Hr. Mr. „KAREL DOORMAN"
uit en thuis
Het rad ia ktt Wape# van jUusdea
Burgerlijken Stand
Gevonden en verloren voorwerpen
Grondonderzoek en Boerenbelang.
(Ingezonden).
De heer Ir. A. Kerkhof, Landbouw-
adviesbureau Boerenbelang, teGrouw,
schrijft ons„Ónder de stemming
verwekkende titel „Grondonderzoek of
Beunhazerij" heeft ir. Spdthost, de
Rijksiandbouwconsulent te Leeuwar
den, gemeend critiek op ons onder
zoek te moeten leveren, waarop wij
gaarne het onderstaande willen ant
woorden.
Vooreerst neemt ir. Sp. a priori
aan ,dat het onderzoek te Groningen
altijd juist is. Dit is niet het geval
en kan het geval trouwens niet zijn.
(Zie hiervoor: Grondonderzoek, uitg.
Bedrijfslab. Oct. 1938, pag. 81 en
82 voor fosforzuur en 96 en 97 voor
kali). De grond is zo verschillend
en er treden zo vaak uitzonderings
gevallen op, dat een conventioneel
onderzoek (een onderzoek berustend
op een aanname, wat de methode
betreft) nooit anders dan de chemi
sche vruchtbaarheid bij benadering
kan bepalen en zo nu en dan er
wel eens naast zal zijn. Dit geldt
evengoed voor het onderzoek aan de
Bedrijf slaboratoria als aan ons labo
ratorium. Wanneer er dan ook ver
schillen geconstateerd worden in uit
komst van de beide methoden, dan
dient nader uitgemaakt te worden,
welk onderzoek de werkelijkheid het
meest nabij is geweest. Volgens de
controlemonsters van ir. Sp. kloppen
de fosforzuurcijfers van beide metho
den heel aardig. De verschillen in
de pH kunnen grotendeels het ge
volg zijn van seizoen verschillen. Ten
tijde van de controle werd; de pH
door ons col onmetrisch bepaaldmo
gelijk dat hiervan een kleine afwij
king het gevolg was. Inmiddels wer
ken we reeds enige maanden met het
meest moderne electrische apparaat
voor de bepaling van de pH, zodat
onze cijfers momenteel in juistheid
met die van de Bedrijfslaboratoria
zeker kunnen wedijveren. Onbegrij
pelijk is de uitspraak van ir. Sp.,
dat bij een pH, die 0.4 te laag as,
er een bekalking van 5000 kg kalk
nodig zou zijn. We zullen maar den
ken aan een „slip of the pen", anders
zou beunhazerij op deze voorlichting
van toepassing geacht moeten wor
den. Hoogstens 1000 kg kalkmergel
of een daarmee overeenkomende be
kalking is de grootste gift, die daar
bij .toelaatbaar is en dan nog hoog
stens 500 kg per jaar op grasland.
De kalicij fiers van ons Bureau vielen
inderdaad in het begin wat lager uit,
zoals practijkervaring ons leerde.
Sinds lange tijd is onze methode in
dit opzicht echter gecorrigeerd, zo
dat dit verschil nu niet meer optreedt.
Een kaligehaite van 0.062 pet. kali
van Groningen, komt dan nu overeen
met ons cijfer 4, wat een vrij goede
overeenstemming betekent. Ir. Sp. is
blijkbaar - van mening, dat op een
fenne nooit kaligebrek voorkomt.
Wanneer echter een fenne niet meer
met gier wordt bemest, kan er o.i.
heel goed een lichte tot matige kali-
behoeffce optreden. Ir. Sp. kent aan
ons kalkcijfer weinig waarde toe. Dat
moet toegeschreven worden aan zijn
onbekendheid met onze methode. In
tegendeel, het kalkcijfer, dat door ons
wordt bepaald, heeft wel ter dege
waarde, speciaal wanneer de pH te
laag is. Dan is het kalkcijfer een aan
wijzing voor de mate, waarin kalk
fegeven moet worden. Morgan, die
e methode uitwerkte en er in Ame
rika lange jaren op enorm grote
schaal mee werkte, noemt het kalk
cijfer een betere aanwijzing voor (de
bekalking dan het pH-cijfer. Dit zegt
toch wel iets. Ten overvloede willen
wij er op wijzen, dat met onze m|e-
thode ook kan worden onderzocht
op aluminium, magnesium1, mangaan,
chloor, borium en koper. Dit is in
vele gevallen ook van grote betekenis.
