TWEEDE BLAD DONDERDAG 6 APRIL 1950 NIEUWSBLAD AFSCHEID INSTALLATIE Wachters F~ S^asgebmtkeTT DAHPO AMANDELTJESPUDDING BI] DE BALANS voor het Land v. Heusden en Altena, de Langstraat en Bommelerwaard HET BROOD IN DE PAAS- FOLKLORE. Oudtijds was het gewoonte, dat met Pasen de Groningse bakkers aan hun klanten een krentebrood cadeau gaven, waarvan het gewicht afhanke lijk was van de leveranties, die zij in het verstreken jaar hadden gehad, zodat veel brood-afname parallel liep met grote „spintstoeten". Ook in Noord-Brabant is deze ge woonte in zekere zin lang gehand haafd gebleven en eerst met de laat ste oorlog verdwenen. Wel bleef op vele plaatsen nog lang het lopen met de Palmpaas (pronkstote met broodvogeltje, enz.), in ere, maar reëels vrij spoedig wer den de „vogeltjes" door de jongelui opgepeuzeld, zonder ze eerst op een stok rond te dragen. In onze tijd stimuleert men de herleving van dit aloude Paasgebruik weer. In plaats van „vogeltjes" gebruik te men ook wel krakelingen, brood kransjes, die door hun vorm herin neren aan de oeroude haaroffers der Germanen. De „vogel" is een remi niscentie aan de zwaan, die aan Fregg was gewijd. Zoals de jongelui thans de Palm paas ronddragen, zo droegen onze Germaanse voorouders met de komst van de zomer de Mei-boom rond. Op plaatsen, waar de Palmpaas - processie geheel was uitgestorven, bleef de bakker toch omstreeks Pasen grote krakelingen bakken, die de tra ditionele lekkernij van de Palm-Zon dag bleef. In de „echte" Palmpaas-gebieden koopt men de versierde stok niet in de winkel, maar maakt men zelf klaar. Daar trekt men het bos in, om een mooi, dun denneboompje te zoeken, dat enkele zijtakken in de kop heeft. Hierop moeten de „zwaantjes" gé- prikt worden, met hun krenten-ogen. De ouders helpen vaak bij het gereed maken. Soms is de in gereedheid gebrachte Palmpaas een ware verrassing voor de jongelui, die hem 's morgens vin den, geplaatst tussen twee stoelen bij hun bed. Ook verhaalt men de jeugd wel, zoals te 's-Hertogenbosch, Roermond, enz., dat de „palmebessem" er des nachts door engeltjes is geplaatst. Soms moet hij doOr de kinderen worden opgezocht. Op andere plaatsen, zoals te Ter Apel, Oldeboorn, Amsterdam, enz. werden palmpasen als presentjes aan de familieleden gestuurd, zoals elders men elkaar een paasbrood cadeau deed. HOE LANGER, HOE JONGER. Volgens Dr. Van der Graft was de palmpaas-processie vroeger voor de volwassenen, doch de deelnemers aan de optocht werden hoe langer hoe jonger. Voor de jeugd was het een waar feest en de meisjes werden immer in het wit gestoken, afgezien van de weersgesteldheid. De jongens kregen een nieuw pak aan. De tocht langs de huizen had veelal tot doel iets te krijgen. Dat blijkt duidelijk uit het Drentse palm- paasliedje „Haantien op een stokkien Bedelt om een brokkien, Bedelt om 'n brokkien brood, Anders gaat het haantien dood." Te Smilde kregen de jongelui ook wel geld. Dikwijls konden de jeugdige deel nemers aan de palmpaas-rondgang zich niet langer bedwingen en snoep ten ze van het lekkers, dat ze op hun stokken meedroegen. Feitelijk was dit buiten de regel, want het smullen mocht eerst 's middags gebeuren, als de ommegang achter de rug was. Tot zolang werd de „stok" in een stoof gezet, zoals in Drente gewoonte was of gewoon los in een hoek van de kamer, als in de Achterhoek, of in een met zand gevulde bloempot als te Elburg en Nijmegen. Te begrijpen is, dat de kinderen eerst de lekkernijen van de „stok" opsmulden; het „brood" bleef het langst over. Soms werd dit niet ge geten terstond daarna, maar 's avonds werd er „zwanenpap" van gekookt. In de „vlechtkoek" van de Palm- paasstok ontwaart men wel een kruis. Hierboven zeiden we reeds dat dit gebak herinnert aan het „kaars- licht-vruchtbaarheidsoffer" der Ger manen en nu willen sommigen in het „brood-kruis" een symbool zien van de kerstening van dit heidens