Wereldwijze wieken
©e onzichtbare
vriend
DINGEN VAN DEZE DAGEN
4
5
Vriendschap
DAPPER STAPPER
r» wv-»-- "■w'v-"""-. -^-
f V' 4*
TOM RADERSMA:
(Foto Sherl).
Heel wat gezien heeft deze molen, heel
wat gezien hebben alle molens, want mo
lens zijn soms eeuwen oud. Altijd draaiden
ze open en eerlijk hun wieken door de
luchten en daarom denk ik, bestaan ze
nog. Lang niet allemaal zijn ze nog krach
tig, maar tot hun einde maaien hun wie
ken dapper door de lucht.
De mensen laten de molens niet sterven,
ze geven ze rust en omringen ze met zorg.
Uit eerbied voor eeuwenlange eerlijkheid
of.... uit verlangen daarnaar misschien?
Maar zolang je houdt van een molen, zo
lang kun je niet echt oneerlijk zijn!
De molen van de plaat hierboven is de
oudste van heel Europa. Hij leeft in Frank
rijk en hij is stok-stok-oud. Zo oud, dat
ze z'n leeftijd alleen maar fluisteren en
^aarom kon ik z'n jarental dan ook niet
Verstaan.
Die stok-stok-oude molen is een „open
standerdmolen". Je ziet ook wel, hij staat
op een open stellage, waar de wind ge
makkelijk onder door lopen kan, al moet
hij zich dan wat bukken!
Grappig ziet zo'n open standerdmolen er
uit én ondernemend! Je ziet 't h'm aan dat
hij moed heeft en z'n geweldige wieken
zijn méér dan moedig. Als je ze goed be
kijkt, zeg je haast: overmoedig. Maar dat
schijnt hij toch niet te zijn, die molen.
Want hij staat zo rustig op z'n stellage en
anders zou hij toch al lang scheef hebben
gestaan.
Ik zou best in een molen willen wonen,
maar ik weet even best, dat dat niet kan.
Misschien zou 't ook niet bevallen, een ma
lende molen maakt nogal lawaai en dan
zou ik m'n werk niet kunnen doen en dat
zou natuurlijk verkeerd zijn. Ben je bij
elkaar, dan moet je samen kunnen werken
en ook wel eens op z'n tijd samen niets
doen of 't kan natuurlijk ook, dat je ieder
apart werkt, maar werk je niet, dan hoor
je toch samen te zijn.
Weet je wat ik ook graag zou willen pro
beren? Hoe je je voelde als je eens op een
molenwiek zat! Maar dan zou de molen
niet moeten draaien, want omhoog gaan
is fijn, maar omlaag! Dat is niets gedaan!
Niet als je op een molenwiek zit en ook
niet als je daar niet zit! Naar beneden gaan
is altijd verliezen, neen, toch niet, want
denk eens dat je van een berg in een dal
komt. Ja, dan verlies je de berg, maar je
wint het dal. Dalen kan een verlies, maar
't kan ook alleen een verandering zijn.
Soms ten goede en dan wordt dalen een
winst.
Draait 't je voor je ogen? Dat komt van
de molenwieken, hoor en van mijn molen-
wiekige daal-gedachten. En nu sta ik nog
op de grond! Wat zou ik wel niet allemaal
gaan denken als ik nu heus eens op een
van die molenwieken zat en als ze dan toch
eens onverwacht gingen draaien!
Dan zag ik de hemel en de aarde zoals
ze waren en ik zag ze ook eens op hun
kop! Neen, dat zou beslist voor mijn kop
niet goed zijn. Ik blijf op de grond en be
kijk zo wel de verschillende molens, want
er zijn molens van allerlei soort.
Eerst gaan we maar eens een gesloten
standerdmolen opzoeken. Ik weet er toe
vallig een in Zeeuws Vlaanderen. Hij staat
in het dorp Lamswaarde. Hij werd in 1822
gebouwd. Ook die molen heeft dus wereld
wijze wieken, al zijn er wel molenwieken
die nog wereldwijzer zijn.
Zo'n gesloten standerdmolen, zou die
soms minder oprecht zijn? Omdat hij ge
sloten is? Natuurlijk nietl Hij is ook een
oprechte molen en een geheim is bij hem
zelfs veiliger door al z'n geslotenheid. Ge
sloten-eerlijkheid is heel wat anders dan
open-eerlijkheid, ik weet niet wat de beste
is.