Waar verder ons Bureau zich tot taak
stelt, de adviezen binnen 14 dagen
na binnenkomst der monsters uit te
brengen en onze bemestingsadviezen
uitmunten door duidelijkheid, zijn wii
overtuigd een boerenbelang te die
nen. De vele tevredenbeidsbetuigin-
§en uit de practijk versterken ons in
eze overtuiging. Wij stellen controle
en opbouwende critiek van de zijde
der Rijkslandbouwconsulenten zeer op
prijs, maar zouden willen verzoeken
direct met de resultaten in kennis te
worden gesteld. Wii zullen gaarne al
le moeite doen, ons (Onderzoek zo
nodig te verbeteren, maar tendentieu
ze berichten dienen o.i. geen enkel
belang- Waar ir. Sp. mededeelt, dat
enige landbouwers met vragen om
trent onze methode bij hem zijn ge
komen, kunnen wij vermelden, dat
het omgekeerde ook meerdere malen
voorkomt. De cijfers, uit Groningen
ontvangen, klopten niet met de prac-
tijkervaringen, en daarom wendde
men zich tot ons. Ten (dele konden
wij in die gevallen de cijfers van
Groningen bevestigen, in andere ge
vallen klopten onze cijfers beter met,
de practijk-ervaringen der betrokke
nen. Ten overvloede kan nog vermeld
worden, dat deskundigen in Wage-
ningen en Groningen (Proefstation
T.N.G.) zeer gunstig over onze me
thode oordelen".
Hr. Ms. „Karei Doorman" II, het
nieuwe lichte vliegkampschip, is al
geruime fijd bij de Koninklijke Ma
rine in gebruik en heeft op de eer
ste oefenreizen uitstekend voldaan.
Vergeleken bij de oude „Karei
Doorman" heeft het schip vele voor
delen, waarvan de voornaamste zijn:
grotere snelheid (25 mijl, tegenover
16 mijl) en het langere vliegdek (212
meter tegenover 150 meter).
Dit maakt het schip uitstekend
geschikt om te opereren met de
Fairey Firefly jachtvliegtuigen, waar
van de Marine Luchtvaartdienst er
sinds de bevrijding verscheidene tien
tallen heeft aangekocht, en waarvoor
de oude Doorman te klein en le
langzaam was. De snelheid van een
vliegkampschip is namelijk steeds
een factor van belang, aangezien de
starts en de landingen met tegen
wind geschieden; de landingssnel
heid wordt dan verminderd met de
snelheid van het schip.
Na de aankomst in Rotterdam in
het midden van het vorige jaar is de
„Karei Doorman" eerst een maand
zonder vliegtuigen de Noordzee op
gegaan om „op te werken", zoals
dat heet. Elk schip, dat met een
nieuwe bemanning gaat varen, kent
zon opwerkperiode. De matrozen,
die van andere schepen en instellin
gen komen, moeten wegwijs wor
den; het technisch personeel, dal
b.v. van een onderzeeboot of van
een torpedobootjager komt, moet
practijk opdoen met nieuwe en ten
dele onbekende installaties, dit
geldt vooral voor de machinekamer
en de scheepsbeveiliging, waarbij
iedereen aan boord ingeschakeld is
(brand- en lekbestrijding, waterdich
te schotten etc.) moet terdege ge
oefend worden.
Wat Hr. Ms. „Karei Doorman"
betreft, alvorens een vliegkampschip
met vliegtuigen kan gaan werken
komt daar nog bij dat het „grond"
personeel van de marinevliegdiensl
op het vliegdek behulpzaam bij de
starts en de landingen, voorgeoefend
moet zijn. Dit personeel bestaat uit
vier ploegen wier taak het is de
vliegtuigen bij de landingen te diri
geren en te verplaatsen, de vleugels
te vouwen etc.; er zijn „haakpaaien"
en „asbeslmannen", brandweerlie
den en tal van andere functionaris
sen, die precies moeten weten wal
zij doen. De ploegen moeten in hun
geheel feilloos funclionneren, zon
der dat er één commando gegeven
wordt. Dit geldt ook voor de z.g.n.
„crash-ploeg", de ploeg, die ingeval
van een ongelukkige landing, het
vliegdek in de kortst mogelijke tijd
weer vrij maakt voor de andere bin
nenkomende vliegtuigen. Met een
goed geoefende bemanning is het al
dus niögelijk, dat de Fireflies starten
met een interval van 10 seconden
en weer aan dek komen met een in
terval van 20 a 30 seconden; een
squadron van 18 toestellen is dus in
3 minuien de lucht in en in 6 a 9 mi
nuten weer aan boord.
