
Tot haar groote verbazing zag Isolde
echter hoe oom Andireas in stomme
Zóó zien ze er uit
de cachets Mijnhardt
Nemen zeer gemakkelijk in.
Koker
12 cachets 50 ct.
2 stuks 10 ct.
Bij Apoth. en
hem, in wiens gezicht reeds zoovele
rimpels gegroefd waren, wel voor ze
ventig kunnen houden; zoodra hij
echter sprak of zich bewoog scheen
hij nauwelijks veertig te zijn. Een
heel kleine enerrebaard van vr.be
schrijflijke kleur versierde zijn ge
zicht; onder een mooie, kastanjebrui
ne pruik schemerden grijze haartjes
te voorschijn. Oom Andreas had
steeds gedweept met kastanjebruin,
en daar het hem niet door de natuur
was gegeven, want hij was eigen
lijk blond zoo verheugde hij zich,
het ten minste in latere jaren te kun
nen dragen, toen hij kaal geworden
was.
Oom Andreas haalde een zakje
voor den dag en hield het voor de
stralende oogen zijner nicht.
„Voor de jongens!" zeide hij. Het
was een klein blauw zakje met zes
pralines „zeer goede chocolade" voeg
de hij er bij„men moet voor kin
deren altijd het beste koopen, daar
om liever wat minder!"
Reeds, terwijl hij de laatste woor
den sprak, waren de oogen van den
oom, die zich zelf voor een verbazen-
den kunstkenner hield, naar den'ezel
gericht. Toen zag hij weer vragend
naar Isolde.
„Nu Hoe gaat het er mee Gauw
klaar?" en op de teenen, alsof hij
in een heiligdom trad, trippelde hij
naar het schilderij. „O, zeer goed,
heel goed! Heb je het niet te gauw
schilderd, Isolde, niet?"
„O neen!"
„Neen? Werkelijk niet? Maar als
ik bijvoorbeeld die zonnestralen aan
zie, Isolde-lief, zijn ze dan niet be
langrijk korter dan op het origineel?
Vindt ge ook niet? Ben je van een
andere meening?"
Bij iedere vraag draaide zijn hoofd
om, als werd het door een veer in
beweging gebracht.
De nicht verklaarde zich bereid de
zonnestralen te verlengen. Wat kwam
het haar daarop aan? Voor alle din
gen moest zij de onschuldige wen
schen van haar oom vervullen. Hij
was de eènige die haar bij de aflos
sing van den wissel helpen kon. Ge
beurde dit niet, dan werd haar alles
ontnomen, wat zij bezat. Maar het
was moeilijk, heel moeilijk met haar
oom geldzaken te bespreken. Toen
Isolde kort te voren een nicht haar
plan mededeelde, zeide deze veront
waardigd
„Oom Andreas Waar denk je aan
Dat is onmogelijk.
Het was wel waar men hoorde
er nooit van, dat hij bloedverwanten
ondersteund had of spraken deze
er misschien nooit over? In ieder ge-
gels schilderen."
„O neen! in de verte? En maar een
paar vleugels?"
„Ja, zoo precies kan men den vo
gel niet onderscheiden als hij boven
in wolken vliegt."
„Heel juist, maar zie eens, dat is
zoo'n stokpaardje van m.ij ik zie
schilderijen gaarne van heel nabij aan,
ik nu bijvoorbeeld' met de lou-
die moet ik zien."
„Nu, dan zal ik voor m.ijn part eén
kraai
Dc oom schrikte letterlijk terug.
„Een kraai?" Een verachtelijk lach
je speelde om zijn lippen.
„Zoo'n gewone vogel! Waarom niet
een gier, die begeerig op buit, boven
het huis zweeft en juist op het punt
is ten van die kippetjes te stelen, ter-
Nieuwjaarsmorgen een gelukwensch ge
zonnen, rij wilde het nu ook doen, zij
aacht er niet aan kwaad met kwaad te
vergelden, en zoo schreef rij hem een
warmen, hartelijken gelukwensch.
Toen maakte z.;j een brief af
aan den koopman. lEïgenlijk was zij
alleen van plan geweest, hem in en
kele woorden nog eenmaal om uit
stel te vragen, om toch alles beproefd
pc dan hindert het mij als kijk te hebben. Maar hij het schrijven ge-
eens, zoo'n dier heeft toch veeren en'-raakte al de verontwaardiging, die zich
ih- haar binnenste had opgestapeld, we-
dér in vuur. De pen vloog over het
papier, de brief werd een groote aan
klacht tegen den hardvochtigen schuld-
eischer. Zij bedacht niet dat deze scher
pe woorden hem nog meer tegen haar
zenden verbitteren. Eerst de invallende
Quisternis dwong haar den brief te
eindigen.