Ik weet 't wél: ze zijn beiden éven goed
en ze worden beiden minder goed als de
gesloten eerlijkheid te gesloten en de open
eerlijkheid te open wordt.
Alweer een wereldwijze gedachte die ik
kreeg van de eeuwen wij ze wieken!
De gesloten standerdmolen is niet zo
heel verschillend van z'n open broeder.
Alleen de wind kan niet zo gemakkelijk bij
de hem toevertrouwde geheimen komen.
Want dit soort molen heeft geen open on
derstuk, zijn onderbouw is gesloten, al is
er natuurlijk wel een deur.
Nu gaan we naar de baliemolens. Die lij
ken niets, maar dan ook niets op de stan
derdmolens. Ze hebben wel iets van kan
tige torens, zonder spits. Waar de spits
zou moeten beginnen, verschijnt de molen
kap en het wiekengestel.
Een balie is een gaanderij en een gaande
rij is een soort balcon. De balie van een
•molen loopt rond de hele molen. Een uit
zicht dat je daar hebt! Je ziet daar alleen
maar de grote dingen, de kleine zie je over
hun hoofd. Maar zo'n balie-kijk heeft ook
bezwaren. Want 't kleine verdient lang
niet altijd over 't hoofd te worden gezien,
't Miezerig kleine, ja, overkijk dat gerust,
maar 't moedig-kleine mag je nooit over
kijken, dat is wel degelijk de aandacht
waard!
Wat een wijsheid, wat een wijsheid! Mo
len-wijsheid allemaal!
Maar nu om op die balie terug te ko
men, een enkele maal is zo'n gaanderij
laag om de molen gebouwd. De schuin ge
plaatste steunpalen, staan dan op de
grond. Veelal echter wordt de balie hoger
geplaatst en verdeelt zij de molen in een
boven- en onderstuk. Het bovenstuk is
altijd het grootste.
Weer een ander soort molen is de grond-
molen. Het is ook een toren-molen, maar
zonder balie er omheen. In Oostburg heb
ik er een gezien. Daar zag ik ook een balie
molen en m'n molen-kennis deed ik dan
ook voor een groot deel op in onze eilan
den-provincie.
Er zijn molens van steen en er zijn mo
lens van hout. Soms treffen we er een met
een houtea- of rieten bovenbouw en een
stenen onderbouw.
In Axel zag ik een witte molen en ze
vertelden me, dat hij gebouwd was op ge
zag van Napoleon. Ik vond het een erg
mooie molen, maar eigenlijk vind ik alle
molens mooi. Ze hebben zo iets vastbeslo
tens. Echte kérels zijn molens en daarmee
is alles gezegd!
De wieken-moleps zijn maal-molens,
meestal korenmolens en de wiekeloze-soort
bestaat, kijk maar niet zo verwon
derd, wiekënloze molens zijn., watermo
lens!
Een watermolen herken je niet altijd
dadelijk. Soms denk je, „hè, wat een eigen
aardig huisje", maar al gauw ontdek je de
raderen en bovendien hoor je h'm wel.
Zo'n watermolen is iets vredigs en rus
tigs, maar hij geeft je toch een gevoel van
iets kleins. De wiek en-molen geeft je meer
moed om te vechten met 't leven!
De watermolen is de bedachtzame, de
wieken-molen: de ontstuimige, ontembare
kracht!
HANNIE FRANKEN:
--
Dacht je dat 4 en 5 negen was? Maak je
maar niet ongerust hoor! 4 en 5 is negen,
is altijd negen geweest en zal altijd negen
blijven. Maar in 1941 kan 4 en 5 ook
vriendschap als uitkomst geven.
Met 4 was 't vóór 1941 zielig gesteld.
Zielig? Neen, treurig! Treurig? Neen,
méér dan treurig! Weet jij soms een woord
voor meer dan treurig? Ik niet. Maar wacht
eens! Meer dan treurig mag natuurlijk niet
bestaan. Daarom is er geen woord voor.
Maar die niet met woorden te beschrijven
meer dan treurige vier, die was er wél. Ik
heb de 4 gezien en ik heb de 4 gesproken
en jullie zien de 4 hier afgedrukt op 't
papier.
