TWEEDE BLAD
REGEERINGS-KOFFIESURROQaAT
Daarom
f
Ravenswaay's „SUGOKoffiesurrogaat
Woendsag 24 December 1941 No. 6222
CE1TT
FEUILLETON:
PER 250 GRAM
ZIELEN-ADEL
erstfeest
en zijn gebruiken.
BEHOOR EMOE BH HET
VOOR HET LAND VAN
HEUSDEN EN ALTENA,
DE LANGSTRAAT EN
DE BOMMELERWAARD^
Evenals vorige jaren, bestaat ook
thans weer gelegenheid tot het doen
opnemen in dit blad van een
De prijs dezer advertenties bedraagt
slechts 40 cent.
TIJDIGE OPGAVE VERZOCHT
uiterlijk tot en met Zaterdag 27
December a. s.
Straks denkt de geheele Christelijke
kerk weer terug aan het grootsche
mysterie van Bethlehem, waar het
Woord vleesch werd. Bethlehem, wat
blijde beelden roept die naam in ons
op! Uit dien naam vloeit ons toe si
rene rust en vrome poëzie! Bethele-
hem lag het Kerstkind neer in de
kerstkribbe
Hoe diep verschilt de gevoelswaar
de van den naam Bethlehem, die al
leen innige vreugde uitstraalt, met die
van de stad Jeruzalem, de stad van
den Godsmoord, die spreekt van ernst
en intensen weemoed
Het is een bekend feit, dat alle ou
de cultuurvolken getracht hebben een
berekening te maken van den schijnba
ren omloop van de zon. En deze ob
servaties leidden bij meerdere volken
tot een midwinterfeest en ook wel tot
andere feesten, die dan in den loop
van het jaar werden gevierd.
Moeilijk blijft het intusschen vast
te stellen, of deze feestdagen afkom
stig zijn uit den heidenschen tijd, of
dat ze zijn geboren in de christelijke
Middeleeuwen. Zeker is, dat het Chris
tendom geen middel onbeproefd gela
ten heeft om de heidensche gedachte
op den achtergrond te dringen. Volks
gebruiken werden te dien einde afge
schaft of hieraan werd een christelij-
ken vorm gegeven. En op de heilige
plaatsen der beidenen werden kerken
en kapellen gesticht. De aloude ge
bruiken kregen geleidelijk aan een an
deren vorm en wat vroeger bij de
heidenen magisch of animistisch was
bedoeld, werd nu symbolische opge
vat. Daarom was er ook geen be
zwaar tegen, om gebruiken, waaraan
men gehecht bleef, die evenwel de ou
de beteekenis geheel en al hadden
verloren, ook toe te passen op andere
dagen, dan waarvoor zij oorspronkelijk
bestemd waren. Er hadden dus aller
lei verschuivingen plaats. Een gebruik
dat b.v. uit zijn aard tot bet midwin
terfeest (oorspronkelijk nieuwjaar be
hoorde), bleef niet tot 25 December
en 1 Januari beperkt, maar werd ook
bij de November- en Feb ruarif eesten
toegepast.'
De magische riten hadden, volgens
H. Grolman, ten doel, hulp te verlee-
nen aan het nieuwe jaargetijde en zijn
komst te bespoedigen, door de zon in
haar loop te versterken. Daarom wer
den vuren en lichten gebrand, proces
sies gehouden, gaande in de richting
van de zon!
Dr. Jonckbloet heeft eens gezegd,
dat het Xederlandsche volk van natu
re lang zoo deftig niet is, als het zich
voordoet en dat onze voorvaderen een
vroolijke wereldbeschouwing hadden.
Niet de trieste Herakliet, maar de
opgewekte Democriet was hun vriend.
Dr. Halbertsma I860) schreef
Onze voorouders waren veel vrooiij
ker dan wij. Hij somt als oorzaken
daarvoor op: „den druk der tijden",
en „de moeite om aan den kost te
komen", ,.de belasting, welke wij ons-
zeiven door de weelde opleggen," „het
pak nieuwjaarsrekeningen".
Zelfs moet hij daarvoor wijzen op
de „kagchels". (Hij was nJ. een vij
and van kachels en kachellucht!)
Een ander beweerde, dat men vroe
ger minder gejaagd leefde en men
langer j ong bleef
Het strenge Calvinisme stond tegen
over de volksvermaken vijandig en
noemde alle wereldscbe vermaken zon
de. Menig stadsbestuur hield in den
tijd van den felsten Calvinistischer)
ijver den heelen Zondag de poorten
gesloten, „om den burgers te beletten
naar buiten en te dwingen ter preek
te gaan." Maar het hielp vaak maar
Weinig, al werden „lichtvaerdicheyt
ende ydelheyt" beboet en ook rond
„de hooghste feest van 'tjaer", bleef
veel vermaak gehandhaafd. Zei Von
del zelf niet, in zijn „Gijsbreght",
dat het met Kerstmis de tijd was om
te „danssen en te bancketteeren"
Vele kerstgebruiken bleven voortle
ven tot op den huidigen dag.