Haar oogen deden haar pijn. Diep
wijl de anderen op de vlucht gaan. aaemend stond rij op, vervuld van
Hé? Wat?"
En Isolde beloofde hem ook dit.
Maar rij zag in, dat het beter zou
rijn zonder omwegen, recht op haar
doei af te gaan.
„Lieve oom", begon rij een wei
nig gedrukt, „ik wou graag met u
een bijzonder geval bespreken
zekere inwendige bevrediging. Zij had
toch eindelijk eens uitgesproken, hoe
het haar te moede was.
Zij bracht beide brieven snel naar
cte post en keerde toen naar haar
slapende kinderen terug.
Vroeger had rij den Oudejaarsavond
steeds in een vroolijken kring door-
Levendig, met wantrouwenden blik, gebracht en met hijzonder genoegen
wendde hij zich tot haar. Toen zei- aan het loodgieten deelgenomen,
de h|ij snel: Op den vooravond van het jaar toen
„Zoo, zoo! Dan heb je zeker weer rij trouwde goot zij een behoorlijk
een aardig stukje geld verdiend. Hoe klein nest; voordat haar oudste jon-
goed kunstenaars het toch hebben! En gen geboren werd een zweep; toen
W'j aaarentegen! Altijd maar uitgaven, echter, vóórdat haar man stierf
uitgaven!" een kruis. Wat zou rij vandaag wel
„Ja," antwoordde Isolde, reeds ge- gieten? Ze glimlachte bitter. Zeker een
heel ternedergeslagen, „maar ik dacht.." pandbrief.
„Dat ik alles wat ik kon voor je Toen tegen middernacht het heen
gedaan had?" en weer loopen in de hoofdstraten
„O zeker, maarhet drukste geworden was en van de
„Men 'doet altijd wat men kan, wat torens het Nieuwjaar werd ingeluid
men kan
„Ik ben er u zeker dankbaar voor..."
„Dat is mooi, heel mooi van je
lieve kind! Een zware dag voor mij
morgen. Nieuwjaarsbrieven! Verkapte
beoelbrieven, ken je dat, niet? Ik noem
het een gebrek aan karakter, zulke
btieven te kunnen ;s ch rij ven. Maar nu
moet ik gaan. Dus je njaakt mij een
gier,'kind! Heel goed idee! Dan neem
ik hel misschien!"
Daarmede liep hij de trap af.
Wanhopend wierp de jonge wedu
we zich in een stoel. Vergeefs! Alles
vergeefs! En dan weer steeg een ge
weldige verbittering haar in het hart
tegen hem, die haar zoo goed had
kunnen helpen en toch zoo onbarm
hartig belette zich uit te spreken.
Dan stormden de jongens naar bo
ven in de armen der moeder.
Isolde sloot ze aan haar borst.
„Ach, mijn lieve kinderen! Mijn ee-
ïag sedert lang in vasten slaap. En
toen rij ontwaakte, was het reeds iaat
op den eersten dag van het nieuwe
zorgvolle jaar.
Zoowat tegen het uur dat Isolde
vol zorgen opstand, ontving oom An
dreas hij zijn morgenkoffie, in kamer
japon en pantoffels zittend, een brief,
en wei een zeer langen, die heel zacht
begon, maar altijd wilder werd. De
coin schrikte, rijn voorhoofd verduis
terde, hij haatte alles wat grof en
scherp was en was gewoon iets onaan
genaams altijd nog op beleefde ma
nier te zeggen. Hjj zag naar het on
derschrift. Wat, Isolde!
Zijn oog vloog over de volgende
zinnen:
„Gij hebt mij gedwongen voor schul
den, die ik in mijn ziekte moest ma
ken, u een op den tweeden Januari
te vervallen wissel te overhandigen, en
rijn zal, geen dankbaar gemoed zal
u tranen naschreien
Oom Andreas sprong op. Rusteloos
ging hij langen tijd op en neer, zoo
dat zijn koffie koud werd en zijn si
gaar uitging.
„Hm, hm!" zeide hij en lief 'het
hoofd herhaaldelijk op zijn grappige
manier eigenaardig draaien. Eindelijk
kleedde hfj zich aan en. verliet het
huis.
Isojde was dezen morgen kalmer. Zij
had ziqh blijkbaar in haar lot ge
schikt. Er mocht nu komen 'wat wilde.
Zonder blijkbare aandoening zag zij
haar oom door de straat trippelen.
„O," dacht zij, „die komt t>m het
schilderij".
Nu, dat zou hij onder deze omstan
digheden wel weigeren. Wat betee-
kenden toch ook vijftien gulden? Toch
wilde Isolde niet dat oom Tiet vernie
lingswerk reeds dadelijk bij het bin
nenkomen zou bemerken en rij be
dekte het dus met een 'doek.