Je ziet de 4 eerst van achteren en dan
peins je hard over dat meer dan treurige
woord, dat niet bestaat. En dan zie je de
„Een schrijver schrijft een boek. Een
ilichter dicht een vers. Het verhaal of het
gedicht schrijven ze op met letters en ook
;wel eens metnoten en dan heet die
schrijver of dichter: componist.
De letters vormen samen zinnen, de no
ten rijgen wijsjes aaneen. Vrolijke ^vijsjes
en treurige wijsjes. Er is niets in heel de
wijde wereld, waar de componist geen
wijsjes voor weet. Zélfs voor lelijke dingen.
En dat is goed! Want als je die hoort, wil je
van geen enkele lelijkheid ooit ook nog
maar iets weten! Maar de wijsjes voor de
mooie dingen, die roepen alle mooie ge
dachten in je hoofd wakker en die springen
dan zo maar naaT buiten. Net als d.e wak
ker gezongen mooie gevoelens in je hart.
Die mooie gedachten en die mooie gevoe
lens vormen samen mooie daden en die
mooie daden jagen alle lelijke weg. Ten- l'
minste, als de mooie-daden-stapel zo hoog j
wordt, dat 't Kwaad er niet meer overheen il
kan klimmen. Maar jouw daden kunnen 1Weet je, zolang je zélf niet speelt of
die stapel niet bouwen, en dat kunnen zingt, blijft de onzichtbare eenkennis
mijn daden ook niet. Dat kunnen alleen: .'van je, die wel tegen je praat en vriende-
onze daden! En waarom zouden we dan 'lijk voor je is, maar eerst als je zelf met
die wijsjes, die ons aan mooie daden hiel- jdie wijsjes raad weet, dan pas wordt de
pen, ook niet samen zingen en spelen? i onzichtbare, de Grote Vriend, die je be
Dan zingen en spelen wij de wijsjes van 'grijpt en helpt. Maar hij verwacht, neen
4 van voren.
Dingen van deze dagen, „die ons naar
betere tijden jagen", zouden we er eigen
lijk achter moeten zeggen. En verder: „Als
Kanonnen en onderzeeërs in musea onder
gebracht zijn als een stil verwijt tegen de
oude tijd". En voor jullie speelgoed-muse
um maken wij nu een onderzeeër en een
kanon.
We beginnen met de onderzeeër. Die is
het vlugste gebouwd! Op onze manier
tenminste! Twee kurken, een schijfje kurk,
een spijker en dan nog een buisje of iets
dergelijks. Dat is al het benodigde materi
aal.
De kurken maak je aan elkaar met de
spijker. De bréde kurk vlakken komen te
gen elkaar. Het schijfje kurk komt in het
bcven-midden en het buisje wordt in het
schijfje geboord.
Dat buisje is heel gewichtig! 't Is de pe
riscoop van de onderzeeër! Niets minder
dan dat. Verder heb ik over de onderzeeër
niets meer te zeggen. Succes met de proef
vaart!
Nu het kanon. Die constructie is minder
eenvoudig, die imitatie valt niet mee.
Wij gaan eerst de loop van het kanon
onder handen nemen. Daartoe hebben we
een stokje een rond natuurlijk nodig,
iy2 a 2 cM. dik. Daar wikkelen wij een
lange strook papier omheen. Op het voor
beeld kun je bij figuur 1 duidelijk zien
hoe dat moet gebeuren. Je werkt met twee
handen tegelijk. Met je ene hand gom je
de papierstrook en met je andere hand
wikkel je hem om de stok. Als alles door
en door droog is, trek je de stok er uit eri
je hebt dan een ordentelijke kanonloop.
Aan het einde van de loop brengen wij nog
een strook gegomd papier aan (fig. 2),
want op die plaats moet de loop verdikt
worden. Eenmaal bevestigd in de bok van
het kanon, mag de loop niet meer uit
schieten, maar moet onwrikbaar blijven
zitten.
De bok is van dun hout. Het grondvlak
is 12 x 7 cm. groot. De hoogte van de voor
wand bedraagt 8 cm., die van de ach
terwand 6 cm. Figuur 3 toont de voorwand,
3c. zijn de 2 cm., die de voorwand meer
heeft dan de achterwand. Op figuur 4 zie
je de bok in elkaar getimmerd en vanzelf
zie je ook het ronde gat in de voor- en
achterwand.