Tot voor niet langen tijd brandde
onder menige schouw het z.g. kerst
klok, de kasstobbe, zooals die in den
Achterhoek wordt genoemd. En dit
gebruik gaat eeuwen terug. Een char
ter, dateerende uit 1264, gegeven
door de Schepenen van Susteren, geeft
verlof, om tegen het kerstfeest, doode
boomen uit het bosch te halen. Die
mochten thuis verbrand worden.
Bondam zegt er van: Deze dienden
oudtijds tot de z.g. kerststobbe, welke
op Kerstavond aan den haard gelegd
werd, hoedanige gewoonte onder de
landlieden op sommige plaatsen van
Gelderland nog niet geheel in onbruik
is geraakt. Dat het ieen speciaal Gel-
Gieldersche merkwaardigheid was, is
evenwel onjuist. Dit gebruik isbe
kend in Holland en Vlaanderen, ja
ook tot ver buiten de grenzen'van ons
vaderland.
Niet altijd is het volksgeloof conse
quent. „Zoo mag men in Drente in
den Kerstnacht of den nacht voor
Kerstmis geen werk^verrichten, waar
van men zegt, dat het jn het rond
gaat. Daarom werd het spinnenwiel
met rust gelaten, omdat het wielrad
rondloopt, ook de haspel, die rond
gaat om het gesponnen garen van de
wielspoel af te nemen, moest stilstaan.
Zelfs het breien, een geliefkoosde be
zigheid van de mannen, gedurende de
winteravonden, waarbij de draad in
de rondte gaat, was niet geoorloofd.
Met Kerstmis begint de zon haar loop
opnieuw en nu mochten de menschen
toch niet vóór de zon een nieuwen
rondgang beginnen".
Vrij algemeen heerschte het geloof,
b.v. in Gelderland, dat in den kerst
nacht de bijen een zacht gebrom laten
hooren, dat de vlierboom, in deze pro
vincie, bloeit, en een sage werd rond
verteld, „dat op het bewuste moment
de appelboomen bloesems krijgen en
de vruchten in één uur tot volle rijp
heid komen".
Oudtijds verschenen na den Sinter
klaastijd de Kerstganzen. „En van
Schelde tot Eems* (zag) men bij al
len, die zich met vogelplukken bezig
houden, heele peletons van vette en
niet vette ganzen paradeeren." In de
herberg werd om de gans geloot waar
het vette dier reeds lang te voren aan
een spijker te pronk had gehangen.
Langs de straat trok dan een stoet
van jongens en meisjes, al zingend:
„Jeremias heeft ghesprocken,
Dat Hij comen sal,
Uit Davids wortel ghesproten,
Die ons verlossen zal...
Heel veel drukte bracht vroeger
mede het rondbrengen van de Kerst
geschenken. Onbekende of wel ver-
kleede personen brachten de pre
sentjes, zoo dwaas mogelijk ingepakt,
naar de plaats van bestemming. Te
Kampen stond op het „op kersavent
ghelt te senden, of brengen in enighs
mans huus," een boete van tien pond,
te Zwolle van één pond.
Dat bet eertijds gewoonte was met
kersttijd „gebak" te eten, kunnen we
mede afleiden, uit een oud versje, dat
luidt:
„En we zitten samen bij den haarcl,
En eten koeken met pruimetaart.
Tot voor kort werden te Horst (L.)
nog „kerstpaanden" gebakken van zoet
wïttebroodsdeeg.
Volgens Russel werd te Geleen op
den eersten Kerstdag, na de Vespers
het kerstboodje uit den kerktoren ge
worpen. Dit baksel had, om hard te
worden, zes weken vante voren in
den oven gelegen. Er ontstond dan
een wild gegrabbel om het te bemach
tigen, en hij, die het te pakken had,
hield het hoog boven zijn hoofd uit,
roepend: „Kerstbrood, mijn brood".
„Kerstbrood, mijn brood". De win
naar kreeg nu den titel van Brood
jeskoning". Na afloop mocht de kos
ter de huizen langs gaan om brood en
in te zamelen.