De jonge vrouw had moeite baar
oom in deze omstandigheden vrien
delijk tegemoet te komen. De 'verbit
tering tegen hem was altijd 'nog groot.
Maar dit wist rij, geen woord over
haar toestand zou haar meer over de
lippen "komen. Aan een nieuwe verne
dering wilde rij rich niet weer bloot
stellen.
Ook com scheen rustiger dan an-
aers. Hij dankte voor de mondelinge
herhaling van haar gelukwensch, zet
te zich toen neder en keek peinzend
voor zich uit. Toen begon hij >in af
gebroken zinnen allerlei dingen uit rijn
leven te vertellen. Vreemd, naar het
schilderstuk vroeg bij in het geheel
niet en over haar hartelijke gelukwen-
j schen sprak hij ook geen woord.
Eensklaps viel hij zichzelf in de re
de; te midden zijner eigenaardige mede
deel ingen, haalde hij een brief voor
deu dag en. toonde dfe aan Isolde,
terwijl hij haar met zijn slimme oog
jes opvallend scherp en wantrouwend
aankeek.
„Waarom heb je mij die jeremiade
toegedacht, kind?" vroeg hij.
Zij schrikte hevig.
„Maar oom! Hoe was dat moge
lijk! Mijn brief aan den koopman...
Ja, hoe kon dat gebeurd zijn! Ik moet
in het donker
O wee! En mijnheer Bouwkamp had
nu bepaald de beminnelijke kaart ont
vangen; en moest deze niet haar op
schrift van „Lieve Oom" voor een
ongepaste nieuwjaarsgrap beschouwen?
„Dus geheel zonder bedoeling? Nu,
goed, Isolde! Ik dacht het wel! Je hebt
mij zeker altijd' voor een nietswaardi-
gen duitendief aangezien, dat je het
niet gedurfd hebt mij oprecht te zeg-
bewondering ^nafgewend op het voort
brengsel van ^haar penseel staarde. Ein
delijk raakte zijn tong los.
„Piachtig! Wonderlijk mooi!"
Isolde zag hem vragend en verbluft
aan. Hij ging echter vol geestdrift
voort:
„Deze .donkere, grijze sluier, die zich
voor de vroolijke zonnestralen schuift
een beeld van het wenschelijk leven!
Een voortreffelijk idee van je, Isolde!
Hoe ben je daarop gekomen?"
„Ja ik weet het ook niet."
Goddank! De vijftien gulden waren
ten minste gered! „De gier en de
man op de bank rijn nog niet heelemaal
klaar".
j „Dat merk ik," zeide oom goed
gehumeurd. #,Daar is nog geen steek
van klaar."
„Ja, zeker, ïk zal ze u schilderen!"
I „Neen, tneen! Je mag ér niet meer
aan werken, dat idee met de wolk
1 is oneindig beter Hier neem, kind-
liei 'ik zie wel dat je.
Oom Andreas baalde een envelop
pe ,uit zijn tasch en, reikte die Isolde
over. jToen nam hij het schilderij op.
„Ik neem het meteen mede."
Er (Zonder haar dank af te wachten
trippelde ,hij naar buiten.
Nu opende Isolde de enveloppe. Een
kreet van verrassing ontsnapte haar.
Zij hield drie bankbiljetten van hon
derd ,gulden in de hand.
Zij vloog naar het venster en keek
oom na, zooals hij, met het zorg
vuldig met rijn zakdoek bedekte schil
derstuk in de hand, de straat door
liep.
„Ik dank u, oom Andreas!" riep
zij .diep bewogen. „De liefde van mij
en mijn kinderen zal u uw weldaad
vergeldenwij 'zullen, de warme zonne
schijn van uw ouden dag worden."
Nog stond rij daar, toen haar jon
gens, die buiten in de sneeuw hadden
gespeeld, met een brief de trap op
kwamen hollen.
j Nog een! Nu, dat was zeker iets
I onaangenaams, wat baar geluk weer
zou .afkoelen. Juist, het kwam van haar
schukieischer. Zij las:
„Zeer .geachte Mevrouw!
„Ofschoon ik mij niet herinner dat
ik in 'de aangename verhouding van
een oom tot u sta, zoodat ik dus uw
regels niet op rriaj durf toepassen, zoo
zie ik toch daaruit wat een uitste-
kenoje nicht u moet rijn.
„Mij, die de oom ben van zeer ve
ie niebten, is nooit door een harer
zoo'n .gelukwensch toegezonden bij het
nieuwe jaar. Uw brief was in de woes
tijn der ontvangen brieven de eenige
van weldadigen inhoud.
„Ik weet dus de zeldzame plant van