Onderzeeër.
Door het gat in de voorwand wordt de
kanonloop geschoven, zo. dat het verdikte
einde in het gat klemt. Door het gat in de
achterwand wordt de slingerconstructie ge
schoven, die je op figuur 6 ziet.
Het is alweer een stokje van dezelfde
dikte als we zo straks gebruikt hebben
voor het maken van de loop. We kunnen
er zelfs 't zélfde stokje voor gebruiken,
als 't de vereiste lengte heeft.
Zwaar geschut.
Aan het einde van het stokje bevestig
je de helft van een garenklosje en in het
klosje draai je een oogje, wat straks bij
het afschieten van het kanon van pas
komt. Je zou ook wel aan het klosje kun
nen trekken, de bedoeling van het oogje
is echter, dat je er een touwtje aan kunt
binden, waaraan je dan bij het afschieten
van het kanon kunt trekken, wat gemak
kelijker gaat dan bet trekken aan het
klosje.
6a van het voorbeeld laat je zien waar je
nog een oogje moet inschroeven. En daar
zie je ook, dat er in de rand van het
klosje een gaatje geboord moet worden.
Vervolgens neem je een stukje zéér stevig
elastiek. In het ene einde leg je een knoop
en het andere einde steek je daarna door
hetgaatje in de rand van de klos. De knoop
moet dus zo groot zijn, dat er geen sprake
van kan zijn, dat 't elastiek er doorheen
schiet. Nu schuif je het stokje door het
gat van de achterwand van de bok en be
vestig je het nog losse einde van het
elastiek aan het oogje in de zijwand van de
bok.
Tenslotte schuiven we in de loop van ons
kanon een van onze houten granaten,
waarvan je er een ziet afgebeeld op het
voorbeeld. Nu trekken we de laadstok
naar achterenboemhet eerste schot is
gelost.
wel aan. Maar 4 liet dat niet merken, want
4 had wel verdorde kleren, maar een
bloeiend lente-hart. En daarom was 4 niet
jaloers.
Maar 5, die trok 't zich aan! Omdat 5
niet alleen lente-kléren had, maar ook een
lente-hart. Jonge 5 keek verwonderd naar
jonge 4. Die was alles behalve mooi om te
onzen onzichtbaren vriend! Onzen groot
sten vriend! Want kan er een betere vriend
bestaan, dan de vriend, die je van 't le
lijke wegtrekt en 't mooie in je wakker
roep*? En kun je zelf de wijsjes niet spe
len
"beetje verstaan.
jeist dan ook, dat je proberen zult ook hém
;te begrijpen en daarom laat hij je een
fbeetje moeite doen. Want wil je z'n onzicht
bare vriendschap winnen, dan moet je z'n
noten-wijsjes leren lezen, als de letters
J-lii ik-VAli J V UV W Ij OJ GO llivv oyv.
ga 't dan leren en luister zolang naar ivan zen boek. Als je dat wilt, kun je op
anderen, die 't wijsjes-spelen al xeen 'jhem rekenen, maar anders.... ben je hem
Rt.ip vprstaan. v 1OOK piet wkaid!
4 ook van voren en aan de vier 4-gezichten
zie je dadelijk: ze waren de belangstelling
van de 5 echt waard.
Kijken ze ontevreden? O neen! Lopen
ze soms te mopperen? O neen! Ik hoor
niets. Helemaal niets. Ik geloof veel eerder
dat de 4 wil gaan lachen. 4 voelde zeker
dat 5 op komst was. Voor 5, daar was wèl
een woord voor te vinden. Meer dan vro
lijk was 5. Maar 5 was niet alleen vrolijk,
5 had 10 ogen en goede ook! Alsjeblieft!
Ze zagen meer-dan-goed hoe 4 er aan toe
was en dat vonden ze met een nét woord:
onrechtvaardig en met een niet-net-woord:
gemeen.
Want 4 en 5 waren allerbei jong en al
les wat jong is moet bloeien. Zie je ooit
een jong dier met kale plekken of zie je
jonge planten met half verdorde bladeren?
Neen, zulke fouten maakt de Natuur niet!
Maar de mensen maken zulke fouten wèl.