Naar Wolters meedeelt, werd er te
Bruggenum (L.), bij het inzamelen
der kinderen van „Strijne" of „Stre-
ne" (een soort Limburgsch koekje)
de volgende zegewensch gezongen:
„Vrouw, vrouw, gèft, det ge lang lèft,
Det ge riek en zalig wèrt".
In het andere geval zong men den
slotregel aldus:
„Dèt zich 'thèmd aan 'tg... klèft"!
Te Neeroeteren kregen de kinderen
op Tweeden Kerstdag bij de mole
naars broodjes. Afgeschaft is het ge
bruik om in de kerk te Süramproy,
dien dag brooduitdeeling te houden.
Volgens Van Sasse van Ysselt zon
gen op de Kerstavonden de kinderen
van Uden, soms ook de volwassenen,
van huis tot huis:
„Het Kindje is nu geboren,
In 't midden van den nacht
Zooals nooit te voren
De wereld heeft gebracht.
Komen gelijk de engeltjes
gelijk de engeltjes,
Die zongen met eene blijde stem
Haast u naar Bethlehem!
Zij waren gekomen
Met armoe en verdriet
'tWerd op wat stroo geboren
Zooals een lammetje ziet.
Zongen die engeltjes,
zongen die engeltjes.
Zij zongen met blijde stem:
Haast u naar Bethlehem!"
na
GEMENGD MET KRACHTIGE KOFFIE is de
allerbeste samenstelling welke U kunt verkrijgen.
is Ravenswaay's „Sugo" Kofhesurrogaat het beste vervangmiddel voor
Koffie, want, Ravenswaay's „Sugo" Koffiesurrogaat is geheel volgens
regeerings-samenstelling bereid, en dus met echte Koffie vermengd
Vraagt Uw winkelier om
Beter Koffie-surrogaat kan hij U niet leveren. Overal verkrijgbaar.
N V. v/h M. Ravenswaay Zonen, Gorkum.
m i
4.
Daar buiten woedde1 een hevige
Novemberstorm e'n deed die nooge
rui teat dier zaal dreunen, die, aan twee
zijden van de zolde'ring tot den grond
reikten, zoodat men door de geopen
de vleugels een klein traliewerk be
reiken en gemakkelijk an dien tuin kon
zien. Heden waren zij door donkere
gordijnen gesloten en daar in net
groota vertrek! slechts twee lampen
brandden, had dit éeP somber aan
zien en de oude schilderijen der rid
ders en graven van Trautszky, die
levensgroot aan de wanden hingen,
zagen spookachtig op de beide spe
lers neer.
^Gewonnen!" riep de graaf uit,
terwijl een kinderlijke glimlach zich
vertoonde op fijn bleeke onbeduiden
de trekken; „gewonnen, mijnheer de
pastoor! Gelooft gij ook niet dat ik
zeer goed speel? lederen avond win
ik de partij en gij zijt toch algemeen
als een goed speller blekend, tegen
wien men alle krachten moet in
spannen".
„Ja, mijnheer de graaf speelt zeer
goed', veel beter dan ik," gaf de
geestelijke verstrooid tem antwoord,
terwijl hij gedurig naar de groote
deur zag1; „wanneer gij zoo voort
gaat, dan is mijn poem als damspeler
geheel verloren."
„Ik-gevoel het zelf," ginjg de graaf
voort, „dat het spelen mij' nu zeer
gemakkelijk wordt, 'ik behoef niet
meer zoo lanig ovler een. ziet na te den-
kern. Wat mijn zoon 'daarvan zeg
gen zal! Giji weet todh dlat wij Hugo
verwachten? Mijn vrouw zeida het
miji, en daar zij heden morgen veel
brieven heeft ontvangen, kan zij daar
uit de aankomst van onzen zoon ver
nomen hebben die opis sedert twee
jaren m!fet bezocht heeft. Ik' verheug
er mij zeer over hem wieder te zien
en ik hoop dat hij nog gejgboeid zal
zijn."
„Nu, dat juist wiel niiet, genadige
heer," zei de pastoor glimlachend.
„Graaf Hugo heeft een leeftijd be
reikt waarop men reads lang heeft
opgehouden te groeien, want hij is
nu zeven-en-twintig jaren oud."
„Dat doet er niet toe," antwoordde
de graaf, „men 'kan op den. leeftijd
van zeven-en-twintig jaren ook nog
groeien en ware ik op den. leeftijd
van Hugo naar zée gegaan in plaats
van altijd hier op het land te blijven,
dan was ik veel groater geworden
dan ik nu bendat kunt gij gerust
geloovem, mijnheer de pastoor."