In Juli nam de „Karei Doorman"
in Rotterdam de eerste vliegtuigen
aan boord, t.w. hel squadron No. 4,
beslaande uit 18 Fireflies. De vlie
gers van deze toestellen waren leer
lingen, adelborsten en sergeants, die
op het Marine Vliegkamp Valken
burg voor deklandingen v rgeoefend
waren. Die vooroefeningen beston
den voornamelijk uil het maken van
landingen precies op de plaats, waar
de „buisman" ze hebben wil. De
„batsman" aan boord van een vlieg-
kampschip is a.h.w. stationchef of
de dirigent, die de toestellen binnen
loodst. Op de laatste seconden voer
de landing kan de vlieger n.l. over
Alvorens een verklaring over de
herkomst van het rad in het Heus-
den's wapen, ontdaan van alle, ro
mantiek, te geven, willen wij eerst
de heraldiek aan een geschiedkundi
ge beschouwing onderwerpen 0111
daarmede tevens onze stelling te ver
duidelijken.
Onder 'heraldiek verstaat men de
leer van het wapen en wel hel'
theoretische deel of de wapenkunde
en het practische deel of de wa
penkunst.
De heraldiek wordt tot de historie
hulpwetenschappen gerekend en is
voor de historicus, met name de
kunsthistoricus van grote betekenis,
daar meermalen het wapen alléén de
opsporing (Vian plaats, tijd en per
soon in een te onderzoeken object
mogelijk maakt.
liet woord heraldiek is afgeleid
van het oude „herold", zo veel als
bode en dal weer van „hariowisius",
„liariowaldus", degene, die de sym
bolen van alle stamgoden en geslach
ten, die deze toekomen, kent.
In de laatste jaren van de twaalf
de eeuw, verschenen bij feestelijk
heden, to urnooi- of kampspelen enz.,
personen in kleurenrijke kleding, die
de uitiiodigingen aan de gasten of
deelnemers overbrachten, das bode
diensten verrichten, naast de tour-
nooivoogden die de voorbereidingen
van de kampspelen en haar verloop
regelden en aan het slot de daden
van de overwinnende kampvechters
in gedichten verheerlijkten. Het wa
ren de 'Garzune (Gars) en de Cro-
gierière (Croquerière), knapen en
aansprekers.
Op het eind van de dertiende eeuw
veixlwenen de Garzune en in hun
plaats kwamen de „Knapen van Wa
pen", die later, ongeveer in het mid
den van de veertiende eeuw door de
„eralds", herauten of herolden op
gevolgd werden.
Gelijk hun voorgangers hielden
ook de herauten bij tournooispelen,
zogenaamde wapenschouw en wer
den de deelnemers, die een onrecht
matig wapen voerden, teruggewezen.
Het hele wapenwezen lag in han
den van deze „boden van adel",
die in drie rangklassen waren ver
deeld, 11.I. in wapenkoningen, he
rolden en hun helpers of persevan-
ten.
Onder wapens ontstond men ieder
gekleurd voorwerp, dat volgens vast
gestelde regels van de heroldskunst
ontworpen, op de middeleeuwse be
schermingswapens, schild en helm,
waren aangebracht, als blijvende te
kens, toe te behoren tot een bepaal
de familie of geslacht. -
Over de tijd van het ontstaan van
het wapenwezen in de Westerse lan
den zijn de meningen verdeeld, zeker
is echter, dat in de overgangsperiode
van de elfde naar de twaalfde eeuw
heraldische afbeeldingen gebruikt
werden.
De toernooien, de hyper-ideale
minnendienst, de kruistochten naar
het Heilige Land droegen in niet ge
ringe mate bij, de heraldiek toe ,te
passen. De Saracenen en Moren, die,
afgaande op overgebleven resten, op
een zeer hoog kunstzinnig peil ston
den, kenden de toepassing van de
wapenkunst reeds en vele vormen
hierin, zijn door de terugkerende
kruisridders naar onze streden over
gebracht.
Ook woorden in de heraldieke
kunsttaal, zoals bijvoorbeeld lazur
(perzisch: lazurd) voor blauw, gu
les (perzisch: gul) voor rood enz.
danken hun ontstaan uit het mor
genland. De eerste heraldische af
beeldingen werden aangebracht op
de vlagjes van de lansen en de eerste
stap naar de heraldiek was liet over
brengen van deze afbeeldingen op
het schild.
