POPPEN
jm
Bart en zijn vrienden
in klederdracht
Wat we van de sneeuw kunnen leren
De hele klas ging een dag uit met den
onderwijzer. Eerst maakten ze een boot
tocht en aan de andere kant van het meer
gangen ze aan land en maakten een mooie
wandeling door de bossen. Het was mooi
weer en de jongens en meisjes genoten.
Het duurde niet lang of de boterhammen
die waren meegenomen, werden aange
sproken en tegen het midden van de dag,
toen de zon op zijn warmst scheen, kregen
de meesten ook dorst. Sommigen hadden
een veldfles met limonade of fosco mee
genomen, maar lang niet iedereen was in
het bezit van fb'n veldfles en om een ge
wone fles mee te nemen, dat was wel wat
lastig op zo'n tocht. Toen er gerust werd
.gingen de bekertjes en flesschen dan ook
van hand tot hand. Alleen Bart had geen
zin om zijn limonade te delen. Hij hield
de fles zo lang mogelijk verstopt en toen
hij de kans zag dronk hij er gauw uit ach
ter een bosje. Maar zijn beide vrienden
Jan en Rudi hadden hem gezocht, toen hij
opeens verdween en juist toen Bart de
fles weer op wilde bergen, kwamen ze
naar hem toe. „Hé, heb jij ook limonade?"
riepen ze. „Geef ons ook wat zeg, we wis
ten niet eens dat jij drinken bij je had."
Maar Bart begon te lachen: „Ik denk er
niet aan! Dachten jullie dat ik het hele
eind sleepte met die fles voor jullie plei-
zier? Had dan zelf gezorgd dat je drinken
meenam."
Met een liep hij weg en liet Rudi en Jan
verbaasd staan. Dat waren ze niet van
hun vriendje gewend! Die hele verdere
dag spraken ze niet meer met elkaar en
bleven uit eikaars buurt. Maar langzamer
hand vergaten Jan en Rudi al spelend en
pratend en wandelend, wat er was gebeurd
en bij het uiteengaan wilden ze Bart op
zoeken om samen naar huis te lopen. Maar
Bart was al weg en dus gingen de beide
jongens met hun tweeën. Het begon al te
schemeren toen ze in de straat kwamen
waar ze woonden. Pratend en lachend gin
gen ze naar huis, maar opeens zwegen ze
allebei. Daar, op den rand van het trottoir
zat een jongen het was of hij pijn had
en die jongen was Bart. Met een paar
passen waren ze bij hem. „Bart, jö, wat is
er? Wat heb je?" Met een kwaad pijnlijk
gezicht keek Bart op. „Nou, dat kun je
wel snappen," snauwde hij. ,Ik heb m'n
voet verstuikt en kan niet lopen."
Voorzichtig hielpen Jan en Rudi hem
opstaan en droegen hem samen naar huis,
het was gelukkig niet ver, Bart woonde
maar een straat verder dan zij.
Het was een flinke verstuiking, zei de
dokter, toen die de volgende dag kwam.
De voet had volkomen rust nodig en Bart
moest maar een paar dagen in bed blijven.
En elke dag moest zijn voet gemasseerd
worden, wat heel erg pijn deed.
„Wat een geluk dat je vrienden bij je
waren," zei vader op een keer, „anders had
je nog een hele poos in die stille straat
kunnen liggen, voor iemand je vond." „Ik
lag er ook al een heel tijdje," vertelde Bart,
want ik was alleen toen ik viel." „Was je
alleen?' vroeg zijn vader verwonderd. „En
ik dacht dat jullie samen van die wandel
tocht kwamen? En Jan en Rudi hebben
je toch thuis gebracht?"
„Ja, maar eh," Bart werd wat verlegen,
,ik was vooruitgegaan en zij kwamen
later." .Waarom?" vroeg vader, die wist dat
Jan en Rudi zijn vrienden waren en er
niets van begreep. „Nou zo maar
„Hadden jullie ruzie?" wilde vader weten.
„Och, ja, zo'n beetje...." Maar daar was
vader niet mee tevreden, Bart moest alles
vertellen en toen hij het had gehoord, was
vader erg boos. „Dan mag jij je vrienden
wel erg dankbaar we^en, dat ze je zo heb
ben geholpen," zei hij; „Als jij zo zelfzuch
tig bent, dat je niet eens je limonade wilt
delen, dan hadden zé jou daar op straat
moeten laten zitten, dat was je verdiende
loon geweest." Bart keek verschrikt op.
Zijn vader was opgesprongen en gaf hem
een flinke draai om zijn oren. „Daar! En
dat verdien je ook!" Meteen liep hij met
grote stappen de kamer uit.
