BAZEN VAN KAZEN DAT KAN NU IEDEREEN! Dikkie-Dommie en Dansita DE OVERTREFFENDE TRAP ZWALUWEN BART TAANMAN: ":r" Zo groot als molenstenen. (Sherl). Hollanders bijn het niet, deze bazen van kazen! Het zijn Zwitsers! De aangesneden „molensteen" is vanzelfsprekend klaaï om verorberd te worden, maar de daarachter liggende kaas-reuzen zijn nog niet in de droogruimten geweest, dus die kunnen nog niet gegeten worden. „Zo", denk je nu natuurlijk, ,,'t zal wel waar zijn! Maar van kazen die al dan niet in droogruimten zijn geweest heb ik geen verstand." Om je nu een klein beetje kaas-verstand bij te brengen, wou ik vandaag dan een kaas-praatje houden. De Zwitsers wilde ik er maar buiten laten, die zijn zo „gewich tig!" Durf ik niet aan te beginnen! Van daag tenminste zeker niet! Maar met onze minder indrukwekkende kazen en kaasjes ben ik goede vrienden en zoals dat gaat, van je goede vrienden heb je veel goeds te vertellen, over het minder goede van hen praat je niet. Dat zou geen goede ka meraadschap zijn! Je denkt alleen: „wat is dat jammer" en onder vier ogen neem je je kans wel eens waar. Daarvoor ben je kameraden! Over de minder goede dingen of anders gezegd: over de kaasgebreken hoef ik na tuurlijk niet te zwijgen en daarom doe ik 't dan ook niet. Nu moet je niet denken, dat je aan het plakje kaas op je boterham voortaan gebreken zult kunnen ontdekken als je het volgende gelezen hebt. Daar is geen sprake van. Want de kazen met ge breken krijg je niet te zien. Alleen fout loze kazen komen in de winkel terecht en daardoor zul je nooit aanmerkingen kun nen maken op je boterhambelegging. Mis schien dat je 't ene soort wat lekkerder vindt dan het andere, maar plakjes kaas met gebreken bestaan niet, daar zorgt de kaascontröle wel voor. Op een kaasboerderij zou je echter wel feens een kaas kunnen zien, die blauw zag. Niet zo blauw dat je 't haast mooi zou gaan vinden, maar raar blauwig zien die kazen er uit. Dat komt omdat de benodigd heden voor het kaasmaken geverfd waren. Bij microscopisch onderzoek heeft men dik wijls overtuigend kunnen aantonen, dat in de blauwe stippels in de kazen kleine stuk jes verf zaten. Ook kan de kaas blauwe vlekken krijgen als er vuil in terecht ge komen is. Blauw in de korst van de kaas wijst op de aanwezigheid van schimmels of bacteriën. Weg dus met de blauwe kaas! Gevlekte of bonte kaas ontstaat door slordige bereiding. Als een kaas geen een voudig strak geel kleurtje heeft, is het niets gedaan met hem! Om goede kaas te krijgen moet alle slordigheid buiten de deur gezet worden. Trouwens, waar is slor digheid nu wèl bij te gebruiken! Neen, de slordigheid moeten wij maar doodslaan, want als wij hem alleen maar buiten de deur zetten, lopen we hard kans dat hij een andere deur inloopt en wie weet wat voor onheilen hij daar dan weer sticht. Neen, waar we slordigheid tegenkomen, maken we hem voor goed onschadelijk! Kaasmaken is een uiterst nauwkeurig werk. Een kleine nalatigheid, wat onver schilligheid, kan alles bederven: geen ver koopbare kaas is de onvermijdelijke straf. Daar straks had ik 't over kazen in droogruimten. Als ze daar eenmaal zijn, hebben ze al heel wat „doorgemaakt"! Van melk tot kaas is een lange weg, die begint bij het melken van de koe en ein digt op de markt. Alkmaar is beroemd om zijn kaasmarkten en ook Hoorn is als kaas markt zeer bekend. Maar toch hoor je nooit spreken over Alkmaarse- of Hoornse kaas, maar wel