Ongeveer in het midden van de
twaalfde eeuw is het gebruik van het
aanbrengen van de wapentekens op
de uitrusting algemeen en de der
tiende eeuw brengt de belangrijke
toepassing van de wapentooi door
het aanbrengen van heraldische te
kens bp de helm, het helmteken of
crimier. In deze eeuw vangt ook de
blijvende erfelijkheid van de wapen
tekens aan, eerst bij de hogere, la
ter ook bij de lagere adel.
De dertiende tot het midden van
de vijftiende eeuw kan men als de
bloeitijd van de heraldiek aanduiden.
Het is de periode van de „levende
heraldiek", waar de, met het wa
penteken getooide schild en helm
door de wapenheren in natura ge
dragen werden. De uitvinding van
het buskruit maakte niet alleen aan
het ridderwezen, echter ook aan de
oude echte heraldiek een einde en
begon de tijd van de „dode" heral
diek op de wapensierkunst. Het wa
pen diende alleen nog maar als de
koratiemiddel, als ornament en had
zijn krijgsbetekenis verloren. Zo
wordt het op de dag van heden nogj
toegepast.
De legende over het ontstaan van
het rad in het wapen van Heusden
is zo algemeen bekend, dat wij deze
niet uitvoerig zullen weergeven. Zelfs
onze bekende dichter Mr. W. Bilder-
dijk schreef er een romance over.
Volstaan wij met te vermelden dat
Boudewijn, gestorven in het jaar
870, zoon van Robert van Cleve,
de dochter van de koning van Enge
land schaakte en haar huwde. De
koning gaf ter herinnering; dat zijn
dochter de meeste tijd aan het spin
newiel doorbracht, aan Heusden een
schild van goud met een rood jviel
of rad, daarop een gouden, blauw-
gekroonde, helm en als helmteken
een rood rad tussen twee lange
ezelsoren. De tijd waarin het een en
ander geschiedt zou zijn, n.l. in de
tiende eeuw, komt niet overeen met
de historie van het wapenwezen, zo
als wij dat in onze inleiding paar vo
ren gebracht hebben.
Hoe mooi de romantiek ook ge
weven is om het rad van Heusden,
helaas moeten wij hen die hieraan
geloven teleurstellen. Zelfs Jacobus
van Oudenhoven in zijn beschrijving
van de stad Heusden geloofde er niet
zo zeker in, want, zo schrijft hij:
„het wordt bij veele schrij veren voor
zeker gehouden, dat het gebruik der
Stamwapenen eerst in de elfde eeuwe
in zwang heeft beginnen te raaken,
te weeten in de kruisvaarten der
Christenen naar 'tHeilige land; want
toen begon men tot onderscheiding,
of van volkeren, of van adeldom,
of wel van geslacht, alderhande ken
tekenen op de schilden uit te beel
den."
Ja, horen wij U zeggen, dat is nu
allemaal goed en best, maar hoe
komt Heusden dan wél aan haar rad
in het wapen? En hoewel in sommi
ge gevallen het antwoord op de oor
sprong van een wapenteken schul
dig blijft omdat zij verloren gegaan
is in de duisternis van de middeleeu
wen, dit is toch niet het geval met
het wapen van Heusden.
Wij hebben reeds vermeld dat de
schaker van de Engelse konings
dochter een zoon was van Robert
van Cleve. Deze Robert was een jon
gere broeder van Luytgert de tiende,
graaf van Cleve en kreeg het Rand
van Heusden, behorende tot het
graafschap Cleve in leen en was dus
de eerste Heer van Heusden uit het
geslacht Cleve.
In de periode dat de geslachtswa
pens in gebruik genomen werden,
namen de Graven van Cleve als een
zogenaamd „sprekend" wapen een
rood schild met een gouden Gle-
venrad. Als helmteken een gekroon
de zilveren gehoornde stierenkop.
Een Glevenrad of lelierad bestond
uit enige radvormige spaken, in dit
geval waren het er acht, met een
lelie of scepter aan de koppen. Als
afstammelingen uil een jongere telg
van het huis Cleve en als leenman
nen, nam het geslacht Heusden het
rad in haar wapen over, echter zon
der de Gleven of lelie's. Deze Gle-
ven hadden toch alléén maar - als
sprekend iets beLekenis voor deGra-
van van Cleve en niet voor de Heren
van Heusden.
Zoals wij reeds meldden, bestond
het helmteken van Heusden uit een
rood rad tussen twee ezelsoren. Nu
moeten wij die weinig flatterende
ezelsoren bezien als de horens van
stierenkop van het helmteken van
Cleve.
In de heraldiek zijn dergelijke ver
wisselingen in het verleden meer ge
maakt.
En hiermede besluiten wij onze
visie over het ontstaan van het rad
in het wapen van Heusden.
