TWEEDE BLAD Vrijdag 30 Mei 1941 No. 6163 PUROL ff (P MS0??! CtëXvnd- vovt defiuld GRONDBASCULES MAALMOLENS KOFFIE, THEE EN TABAK De Beste sinds 1760 Overal verkrijgbaar! FEUILLETON WILLEM DE BRUIN - Ijzerhandel - G0RINCHEM HET RAADSEL VAN DE ROTS inkster-folklore. Draagvermogen 100 200 300 Kilo J N.V. v /h M. Ravenswaay Zonen QORKUM. BEHOORENDE BIJ HET VOOR HET LAND VAN HEUSDEN EN ALTENA, DE LANGSTRAAT EN DE BOMMELERWAARD O O Het is als een schitterende licht straal in de duisternis der wereld de opklinkende Pinksterzang: Veni, Creator Spiriti. Het: Kom, Schep per van den Geest, vervul der gèloo- vigen harten en ontbrandt in hen het heilig vuur, dat hartstochtelijk doet liefhebben. Deze Geest is op Pinksteren op de Apostelen uitgestort, vijftig dagen na de verrijzenis van Christus in Jo zefs hof. Oudsher al gold de Eerste Pink sterdag als een geluksdag in het volksgeloof, en alle kindertjes gebo ren op dien dag, moesten gelukskin- dertjes worden. De natuur is vol wondere vreugde en schoonheid en geen coalitie van güren wind of strengen nachtvorst zal nog de persende ontwikkeling van bloem en blad kunnen tegenhouden. Ten spijt aan koude en guurheid staat de oude aarde in schitterenden glans. Pinksteren is daar! Het culminative punt der lente! Bloemengeuren drijven aan van al le zijden van welige weiden en over dadige bongerds. Er is uitbundige vogelzang. Geen wonder, dat op Pinksteren, zooals op Hemelvaartsdag, men vroeg opstond om van de natuur te genie ten. Rond het Pinksterfeest concen treerden zich tal van Volksgebruiken in hoofdzaak in het leven geroepen door lente en Mei, maar die zich aan het Pinksterfeest hebben vastge knoopt. Maar deze folkloristische gebrui ken zijn goeddeels uitgesleten, of schoon ze hier en'daar, vooral op het platteland nog- onder het volk voort leven. In de eerste plaats dan, zegt F. W. Drijver in zijn volkskunde, komt in aanmerking het z.g. „Pinksterbloem zingen". Dit wijst heel duidelijk heen naar de „Floralia" van de pude hei denwereld. Het was het oude bloe- inenfeesl der Germaansche volkeren. Dit nu legt mede aan ons Pinksteren ten grondslag. Bij deze ceremonie kleedden jonge meisjes een van hun vriendinnetjes in het wit en deze vierden zij als „Pinksterbruid". In Zwaben en ook in den Elzas gaat een knaap rond, schitterend uit gedost. Met bloemen en kransen werd deze rondgeleid. Bedceling was op dezen tocht een aalmoes langs de huizen te ontvangen. De stoet zong daarbij „Dao kum' wie met de pinkster- broet aan: We kumt maer ienmael ien 'tjaer, Aol, die ons nie geven wol Den kan ons 1 oaten staon". of „Hier is die schocne vierpinkslerbloin Waar komt zij afgegangen, Met een rozen-krans om haar hoofd, Met twee geblazen wangen, Pinksterblom, Keer ou reis om' Een stuiver of een halve in de kom!" Dus: 't ging vooral om de „kom" te vullen. Maar, helaas, het mild ge geven© werd misbruikt! De „pink sterblommen" gedroegen zich maar al te dikwijls weinig zedig. De over heid greep dan ook in en zoo werd in 1612 te Amsterdam, in 1635 te Haarlem het rondgaan met de „pink sterblom"' verboden. Als straf werd gesteld het betalen van een goudgul den voor elk kind, dat den pinkster- boog vergezelde. Maar, zoo verhaalt Drijver ons verder, het was niet erg gemakkelijk deze sterk ingewortelde gewoonte uit te roeien. - In sommige plaatsen bieden de meisjes met hun verloofden Paasch- eieren aan. Op Pinksteren worden deze door gebak vervangen. In Tirol brengt men op Zaterdag voor Pink steren de heerlijke Meiboter ter tafel. Vooral voor de herders is de Pink- stertijd een tijd van jolijt en vreugde. Dan drijven zij hun vee op den vroe gen Pinkstermorgen in een sedert Pa- schen gereserveerde weide, een plaats, welke heilzaam is voor de melkgift der dieren. DOOS 3O-60.TUBE <tSCT. Op andere plaatsen werd de te slachten vette os tegen Pinksteren langs de huizen der klanten van den slager geleid. Het dier was voor dezen rondgang feestelijk met kleuri ge doeken en strikken versierd. Den geleider werden fooien in de hand gestopt. Ligt in deze ceremonie