gebruik. Het ingewikkeld bakproduct werd met de hand gemodelleerd. In de 18 e eeuw werden Palmpasen wel langs de deur verkocht, doch 'toen een koopvrouw het gewaagdhad oranjepapier te gebruiken als versie ring der „stokken", werd ze ter ver antwoording geroepen. Te Leeuwarden had de Palmpaas- optocht al plaats op Donderdag vóór Palmzondag. Vandaar dat de jeugd zong: „Palm, Palm, Donderdag, Doe de boer in 't vooronder lag. Palm, Palm, Vrijdag Doe de boer in de brei lag. Palm, Palm, Zaterdag, Doe de boer in 't water lag, Ik d'r bij en jou d'r bij Is dat geen mooie skilderij?" EIERRATELEN. Op vele plaatsen in Noord-Brabant kwam nog lang de gewoonte voor van het eierratelen, een werkje, dat heel vroeg in de ochtend moest ge beuren door de meer grotere jongens en meisjes, terwijl de kleinere in school bleven. Voor deze „collecte" hebben ze zich vreemd toegetakeld, tenminste wat hun hoofddeksel betreft; dat is n.l. met linten, bloemen en gekleurde papiersnippers kwistig versierd. Na de tractatie op school trekt de onderwijzer met de jongelui door het Bij ons binnentreden in de Geref. Kerk, waar deze plechtigheid plaats vond, viel al terstond te constate ren, dat hier iemand afscheid ging nemen, die bij de ouders en de be woners van Dussen en bij zijn col lega's in verre omgeving, een ge achte en geziene persoonlijkheid is, want het kerkgebouw was tot in al le hoeken bezet. Mochten wij hieraan nog een ogen blik hebben getwijfeld, dan zouden de woorden die werden gesproken in de loop van de avond, deze twij fel wel hebben weggenomen. Naast het schoolbestuur, de le- dorp, verdeeld in twee groepen, elk voorafgegaan door een der sterkste knapen, die de eierkorf draagt, ter wijl de andere het geld zal ontvangen. De orde in de troep wordt gehand haafd door een jongen, die voor dit doel bewapend is met een knuppel. Oorverdovend is het geratel der kin deren en het geluid er van is reeds van verre te horen. Al zingend naderen de jongelui en het deuntje verschilt op de ene plaats, Uden en Son b.v. weer, al zijn enkele versregels niet zo heel verschillend: Te Uden hoort men: „Vrouwke, vrouwke doe oe best Hoal de eikes uit het nest. Van die witte hennen: God zal ze kennen. Een ei is geen ei Drie ei is een Paasei." en te Son „Eier, eier van de witte hennen Zijn ze wit of zijn ze zwart? We zullen ze leren kennen. Een ei is nie; Twee eier is wa. Drie is een hous, Vier is een krous, Dank oe voor oe paashous." Terwijl het geld verdeeld wordt, dragen ze de opgehaalde eieren aan de onderwijzer af. Te Uden kreeg de meester van geld en eieren de helft, al mochten de kinderen dan ook ieder een paar eieren voor zich zelf bakken onder weg op een of andere boerderij. den van het afscheidscomité, bevon den zich onder de aanwezigen Burge meester A. J. Oderkerk van Dussen, de Inspecteur voor het L. O. Brands- ma uit Nijmegen, de heren Bronk- horst en L. J. Vogelaar uit Andel, tal van hoofden der scholen uit de omgeving en meer anderen. De heer Raams, Voorzitter van het schoolbestuur opende de bijeenkomst met het laten zingen van Psalm 68 vers io, ging daarna voor in gebed en las vervolgens Psalm 16. Hierna richtte hij een woord van welkom tot de aanwezigen, vertolkte de vreugde van het schoolbestuur over de aan wezigheid van Burgemeester Oder kerk, en de heer Inspecteur voor het L. O. die er een verre reis voor heeft moeten maken. Verder tot de vele collega's van de heer v. Hoven en ten slotte tot de heer v. Soelen, sprak de hoop uit, dat deze avond zal mogen bijdragen tot heil der school en gaf vervolgens het woord aan de heer v. Hoven. Deze richtte zich in de eerste plaats tot de Burgemeester, de heer Inspec teur, schoolbestuur, leerlingen en oud leerlingen, het comité van actie, en noemde het geen gemakkelijke taak hier te staan, omdat hij van zijn 25- jarige loopbaan bij het onderwijs, 19 jaar in deze plaats het onderwijs heeft