De grote trek in Zuid-Mrika Hoe wij aan onze tijdrekening zijn gekomen Gevaarlijk spel Italiaanse Meisjes SNELTEKENEN Een jaar is 31.558.149 seconden. Het behoorde reeds tot de wensen van keizer Karei V om alle klokken precies gelijk te laten lopen, zodat de ene niet een groot tijdsverschil met de andere aanwees. Maar alles wat hij daarvoor liet doen had geen succes. Ongeveer 100 jaren later werd in ons land voor het eerst een torenklok gebouwd met een slinger. Die slinger was zeven meter lang en er hing een gewicht van vijftig pond aan. Huygens maakte die klok, in Scheveningen. Maar ook die ging onnauwkeurig net als alle klokken van Ka- rel V. En nu nog, honderden jaren later, is het niet veranderd. Ook de allerfijnste zui verste uurwerken gaan niet helemaal goed, al is de afwijking soms ook maar een hon derdste deel van een seconde. En dat wil wat zeggen in deze wereld, waarin met uiterst grote nauwkeurigheid de kringloop van een jaar berekend kan worden'. Niet zo moeilijk is het om uit te rekenen, dat een jaar van 365 dagen, zes uren, 9 minu ten en 9.35 seconden in het geheel 31.558.149 seconden telt. In schrikkeljaren komen daar nog 86.400 seconden bij. Reeds in de allervroegste tijden rekende men het jaar op 365 14 dag, wat jullie mis schien zal verbazen. Even wonderlijk is het, dat ze in die tijden ook al van de ster renkunde zoveel afwisten. Zowel de theore tische geleerdheid als de practische erva ringen waren verrassend groot. Hoe kwa men ze aan die wetenschap van de ver verwijderde sterren, van de geheimzinnige hemellichamen? De oude Grieken bouw den voort op de wetenschap der Chaldeeën en der Egyptenaren, die reeds in het jaar 4241 voor Christus de eerste kalender uit- door IET HOOGERS. Het was in de jaren tussen 1833 en 1840, toen de eerste Engelsen in Zuid-Afrika kwamen en het land wilden veroveren. De Afrikaanse boeren, die van Nederlandse afkomst zijn, wilden niet bukken onder vreemde meesters en toen de Engelsen steeds meer land veroverden, trokken ze weg met him vrouwen en kinderen, met hun vee en hun huisraad, om een ander gebied op te zoeken waar ze vrij zouden kunnen leven. Maar daar, verder naar het Noorden, stootten ze op de negerstammen, ■die zich verzetten tegen de kolonisten en waarmee ze hevige gevechten moesten le veren. Potgieter was de oude aanvoerder van een van zulke karavanen, die bestond uit een vijf en twintig families. Eindeloos leek de rij van wagens waar alle bezit van de Transvaalsche boeren op geladen was, waar de kleine kinderen op werden ver voerd en de. vrouwen, waar ook de zieken en gewonden in lagen. Dan was er een tus senruimte van twintig tot dertig meter en daarachter draafde de hele grote kudde runderen, waaromheen mannen te paard reden, om ze bij elkaar te houden. Kaffers liepen naast de wagens en paarden en droegen pakken en bagage, anderen spoor den de ossen aan, die de wagens trokken. Lang waren ze zo al voortgegaan, zoe kend naar een goed stuk land om zich te vestigen, om nieuwe boerderijen te stich ten- Land, waar gras was en water en bo- dachten. Vondsten, die men heeft gedaan in Babylon, in Egypte en in China laten zien, dat men daar duizenden jaren gele den de tijd al in bepaalde tijdruimten, zo als jaren en maanden had vastgelegd. Maar hoe zijn dan die Chaldeeën, die Egyptenaren en die Chinezen aan zoveel wijsheid gekomen? Dat zullen wij wel nooit helemaal na kunnen gaan. Reeds van de alleroudste tijden af, moet de wereld van zon, maan en sterren de aandacht der mensen hebben getrokken. Zij wilden er graag meer van weten en gingen de wereld in haar verschillende gedaanten bestude ren. Zo zijn ze dan gekomen tot bereke ningen, vari de zonnestanden en de volle en nieuwe maannachten en daaruit is lang zamerhand de kalender ontstaan. De Romeinen verdeelden eerst een jaar in tien maanden, totdat eindelijk koning Numa Pompilius het jaar met 365 dagen en twaalf ongelijke maanden invoerde. Maar omdat er toen zo vaak schrikkeljaren nodig waren, maakte Gajus Julius Caesar daar weer een eind aan en stelde in het jaar 46 voor Christus de Juliaanse kalen der in. Volgens die kalender had het jaar al 365 dagen en om de vier jaar een schrik keljaar. Dat was dus al bijna net zo als wij het hebben. Maar in 1582 zolang heeft men en hout. Voor hen uit gingen verken ners, op zoek naar het „beloofde land". Op een dag kwamen ze terug en vertelden: „Nu hebben wij het gevonden! Weiden en een rivier en bos en nergens zijn zwarten te bekennen!" Dadelijk