van Edammerkaas. „Edammer kaas" is de verzamelnaam voor alle Noord- Hollandse kaas. Verder is er ook nog de Goudse kaas die in de omstreken van Gou da gemaakt wordt en in Gouda aan de markt komt. Echter niet alleen in Gouda. Ook in Bodegraven, Woerden, Utrecht en Leiden komt deze kaas aan de markt. Edammer- en Goudse kaas zijn beide „zoe te" kazen, ze zijn echter verschillend van vorm. Sommige kazen zijn bolrond en an dere weer platrond. Een op zichzelf staan de soort kaas is de Leidse kaas, de komij- ne kaas, die zo kruidig smaakt. Hoe nu de melk tot kaas wordt, daarover wil ik hier nog het een en ander vertellen, 't Te weten is werkelijk de moeite waard. De eerste bewerking die de melk onder gaat als ze van de koe in de kaaskuip ge bracht is, is „in strem" gezet worden. „Stremsel" is een vloeistof, die onttrokken wordt aan de maag van jonge kalveren, aie nog nooit vast voedsel hebben gegeten. Die vloeistof noemt men „lebvloeistof" en deze is in staat de melk te „stremmen", dat wil zeggen, verandert de melk in een dikke zure massa. Als dit gebeurd is, noemt men de gestremde melk „wrongel". Uit de wrongel scheidt zich een groenachtige I vloeistof af, die de naam van „wei" draagt. Het bewerken van de wrongel is het be langrijkste van het kaasmaken. Er hangt zeer veel van af. Dit bewerken, het „roe ren" van de wrongel, gebeurt meestal ma chinaal. Voor het roeren een aanvang neemt, wordt de wrongel eerst „doorge haald", dat wil zeggen, ze wordt kruiselings in stukjes gesneden. Tijdens het roeren gaat de wrongel krimpen en de wei treedt uit. De wrongel zakt naar beneden en na een bepaalde tijd wordt een deel van de wei afgeschept, waardoor de verdere be werking van de wrongel gemakkelijker wordt. Onder de wei wordt de wrongel zo mogelijk tot één stuk samengevoegd en dan gaat zij 't vat in. Lukt 't niet, de wron gel aan één stuk in 't vat te krijgen, dan moet zij eerst worden gekneed. Vervolgens moet de kaas behoorlijk „afgeduwd" wor den, waarna zij gekeerd wordt en in een doek gewikkeld. Dan gaan de kazen onder de pers. Het persen van de kaas is nodig om alle vocht er uit te verwijderen, boven dien moet de kaas in een bepaalde vorm gebracht worden. Is men zo ver gevorderd met_de kaasbereiding, dan is de tijd voor het pekelen gekomen. Onder pekelen heb ben wij te verstaan het iri de pekel leggen gedurende enige dagen van de pas gemaak te kaas. Om een bepaald aantal uren wor den de kazen gekeerd. Ook worden zij af en toe gewassen. Het pekelen van de kaas is nodig om haar stevigheid te geven en een aangename smaak. Bovendien onttrekt de pekel al het nog aanwezige vocht aan de kaas, terwijl de kaas zout in zich opneemt. Een en ander is noodzakelijk voor een goe de rij ping" van de kaas. Na het pekelen komen de kazen in de bewaarplaatsen tot zij marktwaardig zijn geworden. Rij aan rij liggen zij daar op kraakzindelijke planken en zorgvuldig wordt er voor gewaakt, dat geen bederf bij de kaas kan optreden door barstjes in de korst, die kunnen ontstaan door zon of tocht. Voor de kaas aan de markt komt, wordt zij nogmaals gewassen. Dit is goed voor haar tint! Die wordt dan wat donker der en dat zien de kopers graag. Trouwens bij de aanvang van het kaasmaken werd aan de melk een geheel onschadelijke kleur stof toegevoegd, die de kaas aan de voor de handel gewenste kleur helpt. Zo is de weg van melk tot kaas! Met., grote stappen! Want dat er nog heel wat meer