gediend, met een 6-jarige onderbre king in Oud-Beijerland. Spr. is dank baar voor deze onderbreking omdat deze veel tot zijn vorming heeft bij gedragen. Het valt niet mee om de banden met Dussen te verbreken. Hij brengt dank aan de Burgemeester, de Inspecteur en het Schoolbestuur, voor het hem geschonken vertrouwen en de verleende medewerking. Hij begon de school met 59 leerlingen, nu hij ze gaat verlaten is dit getal, zonder de 8e klas gestegen tot 96. Spr. had bij de aanvang van zijn functie als ideaal gesteld om de school te Dussen te maken gelijk aan die van Oud-Beijerland. Hij meent dit ideaal te hebben mogen berei ken. Ondanks zijn arbeid aan de school had 'hij nog kans gezien 2 ak ten te behalen n.l. de Lagere Land bouw- en de Tuinbouwakte. Ook in verschillende verenigingen in het bij zonder in die van de Boeren- enTuin- dersbond heeft hij zijn medewerking verleend, doch bij al die arbeid heeft hij de school steeds als nummer één gezien, hoewel dit vaak moeilijk was, omdat zijn hart naar het landbouw onderwijs trok. Omdat spr. in de overtuiging leeft, dat hij verantwoor ding verschuldigd is tegenover God, .heeft hij de school steeds als no. 1 gesteld. Zeker waren er ook doornen en was er wel eens tegenslag, met - het oog daarop had spr. gedacht stil uit Dussen te vertrekken, doch hij voelt, vooral op dit ogenblik, dat hij zich dan ondankbaar zou hebben ge toond. Spr. is overtuigd dat er veel aan zijn 'arbeid heeft gemankeerd, dat er veel was, dat beter had ge kund. Hij 'heeft dan ook geen batig, doch een nadelig saldo. Spr. is ver blijd, dat hij zo velen hier mag zien. Hij heeft steeds zijn onderwijs ge geven, zonder een beginsel op de voorgrond te plaatsen, vooral het on derwijs in de bijbelse geschiedenis had zijn bijzondere voorliefde. Hij heeft hier veel vreugde mogen genieten, doch ook 'tleed werd hem niet bespaard en hoopt dat zijn ar beid in Dussen tot zegen zal mogen zijn. Hij dankt Burgemeester Oder kerk, omdat deze de school in „den Hoek" steeds een goed hart toedroeg met nóg meer amandelen dan vroeger PUDDING 1 iedereen tevrêe- van de Heer B. VAN HOVEN, als Hoofd der Chr. Nat. School te Dussen, en van de heer W. VAN SOELEN, als zodanig. Ons Feuilleton door W. Kerremans 37) „Hoor eens hier inspecteur. Het doet er nu dunkt me heel weinig toe wat ik al of niet vreemd vind. Wat gebeuren moet is dat U een dokter belt en dat u meegaat naar het huis van Uilenburgh. Daarna kan u alles bezien wat vreemd of niet vreemd is.. „U verwisselt onze functies meneer Roelants. Ik ben het die moet zeg gen wat er gedaan moet worden." „Heel goed. Overleg u dat dan maar. Ik groet u." „Neen, neen, u blijft hier. Roelants die al was opgestaan, bleef stom verbaasd staan. „Wat zegt u nu voor dwaasheid. Wilt u mij hier houden?" „Niet in arrest, maar u blijft hier tot ik met u meega." „Uitstekend, de auto wacht en als u zover bent waarschuw me dan." De inspecteur, wiens eerste grote zaak dit was, had, toen Roelants hem vertelde wat er was geschied, zich voorgenomen een goede beurt te ma ken met dit geval van doodslag, dat misschien wel tot moord kon worden herleid. Die meneer Roelants was natuurlijk de minnaar van de moor denares en de man moest uit de weg worden geruimd. Met wat advocaten slimmigheden zouden ze dat zo doen, dat het moest lijken op wettige zelf verdediging, maar daar zou hij niet inlopen. Hij had nu allebei al door. Overdreven bedaard, alsof zulke gevallen van doodslag dagelijks werk voor hem waren, belde hij een dok ter op, greep daarna zijn sabel en wees Roelants de deur. h Alsjeblieft." Roelants wilde wat zeggen over de ze nieuwe onhebbelijkheid, maar hij haalde alleen maar even zijn schou ders op en ging in de auto zitten. Behalve de inspecteur gingen nog twee agenten mee. „Mot ik nog blijven wachten me neer", vroeg de chauffeur toen zij uitstapten. „Ja, wacht maar op me om me naar huis