werd er een kamp gemaakt. De wagens werden in een kring gezet, de kaf- 'ferknechten maakten een soort verblijf plaats voor het vee, van doornstruiken en stenen. De zieken werden binnen de muur van wagens gelegd en er werd eten ge maakt, allen rustten uit. „Die groene streek, daar, ver weg, dat is het", zeiden de verkenners. „Nog een dag of drie, dan kunnen we er zyn!" Een grote blijdschap vervulde de harten van die mannen en vrouwen, die al maanden zonder vaste woonplaats waren, die steeds bedacht moes ten zijn op vijandelijke overvallen, die hadden gestreden voor hun vrijheid en hun leven. Die nacht sliepen allen rustig. De volgende dag trokken ze een eind verder en tegen de avond zagen ze de groene strook al dichterbij. Maar toen ze weer een kamp gingen maken, zagen een paar boeren een vuur glans tegen de lucht. Wat was dat? Brand? Negers? Ze maakten..hun kamp sterk en sloten de wagens 'dicht aaneen. Van de disselbomen werd een omheining ge maakt, waar ze doornstruiken overheen gooiden. Wachtposten werden uitgezet. Midden in het kamp werd een soort burcht gemaakt van kasten en kisten, daar binnen werden de zieken gelegd en de heel kleine kinderen. De vuren brandden heel laag. Iedere man en vrouw wapende zich me geweren, „voorlaaiers", zoals ze in he eigenaardig Hollands-Afrikaans heetten met messen en bijlen, zelfs kinderen had den scherpe voorwerpen en kropen daar mee onder de wagens. Toen het donker was, hoorden ze in de verte het eerste geschreeuw en gestaftip van de wilden. Een donkere massa kwam nader en nader en plotseling viel er een regen van pijlen in het kamp. Verscheidene bleven gewond liggen en moesten vlug in de „burcht" worden gesleept. Maar meteen ging ook het geweervuur af en huilend sn krijsend renden de zwarten terug. Die nacht deden ze geen nieuwe aanval. Reeds dachten de boeren, dat ze misschien niet terug zouden komen. Maar toen de zon opging, konden ze zien, hoe een reusach tige schare negers, wel enige duizenden, op de loer lagen onder de struiken op een kilometer afstand. Aan opbreken en verder trekken viel dus niet te denken. De dag werd heet, het eten was op, de kinderen schreiden van honger, maar het meest werd groot en klein geplaagd door de dorst, 's Avonds deden de zwarten weer een aan- Als je buiten speelt, Wat niet gauw verveelt, Denk dan, dat 't niet gaat, Midden op de straat, Blijf op het trottoir, Daar is geen gevaar. Kijk, die kinderen hier Hebben wel plezier, Maar het mag zo niet, Dat geeft maar verdriet: Heren worden kwaad, Dat hun auto staat, Speelgoed gaat vaak stuk, Soms een ongeluk die Juliaanse tijdrekening bestaan was het jaar 10 dagen achter bij de loop van de zon en daar heeft de Gregoriaanse ka lender toen weer verbetering in gebracht. Want volgens die regeling is er aan het eind van iedere eeuw en het begin van de volgende (dus in 1800, 1900) geen schrik keljaar, behalve als de eerste twee cijfers van de oude eeuw door vier deelbaar zijn. In 1700 was er dus wel een schrikkeldag, omdat de vorige eeuw 16 als eerste cijfers had, wat door vier gedeeld kan worden. Men heeft er ook al over gedacht om een jaar in 13 gelijke maanden te verdelen en dan zou men ook het Paasfeest op een be paalde datum willen stellen, net als Kerst mis, maar tot nog toe is dat niet ingevoerd. Wel spreekt men over de mogelijkheid om overal op de hele wereld dezelfde tijd in te voeren, zodat je niet meer je horloge gelijk hoeft te zetten, als je naar België of Zwitserland of een ander land gaat. Want over de hele aarde scheelt dat nogal wat. Als we hier in Midden-Europa aan het middageten zijn, dan komen in New York de mensen uit hun bed en in San Fran- sisco is het op datzelfde uur nog midden in de nacht, terwijl tegelijk op Java het net een beetje licht begint te worden. Aan dat verschil van licht en donker kan na tuurlijk niets veranderd worden, maar wel aan het verschil in de uren misschien. De vogelbescherming op Capri. Het Italiaanse''eiland Capri heeft men tot een vogeleiland gemaakt. Er zijn vo gelbewakers aangesteld en er wordt streng op toe gezien, dat niemand met een buks of jachtgeweer op het eiland komt. Ook vogelnetten mogen natuurlijk niet Gespan nen worden. val, weer werden verschillende mannen, vrouwen en kinderen gewond en gedoog, maar weer werden de zwarten afgeslagen. Zo ging ook de volgende dag voorbij en weer een nacht, waarin verwoed werd ge vochten. Steeds minder werd het aantal binnen het kamp, steeds zwakker voelden de overgeblevenen zich