H. V.
zijn positie zelf niet goed oordelen,
hij moet dan onvoorwaardelijk de
aanwijzingen van de met twee ge
kleurde schijven gewapende „bats-
man" opvolgen. Dat de batsman dus
een verantwoordelijke functie heeft
is wel duidelijk; slechts zeer erva
ren oorlogsvliegers, die zelf jaren
lang op Britse vliegkampschepen
hebben gevlogen, kunnen er voor
worden opgeleid.
De eerste oefenperiode, die zich
afspeelde onder de Schotse kust, om
vatte de z.g. „initial decklandings",
waarbij de jonge marinevliegers dus
voor het eerst op een vliegkamp
schip moesten landen. De vliegtuigen
komeip. van achteren in, en de kunst
is, het vliegtuig neer te zetten op
het achterste stuk van het vliegdek
(het eerst aankomend gedeelle),
waarover tien verende kabels ge
spannen zijn; een haak aan de staart
van het toestel grijpt een van de
kabels en zo wordL de snelheid af
geremd. Veiligheidshalve zijn halver
wege het vliegdek stalen netten ge
spannen, die neerklappen zodra tie
Firefly binnen is; het toestel taxie!
dan snel naar voren en hel dek is
weer vrij voor een volgende landing.
Na de eerste deklandingen, waar
bij de jonge marïnevliegers het er
uitstekend hebben afgebracht, volg
de in September de tweede vaarperi-
ode om het squadron operationeel
af te oefenen. Dit omvatte allerlei
vliegoefeningen, duikbom-oefeningen,
schietoefeningen met mitrailleurs en
raketten, navigatie-oefeningen, vlieg
tuig-directie oefeningen met inscha
keling van de gehele radar-appara-
tuur aan boord, etc. etc., en ook
hierbij ging alles geheel naar iwens.
Crashes, ongelukkige landingen met
een beetje schade, hebben zich na
tuurlijk wel voorgedaan, maar dat
is een normaal verschijnsel; wie au
torijden leert beschadigt ook wei
eens een spatbord. Tot eer van de
Marine Luchtvaartdienst kan zelTs
gezegd worden, dat het percentage
crashes op de „Karei Doorman" la
ger was dan op enig ander, met
Fireflies werkend vliegkampschip,
d.w.z. lager dan bij de Engelsen, de
Canadezen en de Australiërs.
Zo' is liet Squadron No. 4 nog
in 1948 geheel af geoefend.
De Koninklijke Marine stelt vrij
hoge eisen aan de accomodatie van
het personeel aan boord van haar
schepen, hogere esien dan de Britse
marine. Met name de onderofficie
ren zijn bij ons beter gehuisvest;
terwijl zij op een Brits oorlogsschip
in gemeenschappelijke verblijven in
hangmatten slapen, hebben zij hij
ons met twee of drie, of ook wel al
leen, een hut. Ook de accomodatie
voor korporaals en' manschappen
pleegt op Nederlandse oorlogssche
pen beter te zijn. In dit alles was op
Hr. Ms. „Karei Doorman", 'n schip
van Britse origine, nog slechts pro
visorisch voorzien, zodat men er
toe overgegaan is, de verblijven,
wasplaatsen, douches etc. etc. aan
zienlijk te verbeteren en hutten hij
te bouwen. Voor de manschappen
is er bovendien een geheel nieuw re
creatieverblijf.
De geruchten als zou liet schip
niet goed voldoen, zijn onjuist'. Als
men bedenkt, dat van precies dit
zelfde type vliegkampschip er nog
negen bij de Britse Royal Navy in
gebruik zijn, twee bij de Canadese
Marine, twee bij de Australische Ma
rine en één bij de Franse marine.
De Koninklijke Marine denkt er dan
oolc niet over, het schip op non-ac
tief te stellen; men is er zeer te
vreden over en er bestaat een vaar-
programma dat zich tot 1951 uil-
strekt.
DE WERKEN EN SLEEUWIJK.
Geboren: Pieter B. C., z. van G.
A. Versluis en C. G. Paans; Geertje
G., d. van M. G. v. Poeder00ij en en
G. M. Scherff.
Getrouwd: Leendert den Haan 27
j. en Josina Sijke Anna Pruissen 20 j.
Overleden: Johanna S. Boxman,
echtgen. van G. v. d. Werken 40 j.
GEVONDEN: een geblokte das;
een paar regenpijpen en een porLe-
monnaie met inhoud.
Terug te bekomen bij de Postcom-
mandant der Rijkspolitie te Wijk en
Aalburg.