te brengen." „Dan zou het wel eens kunnen zijn dat je lang zou moeten wachten'", liet de inspecteur sarcastisch horen. „Let niet, op die man", zei Roe lants een beetje vaderlijk. Hij had de fout begaan nu de in specteur scherp tegen zich te maken en betreurde het dat hij zich niet beter onder controle had gehouden, omdat de politieman hem en vooral Yonca kwaad kon doen in zijn rap porten en inlichtingen. Nadat zij door Jo waren binnenge laten gaf de inspecteur dadelijk zijn orders. „Willems, jij blijft bij mevrouw en zorgt dat zij met niemand in contact komt. Van Buren, jij gaat met mij mee naar de kamer van het misdrijf en let scherp op deze meneer." Met hun drieën betraden zij de slaapkamer. De inspecteur boog zich over de dode en stelde vast: „Dood. Daaraan is geen twijfel. Zware slag op de schedel, toege bracht met grote kracht. Zeker niet door een vrouw.',' „Sherlock Holmes himself", kon Roelants zich niet weerhouden te zeg gen, maar de inspecteur lette niet op deze spot en zette het onderzoek voort. Het stuk van de leuning dat nog naast de verslagene lag nam hij met zijn zakdoek op, legde het op de toillettafel en zei tot de agent dat hij er ook moest op letten dat niemand het aanraakte. Kort daarop verscheen de dokter, die na een vluchtig onderzoek de dood vaststelde. „Tengevolge van deze slag op het hoofd?" vroeg de inspecteur op een toon, die geen tegenspraak duldde. De arts keek hem aan of hij de man nu voor het eerst opmerkte en zei: „Als u eens wat meer van zulke ge vallen zult hebben meegemaakt, zult u weten dat een dokter, om iets te weten, het eerst moet onderzoeken. Het is mogelijk dat blijken zal dat de slag op het hoofd de dood 'heeft veroorzaakt, maar evengoed kan dat niet het geval zijn..." Grimmig wendde de politieman zich om en gaf orders het lijk te doen vervoeren. Eensklaps bleef hij ach ter Roelants staan en trok iets uit diens jaszak. Roelants greep ernaar toen hij dat gevoelde, maar 'twas te laat. De inspecteur had een hand schoen in zijn hand die net een klein stukje uit de zak van Roelants had gestoken en riep op glorieuze toon: „Ei, ei, wat is dat?" „Dat is een handschoen lijkt mij", antwoordde Roelants zo kalm moge lijk, hoewel hij verschrikt was door deze ontdekking van de inspecteur. „Ja, ja, een handschoen, maar een dameshandschoen. Hoe komt u daar aan, van wie is deze en waar is de tweede „Slecht systeem van vragen", her nam Roelants, „drie vragen tegelijk, maar ik zal u toch antwoorden. Hoe de handschoen in mijn zak komt, weet Ik niet, hij is waarschijnlijk van mevrouw Uilenburgh en waar de andere is weet ik ook niet." „U weet weinig." „Ja en op dat punt komen wij aar dig bij elkaar, vindt u niet?" „Ik krijg u nog wel. Van Buren bewaak deze man." „De meneer is een man geworden", merkte Roelants op terwijl de inspec teur de kamer verliet. Hij begaf zich naar Jo, hield haar de handschoen voor en vroeg op bar sen toon: „Is deze handschoen van u?" Zij stak de hand er naar uit en ant woordde „Ja, dat is mijn handschoen." „Weet u waar die vandaan komt?" „Neen, dat weet ik niet", zei zij vermoeid en lusteloos. „Uit de zak van die meneer Roe lants." Zij ontstelde even, maar bedwong zich snel doch niet zo vlug of de in specteur had het opgemerkt. „Hé, waarom schrikt u daarvan zo?" „Meneer", zei Jo wrevelig, „ik ver zoek mij nu niet met allerlei futilitei ten lastig te vallen. Als u mij wilt verhoren doe het dan maar, vraag me niet waar ik mijn handschoen heb gelegd". De inspecteur knikte met een don ker gelaat en sprak „Zo, zo, tapt u nu uit dat vaatje? Maar dat gaat niet op. Ik wil weten hoe uw handschoen in de zak van meneer Roelants is. gekomen en waar de andere is." (Wordt vervolgd). behorende bij het BALSEM Rheumatiek, spit?, spier pijn Weldadige ver zachting der pi j nen door inwrijving met Dampo.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1950 | | pagina 9