een reminis centie aan de oeroude plechtige dier- offers aan de Germaansche goden? Ook in de Fransche stad Marseille werd de Pinksteros rondgeleid. Voor deze gelegenheid was hij met klee- den behangen en liep hij in de plechtige sacramentsprocessie voor aan. In Noordbrabant, zooals te Dom melen, Riethoven, enz. worden op Eersten Pinksterdag aan de kinderen Pinksterkoeken uitgedeeld in den vorm van krentenbroodjes, maar dan aanzienlijk grooter. En tusschen de respectieve moe ders ontstaat een wedijver, wie het mooist de kinderen kon uitdossen. Zelfs de kleine peuter in de kinder - Geijkt met nieuwe IJk. As. om alles te malen. Zoo fijn als stof. Telefoon Int. 2840. wagen is in dezen wedstrijd opgeno men. „De burgemeester houdt een kor te toespraak, een der meisjes spreekt het gebruikelijke gebed uit, het hoofd der school leest de namen van de huisgenooten af en het aantal Pink sterkoeken, dat elk gezin ontvangt, waarna de veldwachter uitdeelt." In den Pinksternacht plaatsen in sommige gedeelten van ons land de boerenjongens „Pinkstermannen". Ze zetten daarbij op het dak van huw bare jongedochters een stroopop. De luilak, zegt Drijver, is nauw verbonden met de Pinksterviering. De Zaterdag vóór Paschen is van ouds berucht door den ijver, die de stadsjeugd aan- den dag legde in het uitvoeren van allerlei baldadigheden. Rij het naar de weide brengen van het vee op "Pinkstermorgen "kwam het er vooral op aan, toe te zien, welke koe het laatst werd gebracht. Deze werd dan 's middags met groen versierd in feestelijken optocht naar stad of dorp teruggeleid, onder het zingen van: „Pinksterbroed bruidje of Pink- sterbloed, d.i. luiaard). Oranjezoet, Hoe zit je zoo diep in de veeren? Had je wat eerder opgestaan, Dan had je geen nood gekregen." Weer elders noemt men het kind, dat met de laatst van stal gedreven koe aankomt „nutskoek" of langsla per. Ook deze koe wordt versierd en onder veel getier in gezelschap van den eerst aangekomenen binnen stad of dorp geleid, terwijl men daarbij zingt: „Nutskoek, zitst dou zoo diep in de vaeren, Kanst het geroep niet heurren, Hast dou geen oogies kiekerdekiek. Komst ja te laat met de koe'n op den diek". Ook de langslaper, zegt Drijver, verder, moest het ontgelden. Geen wonder! Het Pinksterfeest herinnert ook aan de komst van den zomer met zijn gouden morgenstond, rijke bloemschakeeringen, zijn milden oogst. Want het is feest „der eerstelin gen", dat van nieuw leven spreekt, nieuw leven op den akker daar bui ten, nieuw Leven gewekt in het men schel ijk gemoed. j Voor de macht van den tijd zijn reeds vele gebruiken bezweken. Hier over spreekt reeds Mr. J. van Leunep in zijn brief van 6 Jan. 1867: „Ach, Klisseboer en Pinxterblom! Geen hunner zien wij ooit weerom Zoo gaat het, laas! met de aardsche dingen 17. Ik heb het niet gezegd. En men verzekert mij van wel. Neen, ik heb het niet gezegd, ik heb niet zulke sterke oogen dat ik u ,kon gezien hebben. Hij... De heer Bent viel den getuige in de rede: Mitchel, zult gij, nu gij voor mylord staat, ontkennen dat het Ra- vensbird geweest is, die den kapi tein Dane naar beneden heeft ge worpen? Ik heb niet kunnen zeggen, dat hij het geweest is, want ik heb hem niet gezien. De heer Bent keek lord Dane aan en zeide: Mylord, ik had gisterenavond meenen te verstaan, dat Mitchel Ra vensbird had herkend als den aan valler. Dat had ik ook gedacht, antwoordde lord Dane Apperiy, gij hebt mij dat gezegd. Apperiy zette zijn bril wat steviger op zijn neus en vroeg den kommies op bitsen toon: Wat beteeken t dat Mitchel? Hebt gij gisteren in het wachthuis niet bekend dat het Ravensbird ge weest is. Ik heb gezegd dat het Ra vensbird moest geweest zijn, omdat hij twist gehad had met zijn lieer. Iedereen heeft hetzelfde verklaard. Maar ik heb nooit beweerd dat ik hem gezien had. Gij verzekert dus stellig, Mit chel vroeg lord Dane dat gij niet weet met wien mijn zoon ge vochten heeft? Dat verzeker ik, mylorden zonder den val van den kapitein zou ik hem niet hebben kunnen herken nen. Al de omstanders waren