Heel stil bleef Bart liggen, zijn wang
gloeide van de klap, maar ook van
schaamte. Want hoe meer hij er over dacht,
des te meer begreep-hij, dat vader gelijk
had
Lelijk was hij tegen zijn vrienden ge
weest, zelfzuchtig had hij gedaan en hij
herinnerde zich maar al te goed dat hij
nog tegen ze had gesnauwd ook toen ze
hem kwamen helpen. En tegen hem had
den ze geen woord gezegd over het ge
beurde, ze hadden hem geholpen, zonder
zich een ogenblik te bedenken. Toen vader
na het eten weer op zijn kamertje kwam
vond hij Bart met dikke roodbehuilde
ogen,
„En Bart, heb je me wat te zeggen?"
vroeg Vader streng.
,Datdat het me spijtdat het niet
weer zal gebeurenstamelde Bart.
„Dus je begrijpt, dat je heel lelijk hebt ge
daan?"
„Ja," knikte Bart en verlegen voegde hij
er aan toe: „Mogen Jan en Rudi vanmid
dag bij me komen, na schooltijd?" Toen
begreep vader dat Bart werkelijk goed
wilde maken, wat hij tegen zijn vriendjes
had gedaan.
„Goed," zei hij, „ik zal ze vragen om te
komen. En ik zal zeook vertellen dat
ze Wat te zeggen hebt, is dat goed?"
Ja, dat vond Bart goed want hij had zich
vast voorgenomen om aan de jongens te
zeggen hoe het hem speet, dat hij zo had
EEN JONGEN UIT BRETAGNE.
Deze jongen komt uit Bretagne, dat is
een schiereiland van Frankrijk, weet je
wel. Het is de Zuidelijkste van de twee
uitstekende punten aan de Westkust van
Frankrijk, de Noordelijkste heet Normandië.
De Bretonse klederdracht wordt nog veel
gedragen in dat land, maar er zijn geen
twee plaatsen die precies gelijke costuums
hebben. In hoofdzaak lijken ze echter wel
op elkaar; dit is dan een van die vele
drachten.
De jongen heeft een blauwe jas en een
blauw vestje met rode en witte versierin
gen langs de rand. Om zijn hals draagt hij
een zilveren of een gouden ketting. De
broek en de slobkousen zijn grijs, boven
de slobkousen uit zie je een randje van de
rode kousen met rode franje en onder op
^e slobkousen zijn rode figuren. De gordel
is rööd.
Het andere costuum heeft een rood vest
en nu moet je goed opletten van de
jas zie je een klein randje en de mouwen,
die ook allebei blauw zijn, en over de jas
draagt hij een wit vest, zonder mouwen.
Dus van buiten naar binnen heeft hij eerst
wit, dan blauw en dan rood. De broek is
ook wit, de kousen zijn bruin. Bij ieder
costuum draagt hij een wit hemd met een
wit boordje en een zwarte hoed. Bij het
eerste hoort de hoed met de gebogen rand,
bij het tweede die met de rechte rand.
Dat was laatst fijn,
hè, toen er sneeuw lag!
Wat kon je daar heer
lijk in spelen, sneeuw
ballen gooien en sleeën,
glijden en een sneeuw
bal maken. Jammer dat
het haast overal zo
gauw weg was. Maar
behalve er in spelen kun je ook nog aller
lei van de sneeuw leren, wist je dat wel.
We weten eigenlijk niet erg veel van de
sneeuw af, denk ik. Hoe koud is de
sneeuw?
5 thermometer erbij! Begraaf hem
maar onder de sneeuw, goed diep maar,
nu even wachten. Nu zal hy heel laag ko
men te staan, een eind onder 0. Laat eens
zien! Nee, maar, nu staat hij nog een bee
tje hoger dan daarnet, precies op 0. Dus
is het in de sneeuw nog warmer dan in
de vrieslucht! Zie je, daarom bevriezen
de planten ook niet onder de sneeuw, maar
worden juist beschermd tegen de kou.
Zou de sneeuw ook nog warmer kunnen
worden, boven 0? Laten we eens proberen.
We vullen een oude pan of emmer met
sneeuw, goed tot de rand toe en daar ste
ken we nu de thermometer in. Denk erom,
hij mag niet tot de bodem komen. En nu
de pan met sneeuw op de kachel! De
sneeuw gaat smelten natuurlijk, maar toch
heel wat langzamer dan we hadden ge
dacht. En de thermometer blijft op zijn
0 graden staan en maakt geen enkele be
weging. Zolang als er nog maar een beetje
sneeuw in het water is, komt de kwikzuil
niet hoger en pas als alles gesmolten is
en het sneeuwwater wat warmer begint
te worden, komt hij boven 0. Had je dat
gedacht?
Vraag nu eens aan moeder om twee lap
jes, een wit en een zwart, zowat zo groot
als een handpalm. Beide moeten even dik
zijn. Nu leggen we ze in de tuin neer, op
een plaats waar de zon het langst schijnt,
naast elkaar boven op de sneeuw. Wat zal
er nu gebeuren? Als de zon weg is, gaan
we eens kyken: onder het zwarte lapje is
de sneeuw meer gesmolten dan onder het
witte. Dat komt doordat het witte lapje de
zonnewarmte terugkaatste en het plekje
daardoor koel bleef, terwijl het zwarte lapje
de warmte in zich opnam en daardoor de
plek onder zich verwarmde. Nu begrijp je
ook wel, waarom je in de zomer lichte en
witte kleren draagt en in de winter don
kere en waarom de mensen in Indië al-
tijd in witte pakken lopen!