over te vertellen valt, dat staat als een kaas in de pekel! HANNTE FRANKEN: Op déze wijze een ezel tekenen en een kip, heus, dat kan iedereen. Als je maar precies doet wat op het voorbeeld staat aangegeven, lukt 't beslist en 't is honderd maal leuker iets te tekenen op deze manier dan door overtrekken met kalkeerpapier. Door 't zo te doen, zie je hoe de ezel en de kip in elkaar zitten en dat is de eerste stap om uit de hand te leren tekenen: zien wélke lijnen genomen moeten worden. Je begint met de ezelromp te tekenen. Nu, dat is feitelijk niets anders dan een kringetje met een kuiltje erin. De kop is let» dergelijks (Fig. 1). Bij figuur 2 zie je Aai romp en kop verbonden werden door flOn halslijntje en de kop kreeg één oor. Nu moet je er vooral aan denken: éérst weer de romp tekenen, daarna de kop en dan pas het halslijntje en het oor. Anders gaat 't mis. Figuur 3 begint al aardig op een ezel te HJken. Een tweede halslijntje is er bfl ge komen, een tweede oor, de staart en wa rempel alle vier de poten tegelijk! Met het halslijntje en het tweede oor kun je geen moeite hebben en met de staart ook al niet. Ben poot maak je door een lijntje, een kringetje, een lijntje en nog een lijntje. Op de juiste richting van de lijntjes komt 't aan. Figuur 4 laat je zien dat de ezel hoeven heeft. Van het laatste poot-lijntje wordt eenvoudig een driehoekje gemaakt. Twee itreepjes zijn al voldoende voor de neus «n. de mond van de ezel, dan nog een krin- Ïatjesoog met een wenkbrauw en klaar is e ezel! Hia! De haan is haast nog gemakkelijker te tekenen dan de ezel. Figuur 1 is niets dan een kippenei. Figuur 2 maakt van het ei zo maar een haan! Met een hals, een sna vel een oog en een kam. Als je goed kijkt, zie je dat de kam bestaat uit vier korte lijntjes en de snavel uit drie. Je doet 't best de bovenste halslijn te tekenen, dan de vier kam-lijntjes, daarna de drie snavel- lijntjes en tenslotte de onderste halslijn. Dat is gauw genoeg voor elkaar. Maar nu heeft de stumper nog geen veren, geen po- teft en geen keellel. Daar moet dadelijk wat aan gedaan! Wat er aan te doen valt, zie je bij figuur 3: Eén veer is voorlopig vol doende en het keellelletje dat is er zo aan gezet! Twee poten van drie streepjes is toch ook al geen werk te noemen en de twee sporen aan de poten zijn niet veel meer dan twee puntjes. Dat is- dus heele- maal geen werk. De haan gaat al heel erg op een echte haan lijken, alleen: hij is wel een beetje kaal. En een paar tenen kan hij ook nog best gebruiken. Die geven we hem maar eerst. Twee streepjes aan 't derde poot-streepje: alweer klaar! Een booglijn, die uitloopt in de lijn van de eerste veer, maakt van die sprieterige veer opeens een prachtveer en als je de haan nu nog "even een vleugel geeft, dan voelt hij zich mooier dan mooi! Merk je wel hoe leuk deze wijze van tekenen ts? Zoek nu eens een plaatje van een vogel! Óch, je hoeft niet eens te zoeken, kijk maar naar het zwaluwenplaatje in het midden van de krant. Probeer zo'n zwalmy nu eens op dezelfde manier „in elkaar" te zetten! Als je maar goed naar de lijnen kijkt, gaat 't best om op onze stukjes- en brokjes-manier ook een zwa luw te tekenén. Zwaluwen vliegen boven de akker, Roepen in ons verlangens wakker Naar zomer-zonne-vreugd'. Zwaluwen vliegen boven de akker, Roepen gevoelens in ons wakker Van trouw aan d'eigen grond. Wy houden van onze akkergronden, Wij voelen ons er aan verbonden Als