Die laten sommige jonge mensen lopen in
verdorde kleren. En daar trekken de
mooi-kleerders zich niets van aan. Maar de
4 en de 5 die elkaar gezien hadden, die
trokken 't zich wél aan. Neen, 4 trok 't
zich niet of eigenlijk.4 trok 't zich toci»!
4 van achteren.
zien. Toen keek 5 naar de jonge planten.
Die waren allen fris en niet één had ge
stopte of gelapte bladen. Daarna keek jon
ge 5 naar zichzelf en toen weer naar jonge
vier, en 't lente-hart zei: „Hoe kan dat?
4 is jong als wij en
5 stormde naar huis, 5 deed ellenlange
verhalen, jonge 5 rukte aan grote-mensen-
onverschilligheid. 5 overwon. Natuurlijk!
Waarvoor ben je anders jong? Dan om on
verschilligheid omver te rennen! En om.,
nog heel wat meer! Maar dat komt later.
Eerst loop je de onverschilligheid tegen
de vloer. Als 5.
Toen jonge 5 de grote-mensen had wak
ker geschud, begonnen ze te rommelen.
Jonge 5 én de grote-mensen. Jonge 5 rom
melde in eigen kasten. De grote-mensen
scharrelden wat in koffers rond. „Nee!"
riep jonge 5, „weg met die koffers. Wat
daar in zit is oud en muf! Wij geven al
leen dat, wat we zelf graag hebben, anders
blijft jonge 4 toch nog dor!"
4 stond eerst wat onwennig te kijken. 4
geloofde nog niet zo dadelijk in 5 en ook 5
moest even wennen. Om te wennen gingen
ze toen dicht naast elkaar staan. Zó werd
4 en 5 vriendschap! En toen bleek dat 4
ook wat te geven had.
5 leefde altijd in de zon en wist van
geen schaduw en 4 kende alleen de scha
duw en was niet gewend aan de zon. Nou,
je begrijpt, 5 vertelde toen allerlei zonne
verhalen en 4 op z'n beurt vertelde lotge
vallen uit Schaduwland.
Jonge 5.
De zonne-verhalen waren allemaal blij
en stralend, maar 't was net of ze een
beetje eentonig waren ook. En dat waren
de schaduw-verhalen beslist, héél beslist
niet. Ze waren vol en vol afwisseling,
maar
Als ik plaatjes moest maken bij de ver
halen uit Schaduwland, dan zou op de
plaatjes veel zwart zijn en haast evenveel
grijs. Ook rood zou je er dikwijls in vin
den. Van dat echte warme harte-rood.
Want dat vindt je veel in Schaduwland.
Ook vindt je er veel groen. In allerlei tin
ten. Van bleek-groen tot hoopvol-helg:oen
toe. Groen zou ik dus ook veel gebruiken.
Je merkt wel, in Schaduwland if het
lang niet eentonig, maar.... toch i», 't er
een beetje raar. Er ontbreken te veel jo
lige kleuren. Dat geeft 't vreemde aan
Schaduwland.
Toen gaf schaduw-4 handenvol zwart
grijs-rood-groen aan zonne-5. Weg was op
eens alle eentonigheid van de zonne-ver
halen. Pracht-verhalen werden 't nu! Tin
telend van leven!
Natuurlijk gaf zonne-5 ook handenvol,
jolige kleuren aan schaduw-4. Toen waren
er eensklaps geen twéé landen meer met
in 't ene allemaal vieren en schaduw en in
't andere alleen maar vijven en zon, maar
één groot rijk. Zonder vieren en vijven.
In de nieuwe rijk woonden alleen maar:
Vriendschap en Geluk!
Altijd loopt hij langs de wegen,
Of er zon is dan wel regen,
Dapper stapt hij steeds maar voor*
Net zo dapper als 't.hoort!
Want als je steeds loopt te klagen
Doe je niets dan and'ren plagend-
Loop je met een lang gezicht,
Ken je zeker niet je plicht!
Dat wil Dapperstap je leren:
Kranig door de dag marcheren!
Liefst met liedjes vol van moec}
Zoals die vogel op z'n hoed.
Wat er ook wel mag gebeuren,
Altijd voorwaarts, zonder zeuren!
Ook al heb je 't niet naar zin.
Toch omhoog je neus en kin!