Misschien heeft moeder ook nog wel een
half pond zout over, dat wij mogen gebrui
ken. Uit de tuin halen we nu anderhalf
pond sneeuw grappig, hè, om sneeuw
te wegen en daar mengen we het zout
doorheen, tot .het een brijachtige massa
wordt. Vraag nu maar eens aan je vader
of broer of hij van die pap een sneeuw
bal wil maken. Als hij het probeert, zal hij
dadelijk zijn hand eruit trekken, want het
is verschrikkelijk koud. Steek de thermo
meter er maar in, dan zul je zien, dat hij
op 20 graden onder 0 komt te staan.
Hebben jullie ook een oud, leeg medi
cijnflesje? Vul het eens met water en sluit
het goed af. Als je het zo in het sneeuw-
en-zout-mengsel zet, zie je het water al
gauw bevriezen en met een krak spring
het flesje. Als het water bevriest zet hel
uit, zodat de" inhoud ongeveer 1/10 meei
wordt. Het krijgt dan zo'n kracht, dat niel
alleen glas, maar ook ijzer kan springen,
En ook grote zware rotsen kunnen zelfl
barsten als het ijs er tegen aandrukt.
Als het weer gaat sneeuwen, moeten
jullie eens een paar vlokken opvangen.
Dat is niet moeilijk, ze gaan overal op zit
ten, op je jas, je muts, je handschoenen,
dat heb je al vaak genoeg gezien. Maar heb
je wel eens een sneeuwvlok goed bekeken?
Haal er maar eens een vergrootglas bij,
dan zul je zien wat een prachtige vormen
iedere vlok heeft. Allemaal stervormige;
zeshoekige kristalletjes zien we en je kunl
haast niet begrijpen dat zulke kleine din
gen nog zo'n prachtig kunstwerk kunnen
wezen.
WETENSWAARDIGHEDEN.
De hoogste draden ter wereld.
De hoogste draadleidingen ter wereld
zijn natuurlijk in Amerika te vinden. Een
kabel loopt over de Andes van Chili naar
Argentinië, die zich bij de plaats Las Cue-
vas op 4000 meter hoogte boven de zee
spiegel bevindt.
Dankbaarheid, nog 900 jaar later.
In het Engelse plaatsje Penhoe krijgt d®
dominee nog ieder jaar 10 shilling beloning,
dat is zowat zes gulden, omdat 9.00 jaar
geleden een geestelijke nog juist op tijd
pijlen heeft gebracht aan de troepen van
zijn stad, die in een gevecht waren, waar
door zij de overwinning hebben behaald.
Hy heeft dus nog steeds het voordeel van
een heldendaad van zyn voorganger.
De eeuwigbrandende lamp in Indië.
In een oud paleis in de Engels-Indisch®
plaats Travancore brandt een lamp nu al
1200 jaar achtereen. Hy wordt brandend
gehouden als herinnering aan een vorst,
die 1200 jaar geleden moet hebben gere
geerd en op onbekende wijze spoorloos hl
verdwenen.
Hoe groot kunnen ijsbergen zijn?
Dat ijsbergen een reusachtige grootte
kunnen hebben weten wij. Er zijn gevallen
bekend dat een ijsberg meer dan een kilo
meter lang was en honderd meter hoog,
voorzover hij boven water was te zien. En
dan moet je nog bedenken, dat dit maar
1/10 van de hele berg is en dat er 9/10
onder water is.
Los Angeles in gevaar?
In de nabijheid van de Zuid-Amerikaan
se stad Los Angeles zijn twee bergrug
gen plotseling in glijdende beweging ge
raakt. Men hoopt door het laten springen
van rotsen en bergstenen, de glijdende
stukken in een andere richting te laten
gaan, zodat de stad er niet onder bedolven
kan worden.
Waar is de staart van
de slang 1
Deze geweldig lange slang heeft zich zo
gekronkeld en geslingerd, dat hij zelf niet
meer weet waar zijn staart eigenlijk zit.
Hij ziet verschillende staartpointen, maar
welke nu toch wel de echte is, die bij hem
hoort, begrijpt hij zelf niet meer. Kunnen
jullie hem misschien een handje helpen en
hem vertellen waar hij het goede eind kan
vinden?
HET TE KIENEN VAN EEN NEGER.
Het lijkt heel moeilijk als je het prentje
klaar ziet, om het na te tekenen, vinden
jullie niet? Maar begin met eerst twee cir
kels en een vierkant, zóals is aangegeven,
daarna worden deze grondfiguren verder
uitgewerkt en tenslotte ontstaat de neger.
Probeer het meer eens.