de zwaluw aan 't kleine nest. Zwaluwen zwieren door de luchten, Aandachtig volgen wij hun vluchten In de wijde oneindigheid. Onze gedachten zien verre dingen, Waarvan ons hart alreeds wil zingen: Eens zijn die dingen ons! ZO ZO! De grootste en zwaarste klomp goud werd in Chili gevonden, 't Geval woog maar liefst 320 pond. Wel de moeite waard dus! In Korea werden de kledingstukken vroeger niet in elkaar genaaid, maar.in elkaar geplakt! Ik kan me niet voorstellen, dat 't erg prettig moet zijn geweest, maar. ik kan me vergissen! De parel is 'het enige juweel, dat on6 zonder kunstbewerkingen haar glans ver toont. Ganzen kunnen een ouderdom van 00 h 70 jaar bereiken. ïlndati zijn ze. steedi dom! Dikkie-Dommie was een koning. Geen échte, maar eentje uit Verbeeldingsland. Toch had hij best een echte koning kunnen zijn, want koningen als Dikkie-Dommie hebben er genoeg bestaan! Als ik zeg dat Dikkie-Dommie een échte koning had kun nen zijn, dan heb ik eigenlijk te veel ge zegd. Waar is, dat Dikkie-Dommie zo op een heuse mensentroon had kunnen stap pen, maar een echte „koning" had hij nooit kunnen worden. Dat is niet waar! Want een echte „koning" moet een koninklijk Hart en een koninklijk Verstand hebben en dat had Dikkie-Dommie vast niet, an ders zouden z'n onderdanen hem immers niet zo'n malle naam gegeven hebben? Dikkie-Dommie had een kjroon gekregen, niet omdat z'y Hart en Verstand zoo'n on derscheiding verdienen, maar alleen, omdat z'n vader er ook al een had en die z% va der ook. Dus Dikkie-Dommie kreeg van zelf op zijn beurt ook die kroon en werd koning. 't Palels. Dat Dikkie-Dommie nu die kroon kreeg, dat was 't ergste nog niet. Die had hij op kunnen zetten als hij uit wandelen ging of zo. Maar wat wél erg was, dat was dat zodra Dikkie-Dommie gekroond was, hij meteen op een troon zat. En als hij die troon nu alleen maar gebruikt had om op te zitten, zoals een ander op een stoel, dan was er nog niets gebeurd. Maar toen Dikkie-Dom mie met de kroon op«de troon zat, begon hij gelijk te regeren en dat kon hij niet. Want regeren is niet aan je eigen denken, maar leiden en helpen, maar van leiden en helpen had Dikkie-Dommie geen verstand! Die zat met z'n kroon op z'n troon en liet al z'n onderdanen voor h'm werken. Die onderdanen vonden dat niets leuk. Ze wil den graag werken en hard ook, maar niet alleen voor den koning, daarin hadden ze geen lust. Dikkie-Dommie had één dochtertje. Na tuurlijk een prinses. Aan dat dochter-prin sesje ergerde de koning zich dagelijks, want dat prinsesje wou later beslist niet met een kroon op de troon. Dat dochter-prinsesje wilde wat leren om als ze groot was ge woon tussen de mensen te zijn. Dikkie- Dommie en z'n vrienden wilden daar niets van horen, die zeiden: „een prinses leert alleen dingen die passen in een paleis en géén dingen-van-gewone-mensen". Toen zei 't prinsesje: „ik vind alles hier zo ge woon en alles daarbuiten is veel mooier". Toch kreeg 't prinsesje haar zin niet. Van leer-verlangen stond ze eenvoudig te trip pelen en zo zag haar eens de oude grijze kok. Die was naar den koning geweest om te vragen of hij voor één keer niet genoe gen zou willen nemen met tien gerechten, omdat hij zo moe was, maar de koning zei: „Neen, dat is me te min." Toen hy 't vroeg, stond 't prinsesje voor Dikkie-Dommie en z'n vrienden. de troon te trippelen en toen hij terug keerde, trippelde ze in de gang voor hem uit. Opeens was de