ontsteld, Ieder had gedacht dat de kommies wel had willen zweren, dat hij den knecht gezien had. Dat doet er echter niets tce riep de zaakwaarnemer uit, die zich door een al te grooten ijver voor de familie Dane en ook door zijn overtuiging liet meesleepen. Men ïeeft Ravensbird bedreigingen hoo- ren uiten. Als ik u mag opmerken viel de beschuldigde liem heftig in de rede het doet er veel toe of een getuige zegt, dat hij mij een moord leeft zien begaan, of dat hij ver zekert, dat hij het niet gezien heeft Misschien kunt gij ons wel vertellen hoe gij gisteren avond den ijd van uur tot uur hebt door ge bracht, van dat gij hier uit het ka steel gegaan zijt tot tien ure tce zeide de heer Apperiy. Zeker wel, zoo het noodig is, Toen ik van hier verjaagd was, ben ik rechtstreeks naar de herberg der Matrozen gegaan, zooals de herber gier u zeggen kan. Zijt gij daar al dien tijd geble ven? Ik ben er den geheelen dag niet uitgegaan. Wel twintig men- schen kunnen dat getuigen; ik heb met Hawthorne en zijn vrouw gege ten en thee gedronken. En wat hebt gij na de thee Uitgevoerd? Na de thee ben ik nog eenigen lijd in de herberg gebleven en ver volgens ben ik uitgegaan om wat frissche lucht te scheppen. Dat dacht ik al; welken kant zijt gij uitgegaan? Ravensbird aarzelde, en die aar zeling werd een wapen tegen hem. Ik geloof nietdat iemand daar in belang kan stellen, zeide hij ten laatste. Integendeel. Iedereen stelt er belang in. Zijt gij niet den weg in geslagen naar het kasteel? Dat zult gij toch niet ontkennen, zoo hoop ik, want ik heb u om zeven uur zelf ontmoet. Ik heb u niet gezien. Dat is wel mogelijk, maar ik u wel. Waar gingt gij toen heen? Dat is mijn zaak. In alle ge- geval ben ik niet lang weg geweest. Hoe laat zijt gij weer in de herberg teruggekomen? Mitchel vroeg Ravensbird wanneer heeft het gevecht op het rotspad plaats gehad? Tusschen half negen en kwart voor negen antwoordde de kom mies. Ravensbird hief het hoofd op als iemand die zijn tegenstanders totaal verslagen heeft, en zeide: Dat antwoord is beslissend, mylord; ik was te 8.20 uur weer in de herberg. Ik herinner mij dat ik het even voor mijn komst in de her berg kwart over acht heb hooren slaan, en ik heb mijn horloge nog uit mijn vestzak gehaald om te zien of het wel op tijd liep. Sedert heb ik den ganse hen avond geen voet meer buiten de deern gezet. De overtuiging, waarmede de be schuldigde dat zeide, bracht lord Da ne totaal van streek; hij geloofde geen woord van hetgeen Ravensbird zeide, en toch herinnerde hij zich zeer goed dat zijn zoon tot half negen met hem aan tafel gebleven was. Mitchel zeide hij weet gij wel zeker, hoe laat het was? O ja, mylord. Wij, kommie zen, vergissen ons hieromtrent zel den; als wij op post staan hebben wij niet anders be doen dan de kwar tier-uren, de halve en de heele te lellen. Borend ien hebben wij ook nog den vloed die ons den tijd aan wijst. Ik geloof dat het juiste oogen- blik van den val van den kapitein; tusschen 8.35 en 8.40 uur geweest is. 't Sloeg kwart voor negen toen iki op weg was naar Danesbeld. Zoudt gij de vingers wel dur ven opsteken en zweren, dat hetgeen gij daar zegt, juist is? vroeg die heer Apperley Terstond, als gij wilt; het is de waarheid. Dat antwoord bracht niet de min ste wijziging in de opinie van den zaakwaarnemer. Volgens hem ver giste men zich in het berekenen van den tijd en hij vroeg bedaard: Ravensbird, zoudt gij lord Da ne wel willen zeggen, wat gij gedaan hebt gedurende den tijd dat gij niet in de herberg geweest zijt? Volgens uw eigen verklaring zijt gij onge veer anderhalf uur buiten gebleven. Ik verzeker lord Dane met den meesten eerbied, dat ik omtrent mijn uitgaan niets behoef te zeg gen, omdat het niets met de zaak te maken heeft antwoordde de knecht. Mitchel verzekert dat de moord heeft plaats gehad... Een oogenblik; dat is reeds de tweede maal dat gij het een moord noemt. (Wordt vervolgd). NIEUWSBLAD m e plEK zuivert! verzacht'geneest V RAVENS

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1941 | | pagina 5