worden. Elke dag stierven er kleine kindertjes van honger en dorst, elke dag waren er meer die he vige koortsen kregen. De aanvallen van de negers volgden el kaar vlugger en vlugger op, en hun aantal scheen niet kleiner te worden. Steeds dich ter kwamen ze bij het kamp. Ze wierpen hun speren al staande tussen de wagens. Zo is het tien dagen en nachten doorge gaan. Op deelfde dag gingen de laatst overgeblevenen allen binnen de burcht en lieten de wagens over aan de zwarten. De runderen hadden zij meegenomen naar hun kralen (negerdorpen). Tegen de nacht komen de vijanden het kamp binnenstor men. Vanuit de burcht verschieten de boe ren hun laatste kogels, dan moeten ze ook hun laatste bezit opgeven. Alles wordt in brand gestoken, mannen en vrouwen ge dood; niet een laten de wilden het leven. In de verte lag de groene strook, „het beloofde land" Nog jaren later hoorde men vertellen van negers, In die streken, die grote hoe den en helmen op hadden en Èoeren-broe- ken droegen. Die hadden ze aan de doden ontnomen en bewaard. (Nadruk verboden.) Denk maar aan het woord Dat je dikwijls hoort: „Kinderen spéélt blij, Maar laat de rijweg vrij!" Hebben jullie wel eens een sneltekenaar aan het werk gezien Dat gaat handig en. vlug, hè? Rang, rang, met een paar lijnen en strepen staat er een heel landschap of een gezicht op het papier, daar moet jes heel wat tekentalent voor hebben! Maar toch kunnen jullie het ook wel eens proberen, al heb je misschien hele maal geen tekentalent. Het zal je zo goed lukken, dat iedereen denkt, dat je een echte sneltekenaar bent en misschien zul len ze zeggen: „Dat heb ik nooit gewe ten!" Wat je er voor nodig hebt, zie je op het plaatje. Een schildersezel, een paar pense len en een bakje. In dat bakje zit gewone slaolie. Zo'n ezel heb je misschien nog wel De meisjes in Italië zijn veel vrolijker en klèuriger gekleed dan de jongens, vooral die uit Napels. Ze dragen aardig borduur werk en mooie lichte kleuren, die afsteken bij hun meestal donkere haren en huid. Het meisje, dat je hier ziet, draagt het oostuum van het eiland Sardinië. Ze heeft een witte blouse aan met een paarse rok en een zwart vest. Beide hebben oranje randen en borduursel in rood, geel en oranje. De manchetjes op de mouwen zijn ook oranje en daaronder uit komen weer witte pofjes. Het schort is licht-lila, ook met een oranje rand. Ze heeft witte kou sen aan en zwarte of bruine schoenen. In de oren heeft dit meisje koralen ringen. Om na te tekenen tv/* Deze takshond moet je eens tekenen in één lijn, zonder met je potlood van het pa pier af te gaan. Je moet beginnen aan de ene kant van het gras en eindigen aan de andere kant. Misschien valt het de eerste keer nog niet mee en wordt het een beetje raar gedrocht, maar dan probeer je het nog maar eens, net zo lang tot hij er precies op lijkt. van het schoolbord, waar je mee schooltje speelde. Nu neem je een plaatje, liefst een. lithografie, die ook een landschap of een. gezicht voorstelt, in elk geval een duide lijke tekening, b.v. een reclameplaat of zo iets. Die plaat span je op een houten lijst en daarover heen plak je een vel ondoor schijnend ruw papier, zoals krantenpapier. Alleen dejrandje plak je natuurlijk maar vast met een beetje gom, en zo, dat het er helemaal glad en strak overheen zit. Dit zet je op de schildersezel en nu kun je be ginnen voor je publiek. Je doopt de pen seel in de slaolie en gaat er dan mee over het papier, waarbij je zoveel mogelijk de bewegingen van een echte sneltekenaar na doet. Voor de ogen van de toeschouwers komt dan op het papier, dat eerst hele maal leeg was, de tekening, die er onder zit, te voorschijn. Zo lijkt het net of jij die tekening met een paar streken maakt, en vooral als niemand weet, dat er een an dere plaat onder zit, zul je veel bewonde ring opwekken. De grote hoofddoek is meestal wit, soms met een gekleurde rand. Het andere costuum ziet men ook weer in de omgeving van Napels, maar veel wordt het niet meer gedragen. De rok en de ceintuur zijn blauw met licht-gele stre pen. Daarover draagt ze een groen schort met veel borduursel in allerlei kleuren. Ook de gordel om het middel is groen, en de onderstukken van de mouwen van de witte blouse. De sjaal is weer lichtgroen met gekleurde bloemen opgewerkt, net als de randen op het schort. Om de hals draagt ze een koralen ketting. De kleine platte hoofddoek hierbij is wit of blauw, in de kleur van de rok.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1938 | | pagina 5