kok z'n moeheid ver dwenen. Zo mooi was 't verlangen-getrip- pel van de kleine prinses. „Dansita", zei toen zo maar die kok en hij gaf haar ook zo maar een heel nieuwe naam, „Dansita, ik was zo moe daareven en nu is opeens alle moeheid weg. Dat komt door jouw dansen, Dansita, toe dans voor alle mensen, die zo moe zijn als ik." „Graag", zei Dan sita en ze begon er dadelijk mee. Nog die zelfde dag was alle moeheid uit 't paleis verdwenen en toen ging ze naar buiten toe. Daar zaten wel honderd mensen al op haar te wachten en Dansita danste ook hun moeheid weg. Dansita danste steeds ver der het land door. Op 't laatst waren er geen moede mensen meer. Toen waren er alleen nog maar sterke mensen met een groot verlangen in hun hart naar échte koninklijkheid en dat vertelden ze openlijk aan Dikkie-Dommie en z'n vrienden. Die gingen toen maar op reis. Voor hij ging, keek Dikkie-Dommie nog eens peinzend naar z'n paleis in de verte en z'n vrienden huilden om 't paleis. Maar 't peinzen was niet echt en de tranen waren niet echt, want zo was Dikkie-Dommie in een ander land en in een ander paleis of hij was al les van z'n eigen land vergeten en at en dronk als thuis! Z'n vrienden deden al net eender! En aan Dansita dachten ze niet meer. Maar dat hinderde niet. Want Dan sita had haar Dans-Taak. En ze had ook de kok. Van dien kok hield ze toch 70 veel. Want die had haar toch maar aan een Taak geholpen en aan een plaatsje tussen de mensen, zoals ze dat altijd had gewild. Ja, Dansita had haar Taak gevonden, maar Dansita vond nog meer! Ze vond, maar dat was -tfeel en veel later, een man met een écht koninklijk Hart en een écht koninklijk Verstand en toch was hij niet in een pa leis geboren. Met hem samen maakte ze van haar paleis een vacantie-burcht. In die vacantie-burcht danste Dansita voor men sen die moe waren. Niet meer moe van het werken voor Dikkie-Dommie en z'n vrien den, maar van 't werken voor elkaar. e Er bestaan schildpad-jes, schildpadden en schildpadden! Die laatste zijn de overtreffende trap van alles wat schildpad mag heten. Dat zyn de reuzen-schildpad den, waarvan je een exemplaar op het plaatje hieronder vindt. "Behalve dat er dan schildpadden zijn van allerlei grootte, zijn er ook schildpadden pantsert de rug, de andere beschermt de buik van het dier. De reuzen-schildpad zal eerstdaags wel tot het verleden behoren. Maar in dieren tuinen of opgezet in een museum zal er toch altijd nog wel een exemplaar gevon den kunnen worden. Om je een goede voorstelling te geven van de grootte en de kracht van zo'n reu- Ik heb dorst. (WeltbildL van allerlei soort. Wij kennen landschild padden, zoetwaterschildpadden en zee- j schildpadden. Zij allen behoren tot de 'krui pende dieren, maar door hun merkwaardig beenachtig schild, waarin bij vele soorten kop en ledematen geheel schuil kunnen gaan, vormen zij een heel bijzondere groep. Maar hoe verschillend de schildpadden ook mogen zijn, één ding hebben zij allen ge meen; het tweedeliga sohlld. De ene helft zen-schildpad vertel ik je maar even, dat zo'n dier met gemak een wandelingetje maakt met een volwassen man op z'n rug. Het betekent niets voor hem een paar eeu wen over de wereld te kruipen met een gang van 50 m. per uur. Oude schildpadden hebben soms een lief gewicht! Het is voorgekomen, dat acht mannen nodig waren om zo'n gevaarte op te tillen.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1941 | | pagina 4