Met deze woorden verhief hij zich
uit zijn fauteuil en nu kon men zien
hoe Aya gestalte nog nauwelijks de
lengte bereikt had van een vijftienja
rigen knaap, waaardoor zijn onmatig
groot hoofd nog meer'in heit ooigviel
Door de. groote deur trad niu, juist
een. rijk gegalonneerde bediende bin
nen, die met zachte: stem aankondig
de dat het souper was opgedragen.
Spoedig verliet nu oiok de geestelijke
hejer zij|n, plaats en hij vollgde den
graaf in een zijver trék, hetwelk klei
ner dian de zaal en meer bewoonbaar
dan deze was ingericht, en waaar een
heldere verlichting van talrijke kaar
sen op groote zilveren armblakers en
een weldadige warmte die bipnentre-
denden ontving. De gravin, een hoo-
ge gestalte met eerbiedwekkende
houding, wier donkere, naar het
rouwgewaad zweemende klecding aan
hare ernstige en koude gelaatstrek
ken een bijna strenge uitdrukking ver
leende, beantwoordde de groeten der
beeren slechts door een kleine bui
ging, maakte toen mét de hand een
uitnoiodigende beweging om aan ide
tafel plaats te nemen, en het souper
werd tamelijk stilzwijgend genuttigd,
daar eigenlijk slechts de ziekelijke
heer het gesprek voerde, voor zoover
zijn goede eetlust hem daartoe de
gelegenheid liet.
De maaltijd was bijna af gekropen
toen het geluid van een rijtuig door
het loeien van den storm "heendrong
en de gravin met een uitdrukking
van. vreugde op haar gelaat opstond
en uitriep„Dat is zeikier mijn zoon
die nadert!" Zij snelde naar de groote
zaal en 'binnen weinige minuten hiel
den hare armen werkelijk diep. zoon
omsloten., die zijn moedier hartelijk
kus be em haar aan zijn hart drukte.
Daarop trad hij de eetzaal binnen en
begroette mjet kinderlijken eerbied
zijn vader, die hem har(belijk welkom
heette iep toen tot hem zeide„Gij
gelooft niet, Hugo, hoe zeer ik niaar
u verlangd heb en", voegde hij ér
onmiddellijk achter, „ik moet u zeg
gen dat ik tegenwoordilgj zeer goed
damspeel, beter dan onze pastoor,
wien ik alle partijen afwin."
.„Dat verheugt mij bijzonder, va
der," antwoordde Hugo, „ik wil ook
dagelijks met u speten en mij altijd
door u laten slaan. En nu, ontvang
ook gij mijn w.elkomstgroeten, mijn
heer de pastoor; het is alsof gij in de
twee jaren mijner afwezigheid wel
twintig jaar 'jonger geworden zijt
de lucht van ons dierbaar 'Bohemen
moet al bijzonder gunstig voor u
zijn."
Zoo ernstig de avondmaaltijd be
gonnen was, zoo vroólijk werd die nu
ten einde gebracht. De jonge man
wist zoo veel van zijn zeemansleven
en van het heerlijke Venetië te ver
tellen, waar hij een 'half jaar gêsta-
tiopnieerd was geweest, dat het on
derhoud zeer levendig werd en men
eerst laat na middernacht van elkan
der scheidde.
Eenige .dagen later zat Hugo met
zijn moeder alleen in het kabinet,
terwijl' de oude grpaï miet dep pas
toor, np het weer wat zachter was
geworden, uit rijden was gegaan; en
nadat Hugo naar de, omstandigheden,
van al de Zijpen gevraagd had, zeide
hij, na een kleine pauze": „Ik heb nog
géén gelegenheid gehad om u mede
te deelen, lieve moeder, dat ifc te
Triëst tante Paulina weder gezien
heb. Zij was op w(ag paar Napels,
waar zij den winter wilde doorbren
gen en daar zij de aankbmlst van ons
schip vernomen had, liet zij' mij ver
zoeken tot haar te komen in Hotel
National".
Bij de woorden, „jante Paulina"
had een lichte blos' de bteéke wan
gen der gravin overbogjen, zij zag ha
ren zoon bijna somber in het gelaat
en na eenige oogen'blikken zwijgens
zeide zij
„Gij wilt mij 'iets verhalen, Hugo,
ga voort."
„"Heen, mania," zei hdjf, „ik wil
niets verhalen dat u onaangenaam
kan zijn. Mijn gesprek met mijn tan
te had slechts tot onderwierp den
toestand van mijn vader en mijn
avonturen van 'de laatste jaren. Gij'
weet immers hoe zeer hj vader en
mij genegen is en zoo zelden tijding
\»n ons bekomt."
(Wordt vervolgd).
NIEUWSBLAD
NjeüwjaarswensGl!
36